Twintig jaar onderzoek naar Turkse Nederlanders, integratie en De Lange Arm

In achtergronden door Ewoud Butter op 19-07-2017 | 08:18

Vorige week stuurde minister Asscher het rapport Wat zijn dat nou voor clubs? van bureau Radar Advies naar de Tweede Kamer. Het rapport is het verslag van een onderzoek naar Turks Nederlandse religieuze organisaties. De onderzoekers gaan in op de vraag in hoeverre deze organisaties nou de integratie in Nederland bevorderen en in welke mate ze worden aangestuurd vanuit Ankara. Is er sprake van een Lange Arm?

Het onderzoek van Radar Advies is niet het eerste onderzoek waarin deze vragen aan de orde komen. Al vanaf de jaren '70 wordt namelijk onderzoek naar deze vraagstukken gedaan. In dit artikel een overzicht van onderzoeken van de afgelopen 20 jaar.

Zorgen over spanningen tussen Turkse Nederlanders waren er al langer. Vanaf de jaren '70 organiseerden Turkse Nederlanders die naar Nederland als gastarbeider waren gekomen zich in verschillende religieuze, politieke of etnische verbanden die vaak een duidelijke link met het land van herkomst hadden. Spanningen in Turkije hadden hierdoor hun weerslag op de verhoudingen in Nederland. Daarnaast kwamen er in de jaren '70 en zeker na de staatsgreep in 1980 politieke vluchtelingen uit Turkije naar Nederland.
Ook waren er zorgen over de positie van minderheden als de Armenen en de alevieten in Nederland. Bijvoorbeeld na het in de fik steken van een hotel in Sivas door een opgehitste meute waarbij 37 alevieten om het leven kwamen. Ten slotte was er aandacht voor terroristische groeperingen als (het extreemlinkse) Dev Sol ( DHKP-C),  de (Koerdische) PKK en de (extreemrechtse) Grijze Wolven die zich niet alleen bezighielden met gewelddadige activiteiten, maar ook verdacht werden van banden met de Turkse drugsmaffia. 

Onderzoeken naar Turks Nederlandse groeperingen werden echter vooral vanaf de tweede helft van de jaren 90 uitgevoerd. Om het nog enigszins overzichteijk te houden, zou je hierbij een (arbitrair) onderscheid kunnen maken tussen drie verschillende soorten redenen om een onderzoek te starten:

  1. Onderzoek naar aanleiding van spanningen tussen Turkse en Koerdische Nederlanders.
  2. Onderzoek naar specifieke Turkse groeperingen (Grijze Wolven, Milli Görüs en de Hiizmetbeweging (Fethullah Gülenaanhanger)
  3. Onderzoek naar de integratie van Turkse Nederlanders en de rol van Turkse organisaties en de Turkse overheid

1. Spanningen tussen Turkse en Koerdische Nederlanders

"Het lijkt erop dat we de Turkse problemen in Nederland importeren" verzuchtte minister Dijkstal begin deze week, na een weekend dat werd beheerst door de strijd tussen Koerden en Turken. Dat er spanningen zijn, is niet nieuw. Dat er vanuit Turkije wordt geprobeerd greep te krijgen op de Turkse gemeenschap in Nederland, weet de Binnenlandse Veiligheidsdienst al lang. Maar de snelle ontwikkelingen in de afgelopen weken maakt duidelijk dat Nederland geen greep heeft op wat er gebeurt, en evenmin een antwoord weet. (..)

Dit citaat komt uit een achtergrondartikel van journaliste Hetty van Rooij in het Eindhovens Dagblad van 10 april 1997.

De spanningen binnen de Turks-Koerdische Nederlandse gemeenschap waren in die jaren weer eens hoog opgelopen. Er hadden diverse gebeurtenissen in Turkije en Nederland plaats gevonden die hun weerslag hadden op Turkse en Koerdische Nederlanders,  zoals de oprichting van een Koerdisch parlement in ballingschap door de PKK in 1995 in Den Haag en de daaropvolgende protestbijeenkomst waaraan 25.000 Europese Turken deelnamen. Er waren in het voorjaar  van 1997 onder andere knokpartijen in Arnhem, brandbommen in Den Haag en een vechtpartij tijdens een popconcert in Schiedam waarbij vijf gewonden vielen. Meestal ging het om botsingen tussen Turkse en Koerdische Nederlanders.

Minister Dijkstal (VVD) liet de Tweede Kamer in april '97 weten dat hij de Binnenlandse Veiligheidsdienst onderzoek zou laten doen naar extremisme binnen de Turkse en Koerdische gemeenschappen.

De BVD en haar opvolger AIVD bleven in de jaren daarna vooral de PKK volgen. In het jaarverslag over 1998, het jaar waarin PKK-leider Öcalan werd gearresteerd, schreef de BVD:

Tegenover de emotionele betrokkenheid van de PKK-aanhang in West- Europa bij het lot van hun politieke leider staat het triomfalisme waar- mee in Turkije het succes van de arrestatie van Öcalan en zijn berechting werden geëtaleerd. Voor de toekomst brengt dit het risico met zich mee van incidenten of confrontaties tussen Turken en Koerden. Daarbij moet rekening gehouden worden met de snelheid waarmee deze kunnen opkomen. Immers, de PKK beschikt over het vermogen om aanhang snel en massaal te mobiliseren, terwijl het netwerk van pro-Turkse organisaties in korte tijd in stelling gebracht kan worden ter verdediging van Turkse staatsbelangen.

 

2. Onderzoek naar specifiek Turkse groeperingen

 

A. De Grijze Wolven

Later dat jaar publiceerden de journalisten Stella Braam en Mehmet Ulger hun boek Grijze Wolven, een zoektocht naar Turks extreemrechts waarin ze waarschuwden voor de greep van de nationalistische Milliyetçi Hareket Partisi (MHP) op Turken in Nederland. Daardoor kwam de integratie van Turken in gevaar, stelden zij.

Minister Dijkstal liet hierop weten dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) ging controleren of Turkse organisaties in Nederland de integratie van hun landgenoten belemmerden. De minister kondigde verder aan zelf contact op te nemen met de Turkse regering om ongewenste beinvloeding vanuit Turkije tegen te gaan. De Turkse regering bemoeilijkte volgens Dijkstal het Nederlandse integratiebeleid onder meer door de dienstplicht voor in Nederland geboren Turkse mannen en de overkomst van Turkse imams.

In 1998 schreef de BVD in het jaarverslag over 1997:  "De, weliswaar niet openlijk beleden, doelstelling van onder andere de nationalistische Grijze Wolven staat haaks op het integratiebeleid van de Nederlandse overheid." Een jaar later liet de BVD weten: "Evenmin constateerde de BVD in het afgelopen jaar een toegenomen invloed van de Turkse Federatie Nederland (TFN, bekend onder de naam ‘Grijze Wolven’) binnen de Turkse gemeenschap in Nederland."

In de jaren daarna verdampte de aandacht voor de Grijze Wolven. Verdwenen zijn ze overigens niet.

B. Milli Görüs

Eind jaren '90 ontstond er ook aandacht voor de Turkse islamistische Mili Görüs beweging die in juni 1998 een manifestatie in de Amsterdam Arena organiseerde waar veertigduizend aanwezigen luisterden naar de Turkse leider en oprichter van de beweging,  Necmettin Erbakan.

De BVD vermeldde deze bijeenkomst in haar jaarrapport over 1998, maar sprak ook de verwachting uit dat er op korte termijn  geen radicalisering van de Milli Görüs-beweging te verwachten zou zijn, "hoewel een klein aantal leden van de organisatie zich sterk kant tegen integratie". De BVD kondigde aan de organisatie in de gaten te zullen houden.

Drie jaar later, in het jaarverslag over 2001, het jaar van de aanslagen op New York,  oordeelde de BVD positief over de beweging: "Met name de politiek-islamitische Milli Gorüs  heeft snel en adequaat publiekelijk de aanslagen veroordeeld. Daarmee heeft zij een bijdrage geleverd aan het in goede banen leiden van de emoties en onrust die in de eerste weken na 11 september ook binnen de Turkse en Koerdische gemeenschap waren ontstaan."

Toch werd er in 2006 op verzoek van de Tweede Kamer door het IMES (Universiteit van Amsterdam) onderzoek naar Milli Görüs gedaan.  De uit Milli Görüs voortgekomen AKP was onder leiding van Erdogan inmiddels in Turkije aan de macht gekomen. Aanleiding voor het onderzoek in 2006 was een bestuurswisseling bij Millî Görüş Noord-Nederland (MGNN) waar de progressieve leiding, die onder andere het initiatief had genomen voor het Westermoskeeproject, vervangen zou zijn op aandringen van de uiterst conservatieve moederorganisatie in Duitsland. Het IMES concludeerde na onderzoek echter:

"In dit onderzoek is geen bewijs gevonden voor de aanname dat onder invloed van de moederorganisatie in Duitsland zich in de Noord-Nederlandse federatie van Millî Görüş een omslag in het denken en handelen heeft voorgedaan, of dreigt voor te gaan doen, welke kan leiden tot activiteiten en doelstellingen die niet zijn te verenigen met de principes van onze democratische rechtsstaat. Er zijn ook geen bewijzen gevonden voor de aanname dat de Nederlandse bestuurswisselingen in 2006 het gevolg waren van ingrijpen van [het in Duitsland gevestigde] IGMG met als doel zijn invloed te doen gelden op de koers van MGNN en het reilen en zeilen van de te bouwen Westermoskee, ‘tot herstel van de harde fundamentalistische lijn’.

C. Gülenbeweging

In juli 2008 werd de Hizmetbeweging, ook wel bekend als de beweging van Fethullah Gülen onderwerp van debat. Dit gebeurde na eeen uitzending van het actualiteitenprogramma Nova, waarin werd beweerd dat de beweging een dubbele agenda zou hebben. Hierbij werd onder andere verwezen naar verklaringen van drie ex-leden. Fethullah Gülen zou niet alleen streven naar dialoog, maar ook naar islamisering van de samenleving. De organisatie zou Turkse Nederlanders ook intimideren en voor segregatie zorgen.

Op last van de Tweede Kamer gaf toenmalig minister Ella Vogelaar de AIVD opdracht een onderzoek uit te voeren. Daaruit bleek dat ‘de AIVD geen concrete aanwijzingen [heeft] dat de Gülen-beweging niet integratief zou zijn of betrokken zou zijn bij steun aan terrorisme of religieuze radicalisering’.

In januari 2009 werd in Rotterdam een notitie van raadslid Fähmel (Leefbaar Rotterdam) behandeld, waarin zij verklaarde dat de Gülenbeweging wel gevaarlijk zou zijn. De Rotterdamse raad concludeerde vervolgens echter dat er geen reden was de samenwerking met organisaties die aan Gülen gelieerd zouden zijn te verbreken.

Daarop vroeg de Tweede Kamer minister Eberhard van der Laan, die Ella Vogelaar inmiddels had opgevolgd, om een onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd door Turkije-kenner Martin van Bruinessen. Deze concludeerde dat de volgelingen van de Gülenbeweging meer openheid van zaken zouden moeten geven.

Het waren de jaren dat Erdogan en Gülen in Turkije nog samenwerkten. In een artikel dat ook op Republiek Allochtonië verscheen, schreef Van Bruinessen onder andere: "De beweging ziet zich als een niet-politieke beweging maar is in Turkije een politieke factor van toenemende betekenis. (..) Tegenstanders verdenken de beweging ervan achter een seculiere façade een dubbele agenda te verbergen die er wel degelijk op gericht is, uiteindelijk aan de maatschappij de sjariah, de islamitische plichtenleer, op te leggen. Het bestaan van een dergelijke agenda is nooit aangetoond, maar dat neemt de achterdocht bij tegenstanders, met name de alevitische minderheid, niet weg." (..) "Van de trouwe aanhang verlangt de beweging gehoorzaamheid aan haar morele normen en deelname aan de devotionele activiteiten, maar ze doet geen pogingen die normen en devoties aan anderen op te leggen, ondanks een zekere bekeringsijver. In publieke activiteiten werken prominente leden van de beweging met opvallend gemak samen met mensen van zeer uiteenlopende achtergronden, waaronder ongelovigen."

Nieuw onderzoek

Een paar jaar later werd opnieuw om een onderzoek gevraagd na een reportage van EenVandaag waarin de meer dan 100 studiehuizen van de Gülenbeweging aan de orde kwamen. Tijdens het debat in de Tweede Kamer deze maand wordt de Gülenbeweging opnieuw  een "club met twee gezichten" genoemd door Van Klaveren (Groep Bontes/Van Klaveren) en stelde Karabulut (SP)  dat de organisatie Turkse Nederlanders intimideert en zorgt voor segregatie. Volgens minister Asscher geven gemeenten echter geen signalen af dat de bevindingen uit de reportage kloppen.

De minister liet weten dat de Gülenbeweging zou worden meegenomen in een aangekondigd onderzoek naar de parallelle samenleving, dat gestart werd naar aanleiding van het rapport ‘Dichter bij elkaar?’ (2012) van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Hierover later (zie 3.c. en 3 e.) meer.

 

3. De integratie van Turkse Nederlanders, de rol van Turkse religieuze organisaties en de Lange Arm

Eens in de zoveel jaar laaide de discussie over de integratie van Turkse Nederlanders op. Vaak ging het daarbij ook over de rol van vooral de grote Turkse religieuze organisaties en de Lange Arm uit Ankara.

A. SCP waarschuwt voor integratie Turkse Nederlanders

Zo had  het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in opdracht van de WRR in 2001 een rapport uitgegeven waarin geconcludeerd werd dat Turkse Nederlanders - veel meer dan Marokkanen, Surinamers en Antillianen - een gesloten groep vormen. Ze zouden volgens het SCP meer geneigd zijn hun eigen taal te blijven spreken en vooral om te gaan met landgenoten. Ook concludeerde het SCP dat Turkse Nederlanders traditionelere opvattingen hebben. Terwijl Marokkaanse jongeren het veel beter deden dan hun ouders, was er tussen Turkse ouders en hun kinderen veel minder verschil. Onderzoeker Dagevos constateerde dat Turken vaker teruggrijpen op hun eigen netwerken. “Deze bieden tijdelijk werk, maar maken een succesvolle carrière een stuk lastiger.”

Belangenbehartigers reageerden een dag na het verschijnen van het rapport verbolgen in de Volkskrant. Haci Karacaer, destijds bekend voorman van Milli Görüs wond er weinig doekjes om: 'Gelul', was zijn commentaar. 'Wat is erop tegen dat Turken hun eigen taal spreken en bij hun eigen mensen werken? En: 'Ja, de sociale controle bij Turken is groter. Is dat erg? Waarom denk je dat Turkse kinderen niet met stenen gooien?'

Ook Ilhan Akel van het Nederlands Centrum Buitenlanders hekelde de onderzoekers en roemde het ondernemerschap van de Turken en de neiging om problemen intern op te lossen. Gevraagd naar de verschillen tussen Turkse en Marokkaanse jongeren, antwoordde hij: 'Als een Marokkaanse jongen bij een disco wordt geweigerd, maakt hij een scène. Een Turk niet. Die zet zijn eigen disco op.'

Hoewel Karacaer en Akel de conclusie van het SCP dat Turken slecht integreren wegwuifden, bevestigden ze die conclusie tegelijkertijd juist met voorbeelden die evengoed kunnen worden gezien als symptomen van segregatie. Ook pasten hun reacties in het beeld van een trotse gemeenschap die problemen zelf oplost….als Turkse Nederlanders. Zo roemde Akel de discussies in de Turkse gemeenschap over eerwraak en man-vrouw-relaties en verklaarde hij: “[Turken] zijn tot de conclusie gekomen dat zij daar als Turken tegen moeten optreden.”

B. Het manifest van Turkse professionals

Tien jaar later, in 2011, ontstond er een vergelijkbare discussie nadat een groep van Turks-Nederlandse professionals in een manifest alarm sloegen. Dit manifest werd gelijktijdig in de Volkskrant en op Republiek Allochtonië gepubliceerd.

De professionals maakten zich zorgen over de toekomst van Turks-Nederlandse jongeren. De binding van de jongeren met de Nederlandse samenleving zou in rap tempo verminderen, waardoor het gevaar ontstond dat deze jongeren in een maatschappelijk isolement terecht zouden kunnen komen. Verder maakten zij zich ook zorgen over de gebrekkige vertegenwoordiging van Turkse Nederlanders in bestuur, politiek en media, over de onderwijsachterstand van Turkse jongeren, over discriminatie van deze groep op de arbeidsmarkt,  over huiselijk geweld, de verzwakking van het sociale vangnet in de Turkse gemeenschap door het verdwijnen van migrantenorganisaties, over criminaliteit en over radicalisering.  Ook vroegen de professionals, zelf voornamelijk seculier en links, aandacht voor de toenemende invloed vanuit Turkije via de moskeeën. Ze schreven: 

“De Turkse overheid en Turkse religieuze organisaties houden via de moskeeën grip op het leven van Turken in Nederland. Ook religieuze en politieke tegenstellingen in Turkije blijven daardoor in Nederland actueel. Op de jongeren wordt een beroep gedaan op hun loyaliteit aan de ‘gemeenschap’ waardoor de onderlinge afhankelijkheid toeneemt en er minder ruimte is voor individuele keuzes en ontplooiing.”

Het manifest kreeg net als eerder het SCP-rapport heel veel kritiek. Er werd vanuit de Turkse gemeenschap, bijvoorbeeld door Turkse politici, benadrukt dat de Turken prima hun eigen boontjes konden doppen en er werd geageerd tegen het slachtofferschap in het manifest. Zo schreven de jonge VVD'ers Oktay Arda en Dilan Yesilgoz in Trouw

“Jong of oud, wij weigeren in een slachtofferrol gestopt te worden om er vervolgens weer uit gered te worden. (..) Een negatief beeld in stand houden is, zowel voor een aantal politieke partijen als voor delen van de gemeenschappen zelf, een welbewust gekozen strategie. Zonder slachtoffers valt er immers niemand te redden of geld te innen."

Toch was er ook bijval, onder andere van het SCP. Het was opnieuw Jaco Dagevos die tijdens een bijeenkomst wees op de stagnerende schoolloopbaan van Turkse jongeren en in dat verband hamerde op het feit dat er in veel Turkse huishoudens alleen Turks wordt gesproken. Daardoor stromen veel leerlingen het basisonderwijs in zonder kennis van het Nederlands. Het is een achterstand die ze niet of moeilijk inhalen. Dagevos wees ook opnieuw op de gerichtheid op de eigen groep.

Op Republiek Allochtonië verscheen destijds een inmiddels wat gedateerde factsheet.

Discussies in de Tweede Kamer leidden uiteindelijk tot een uitgebreide onderzoeksopdracht aan het WODC. Hierover later meer (zie C.).

C. SCP: Dichter bij elkaar

In 2012 werd in het rapport ‘Dichter bij elkaar?’ van  het SCP wederom geconcludeerd dat de Turkse gemeenschap in vergelijking met andere minderheidsgroepen meer in zichzelf is gekeerd. Politici spraken naar aanleiding van het rapport over ‘parallelle samenlevingen’. (Zie ook dit artikel en dit artikel).

De discussie spitste zich al snel toe op vier Turkse religieuze organisaties en stromingen. In een Kamerbrief van 28 mei 2013 onderbouwde minister Asscher deze keuze aldus:

Tegelijkertijd bestaan er maatschappelijk vragen over enkele omvangrijke stromingen en organisaties met een Turkse achtergrond en hun invloed op het integratieproces van de Turks Nederlandse gemeenschap. Specifiek gaat het hier om Milli Gorüs, Suleymanci en Diyanet/Islamitische Stichting Nederland (ISN). De Gülenstroming is in deze context eveneens relevant.(..) Gezien de mate van afzijdigheid, de rol van organisaties binnen de Turks Nederlandse gemeenschap, de beïnvloeding uit het buitenland en de onduidelijkheid wat betreft de invloed van diverse stromingen en organisaties op de integratie van Turkse Nederlanders richt het onderzoek zich op Turkse religieuze stromingen en organisaties. Bij andere migrantengroepen is deze combinatie van factoren niet, of in mindere mate, aanwezig.

De Turkse Islamitische Stromingen en Organisaties werden al snel tot TRSO’s afgekortAlle andere - al dan niet religieus georiënteerde - georganiseerde verbanden van Turken in Nederland,  zoals bijvoorbeeld de Grijze Wolven, werden buiten het spectrum van dit onderzoek gehouden.
 

D. WODC-rapport: maatschappelijke positie van Turkse Nederlanders en risico's op radicalisering

Het manifest van de Turkse professionals (zie 3.B.) leidde in de zomer van 2014 tot een publicatie van het onderzoek Maatschappelijke positie van Turkse Nederlanders: ontwikkelingen en risico’s op criminaliteit en radicalisering. De conclusies van dit onderzoek waren positief.

Op de site voor sociale vraagstukken concludeerden de onderzoekers in een artikel: “De geleidelijke inhaalslag waar Turkse Nederlanders ontegenzeggelijk mee bezig zijn, maakt dat het beeld van een zorgwekkende toestand in hun maatschappelijke positie zoals in uiteenlopende media wordt geschetst, op basis van ons onderzoek niet kan worden bevestigd.”

Over het in het manifest van de Turkse professionals veronderstelde gevaar op radicalisering werd geconcludeerd dat er zeker jongeren zijn die wél affiniteit met radicale bewegingen hebben, maar dat verregaande vormen van radicalisering meestal uitblijven. Volgens de onderzoekers zou het extremistisch gedachtegoed onder Turkse Nederlanders nauwelijks weerklank vinden. Nederland biedt voor Turkse jongeren ruimte een ‘goed’ moslim te zijn zonder hierbij te radicaliseren.

Ze verklaarden dit uit de sterke traditie van de Turkse seculiere islam, de hoge organisatiegraad van deze Turkse islam en het Nederlandse politieke stelsel dat Turks-Nederlandse jongeren voldoende ruimte biedt om hun ideeën te realiseren. Daarnaast stelden de onderzoekers van het WODC dat het vertrouwen dat Turks-Nederlandse jongeren hebben in opwaartse sociale mobiliteit, criminaliteit en radicalisering tegengaat. Deze opwaartse mobiliteit zou ook duidelijk worden uit het Europese TIES-project, waarin onderzoek wordt gedaan naar de tweede generatie.

De gerichtheid op de eigen gemeenschap en de hechtheid van Turks-Nederlandse gemeenschappen werd door de WODC-onderzoekers niet als een probleem gezien: dit draagt volgens hen juist bij aan een positievere zelfidentiteit en een vermindering van gevoelens van uitsluiting en discriminatie.

In het WODC-rapport werd nauwelijks aandacht besteed aan de oriëntatie op de Turkse media en de intensieve politieke, culturele en religieuze bemoeienis vanuit Turkije met de Turkse Nederlanders hier. Dat was opmerkelijk, omdat de regerende AK-partij van Erdogan  met een nieuw diasporabeleid de bemoeienis met Turkse migranten had geintensiveerd via onder andere een speciaal departement voor Turken in het buitenland (YTB). Zie hiervoor ook dit artikel van Froukje Santing

E. Sunier en Landman Turkse Islamitische Stromingen en Organisaties (TRSO’s)

In dezelfde zomer stuurde Asscher uitgebreide (literatuur)onderzoek naar de TRSO's van Thijl Sunier (VU) en Nico Landman (UU) naar de Tweede Kamer. Wat de invloed van de TRSO’s op de integratie van Turken in Nederland precies is, werd door de onderzoekers niet eenduidig beantwoord. In het rapport hanteerden Sunier en Landman het uitgangspunt dat integratie van twee kanten moet komen. Ze gaven aan dat de TRSO’s de sociaaleconomische en maatschappelijke participatie van Turkse Nederlanders door hun activiteiten positief lijken te beïnvloeden, ook al is daarbij de ‘bonding’ (nog) sterker aanwezig dan de ‘bridging’.

Sunier en Landman concludeerden  dat TRSO’s een integraal onderdeel van de samenleving zijn en dus geen parallelle samenleving(en) vormen. Ze stelden daarnaast dat er zeker actieve bemoeienis met Nederlandse aangelegenheden vanuit Turkije is. Bij de Turkse organisatie Diyanet is dit direct aantoonbaar. Een groot deel van de imams wordt rechtstreeks uit Turkije geïmporteerd: 140 in Nederland werkzame imams staan zelfs op de loonlijst van de Turkse overheid. Bij de andere TRS0’s blijft die band volgens Sunier hoofdzakelijk beperkt tot contacten met geestverwanten. Luister hier,

Het onderzoek van Sunier en Landman bracht Asscher niet de resultaten die hij voor ogen had.  In een brief aan de Kamer schrijft de minister:

‘Onderzoekers lopen vast op het moment dat zij doorvragen naar de praktijk achter de formele doelstellingen. Daarmee wordt eens te meer bevestigd dat het gebrek aan transparantie van de TRSO’s een serieus probleem is. Ik vind dat onacceptabel.”

De minister stelde een aantal vervolgstappen voor, waaronder intensieve monitoring van de TRSO’s. Het doel is om te komen tot het vergroten van de oriëntatie op en binding met de Nederlandse samenleving.

De onderzoekers toonden zich niet blij met de reactie van Asscher op hun rapport. In een reactie aan Republiek Allochtonië verklaarde Thijl Sunier vooral moeite te hebben met het veronderstelde gebrek aan transparantie van de TRSO’s. Sunier: 

‘Het was iedereen, dus ook de minister, bekend dat het hier ging om literatuuronderzoek, niet om het bevragen van de organisaties. Er zijn wel gespekken gevoerd met vertegenwoordigers van de TRSO’s, maar wij zijn daarbij nergens op vastgelopen. Er wordt dus een gebrek aan transparantie gesuggereerd, dat wij niet hebben geconstateerd’.

De Tweede Kamer was niet tevreden en steunde in 2015 een motie van Karabulut en Potters om een vervolgonderzoek in te stellen naar de (buitenlandse) aansturing en financiële stromen en de rol die Turkse religieuze stromingen en organisaties (TRSO’s) spelen in het integratieproces. Dit onderzoek startte in 2016 en werd uitgevoerd door Radar Advies (zie 3,I.) . De TRSO's lieten direct al weten geen zin meer te hebben om aan het zoveelste onderzoek mee te werken.

In dezelfde maanden werd door Republiek Allochtonië de website polderislam.nl gelanceerd met daarop veel achtergrondinformatie over de wijze waarop moslims zich in Nederland in de loop der tijden hebben georganiseerd,



F, Peiling van Forum/Motivaction

De aandacht voor de uitgebreide onderzoeken van het WODC en het TRSO onderzoek van Sunier en Landman werd die maanden al snel overvleugeld door een peiling van Motivaction in opdracht van Forum. De resultaten werden  door minister Asscher naar buiten gebracht. Uit de peiling zou blijken dat een grote meerderheid (87%) van Turkse Nederlanders het goed zou vinden dat jihadistische groepen zorgen voor verandering in de Arabische regio, Verder zou 87% van de Turks-Nederlandse jongeren het goed vinden dat er onder Nederlandse moslims steun is voor IS, en 90% zou Syrië-gangers als helden zien.

Er was uit alle hoeken en gaten direct veel kritiek, ook van veel Turkse PvdA-leden, op de kwaliteit van de peiling en de timing van Asscher, die de resultaten van de peiling naar buiten bracht vlak voor de commissievergadering waarin het rapport over de TRSO's zou worden besproken. Het werd tevens de week dat twee partijgenoten van Asscher, Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk, die vonden dat Asscher’s optreden getuigde van ‘bevooroordeelheid’ tegenover de TRSO’,  uit de partij werden gezet en verder gingen als DENK.

G. Labyrinth en SCP-rapport Werelden van verschil

De peiling van Motivaction kreeg twee vervolgonderzoeken.

De peiling zelf werd  onderzocht door onderzoeksbureau Labyrinth dat in juni 2015 niet geheel onverwacht concludeerde dat er "een aantal serieuze tekortkomingen” zaten in “de opzet en uitvoering van het onderzoek door Motivaction”. De uitkomsten gaven daarom "geen representatief beeld van de opvattingen onder migrantenjongeren in Nederland”.

Het SCP deed het Motivaction onderzoek nog eens over  in het rapport Werelden van Verschil en kwam in december 2015 tot een totaal andere conclusie dan Motivaction in 2014: ongeveer 2% van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders heeft volgens het SCP veel begrip voor jongeren die voor IS gaan vechten. Onder autochtone jongeren is deze groep even groot: 2%. Uit het onderzoek bleek ook dat veel jongeren van Turkse en Marokkaanse komaf zich geen onderdeel voelen van de Nederlandse samenleving. Minister Asscher liet bij de presentatie weten het achteraf 'triest' te vinden dat de Motivaction-rapportage zo'n impact heeft gehad en te balen van de rol die hij hier zelf bij heeft gespeeld.

H. Turkse coup en hoorzitting

Na de mislukte Turkse coup van 15 juli 2016 waren er direct ook  spanningen tussen Turkse Nederlanders. SP-Tweede Kamerlid Sadet Karabulut liet in Nieuwsuur weten dat ze  de Kamer zou voorstellen een hoorzitting te houden met Turkse organisaties in Nederland. Daarin zou duidelijk moeten worden welke financiële banden die organisaties hebben met Turkije.

Karabulut wilde verder dat de Nederlandse regering zou stoppen met het samenwerken en ondersteunen van organisaties die financieel en organisatorisch worden gesteund door Turkije. Ze benadrukte dat iedereen in Nederland gelijke rechten heeft en dat het niet kan dat Turkse organisaties hier een verlengstuk zijn van de Turkse politiek en ook nog gesteund worden door de Nederlandse overheid. Van de organisatie Diyanet was volgens haar duidelijk dat die gefinancierd wordt vanuit Turkije.

Na een debat in de Tweede Kamer over de Turkse coup werd een motie van CDA en ChristenUnie met steun van VVD, PVV en SGP aangenomen waarin het het kabinet werd gevraagd een einde te maken aan het financieren van moskeeën door de Turkse regering. Deze Kamermeerderheid vond dat Diyanet een ongewenste invloed heeft in Nederland. Rutte liet in dat debat direct weten dat het niet eenvoudig is de financiering te verbieden in verband met de godsdienstvrijheid in Nederland.

Op 10 oktober 2016 vond de hoorzitting plaats. DutchTurks hield een live blog bij. De Volkskrant concludeerde: "De ene Turks-Nederlandse groep voelt zich slachtoffer van het Turkse AKP-regime, de ander van het meten met twee maten in Nederland. Allemaal zijn ze tegen segregatie en nemen ze volmondig afstand van geweld en intimidatie." Het AD schreef: "Alevieten, Koerden, Armeniërs en Gülensympathisanten hebben last van de 'lange arm', zeggen hun vertegenwoordigers". En NRC: "Rechtstreekse aansturing vanuit Turkije? Niemand die het wilde bevestigen. Wel uitten zich enkele gedupeerden die overtuigd waren van het bestaan van de lange arm. Maar harde bewijzen? De commissie kreeg ze niet boven tafel. Er zijn banden, maar dat is een gevolg van verbondenheid, was het veel gehoorde antwoord. En ja, de verbondenheid met Turkije, met Erdogan zelf, lijkt toe te nemen."

Naar aanleiding van de hoorzitting nam de Tweede Kamer in november 2016 een motie van VVD, SP en D66 aan om niet meer het gesprek aan te gaan met Turks-Nederlandse organisaties, omdat ze volgens deze partijen eerder de integratie van Nederlanders met een Turkse achtergrond tegenwerken dan dat ze die bevorderen. De partijen vonden verder dat de organisaties slechte gesprekspartners voor de overheid, omdat zij "georganiseerd zijn langs politieke en religieuze scheidslijnen in Turkije" en maar een klein deel van de Nederlanders met een Turkse achtergrond vertegenwoordigen.

I. Onderzoek Radar Advies

Begin deze maand, op 5 juli stuurde Asscher het rapport 'Wat zijn dat nou voor clubs'?, het onderzoek van Radar Advies, met een Kamerbrief naar de Tweede Kamer.

De TRSO's, vooral  ISN (Diyanet Nederland), SICN en Milli Görüş hadden aanvankelijk weinig trek mee te werken aan dit onderzoek, de zoveelste in een rij.  Ook tijdens het onderzoek hebben deze organisaties twee keer hun medewerking gestaakt. De eerste keer aan het eind van de zomer van 2016 omdat zij na de mislukte coup in Turkije en de introductie van RadarAdvies eerst overleg met het ministerie wilden. De tweede keer was toen de Tweede Kamer na de hoorzitting in oktober 2016 een motie aannam waarin de conclusie van het onderzoek al door de Tweede Kamer was getrokken (de TRSO's werken integratie tegen) en waarin werd opgeroepen tot het niet langer beschouwen van deze organisaties als structurele gesprekspartners in het integratiebeleid.

Radar Advies koos voor een onderzoeksopzet waarbij de organisaties werden betrokken. Tijdens het onderzoek zijn de achterban van de TRSO's, Turks Nederlandse jongeren en sleutelfiguren uit de gemeenschap aan het woord gelaten over hoe zij aankijken tegen de rol van de organisaties in het integratieproces. Ook ‘ongebonden’ Turkse Nederlanders werden bij het onderzoek betrokken.

Radar Advies concludeerde dat er geen aanwijzing is  dat de TRSO's de integratie zouden belemmeren of de participatie van hun achterban in de Nederlandse samenleving zouden frustreren. Op verzoek van de achterban, die vaker in Nederland geboren is en hier ook vaker haar toekomst ziet, houden de organisaties zich wel steeds meer bezig met activiteiten die zijn gericht op participatie in de Nederlandse samenleving.

Toch wil Radar Advies ook niet concluderen dat de organisaties de integratie bevorderen; de TRSO's zien voor zichzelf ook geen primaire rol op dit terrein.

De TRSO’s kunnen volgens Radar Advies ook niet als de vertegenwoordiger van de 400.000 Turkse Nederlanders worden beschouwd, omdat het merendeel van de Turkse Nederlanders niet verbonden is aan een van de organisaties of moskeeën die bij de organisaties horen.

De onderzoekers hebben geen aanwijzingen gevonden dat er aansturing vanuit Turkije of buitenlandse financiering van de vier organisaties plaatsvindt. Hierbij maakt de minister in zijn Kamerbrief de aantekening dat RadarAdvies geen forensisch onderzoeksbureau is en geen boekenonderzoek heeft gedaan. Toch hebben de onderzoekers de indruk dat de TRSO's openheid hebben geboden over hun financiële positie.

De TRSO's worden vooral gefinancierd door giften van de achterban of inkomsten uit verleende diensten. Dat geldt niet voor de salarissen van Turkse imams die preken in ISN/Diyanet moskeeën. Deze worden betaald door de Turkse overheid (Diyanet) waar zij in dienst zijn. Toch heeft de overgrote meerderheid van de bezoekers van ISN moskeeën die Radar Advies heeft gesproken, inclusief criticasters van de huidige Turkse regering, nooit meegemaakt dat Diyanet imams zich politiek uiten. Radar Advies acht het daarmee aannemelijk dat Diyanet imams in Nederland politiek neutraal zijn.

De Turkse overheid voert volgens RadarAdvies wel beleid gericht op de diaspora door Turkse emigranten in te zetten als ‘informele ambassadeurs’ onder andere via projectsubsidies aan Turks Nederlandse organisaties. De financiering loopt via het Turkse Departement voor Turken in het Buitenland (YTB). De TRSO’s ontvangen geen projectsubsidies van YTB.

Vervolg?

Inmiddels is al duidelijk dat er vanuit de Tweede Kamer gevraagd zal worden om een vervolgonderzoek. Jasper van Dijk (SP) liet in De Kanttekening. weten dat hij vindt dat het rapport zichzelf op meerdere punten tegenspreekt. ‘Als één van de conclusies is dat er geen financiering of sturing vanuit Turkije plaatsvindt, terwijl je leest dat Diyanet haar imams vanuit Turkije betaalt en ook de vrijdagpreken vanuit Turkije komen, klopt er iets niet, natuurlijk.’ Er is volgens Van Dijk dan ook een dieper onderzoek nodig. ‘Als een nieuw kabinet aanschuift is dat een mooie gelegenheid om een kersverse minister integratie een diepgaand onderzoek te laten doen om voor eens en altijd duidelijkheid te verkrijgen. Dit is al het derde onderzoek op rij dat niet echt de onderste steen boven krijgt. In zo’n nieuw onderzoek moeten de financiering en culturele beïnvloeding vanuit Turkije via de besproken organisaties en bewegingen en daarbuiten echt eens goed doorgrond worden.’

Wordt ongetwijfeld vervolgd....


Ewoud Butter is hoofdredacteur van Republiek Allochtonië. Hij werkt als zelfstandig onderzoeker en beleidsadviseur en is werkzaam op thema's als diversiteit, en processen van uitsluiting, radicalisering en polarisatie. Samen met Roemer van Oordt doet hij onderzoek naar de institutionalisering van de islam in Nederland. Meer van Ewoud op zijn website.

Bij dit artikel is gebruik gemaakt van enkele artikelen die eerder op Republiek Allochtonië zijn verschenen. Zie de links in het artikel, waaronder:

Zie verder het boek Zuilen in de Polder waarin uitgebreid wordt ingegaan op de (Turkse) institutionalisering van de islam in Nederland.

Correcties of aanvullingen? Mail ze naar info@republiekallochtonie.nl

Vond u dit artikel waardevol?

Als u dit artikel waardeert, dan kunt u dat laten blijken met een (kleine) donatie. Daarmee blijft het mogelijk dit werk onafhankelijk te blijven doen. 

Je kunt met iDeal doneren via deze link: https://bunq.me/republiekallochtonie

 


Meer over achtergrond, diyanet, ewoud butter, fetullah gülen, grijze wolven, hizmet, isn, milli görüs, sicn, turkije, turkse nederlanders.

Delen: