Vier klassieke drogargumenten over racisme en seksisme
In opinie door Justine van Beek op 01-07-2016 | 14:21
Zouhair Saddiki (filosoof en actief voor D66) en Ewout Klei (politiek historicus) schreven een artikel in de Volkskrant waarin ze stelden dat het stereotyperen van de witte man echte discussies over racisme, discriminatie en andere kleurrijke vraagstukken in de weg staat. Ten onrechte wordt hierdoor volgens hen namelijk de suggestie gewekt dat de witte man de oorzaak is van alle ellende op deze wereld.
Volgens Justine van de Beek hanteren Saddiki en Klei hierbij vier klassieke drogargumenten over racisme en seksisme. Hieronder haar reactie die eerder op stellingdames.nl verscheen.
Op 29 juni schreven Ewout Klei en Zouhair Sadikki in de Volkskrant een pleidooi: “Stop eens met blanke mannen te stereotyperen”. Met een lekker bekkende titel gaan de auteurs gierend door de bocht, en komen ze helaas niet verder dan vier klassieke drogargumenten over racisme en seksisme.
Micro versus macro
Het stuk begint met de eerste klassieker: de schuld van racisme en discriminatie wordt zogenaamd de schoenen ingeschoven van de witte man. Een standaard defensief mechanisme: het erkennen van maatschappelijk voordeel op basis van ‘ras’, seksuele voorkeur, klasse en geslacht typeren als ‘de schuld geven van’. Bekritisering van een macrostructuur, een systeem van generationele overdracht, een maatschappij waarin ontkenning van racisme en seksisme en het koloniaal verleden de standaard is, wordt door deze heren gereduceerd tot een individuele schuldbelasting.
Niets is echter minder waar. Vrijwel geen enkele activist stelt dat de witte man ergens individueel de schuld voor draagt. Wel profiteert de witte man van een systeem waarin een witte huidskleur en een mannelijk geslacht de voorkeur krijgt in vrijwel alle maatschappelijke sectoren. Werp een blik op enerzijds bijvoorbeeld de bestuursraden in grote bedrijven, hoogleraren in Nederland, de fractievoorzitters in de Tweede Kamer, het huidige kabinet en anderzijds de groep slachtoffers van seksueel geweld, de groep mensen die ‘etnisch worden geprofileerd’, gediscrimineerden op de arbeidsmarkt en concludeer dat de witte man minder institutionele barrières moet overkomen dan bijvoorbeeld een gekleurde vrouw.
Doe het eens even lief zeggen
Vervolgens de tweede klassieker: tone policing. Racisme en discriminatie behoeven een ‘constructieve oplossing’, schrijven Klei en Sadikki. Enige tijd geleden wees activiste Arzu Aslan mij terecht op dit fenomeen. Tone policing is het wijzen op de toon van een debat om het inhoudelijke aspect te omzeilen. Zo zouden antiracisme-activisten en feministen veel te ‘militant’ zijn, hetgeen tegenstanders vrijwaart om hun mening te negeren en te demoniseren. In plaats van te leren luisteren naar critici, worden zij een agressieve toon verweten en in het hoekje ‘radicaal’ neergezet. Je mag dus wel seksisme en racisme aanstippen, maar alleen als je niet tegen het zere been schopt: iets wat juist nodig is bij kwalijke zaken waar maatschappelijke verandering voor nodig is.
Het is een vorm van repressieve tolerantie. Individuen die racisme en seksisme niet willen erkennen, zullen hier altijd een manier voor vinden. Ook al zouden activisten het liefkozend in hun oren fluisteren: wanneer men racisme of seksisme niet wil zien, zullen de oordoppen altijd werken.
De witte man is het slachtoffer
Dan wordt er een mooi staaltje reversed racism (de derde klassieker: waar is mijn bingokaart?) gepresenteerd in het opiniestuk. De witte man zou van alle ellende worden beticht, en dit zou dus wijzen op omgekeerd racisme. Lucas schreef hier al eerder over: racisme en seksisme draaien om machtsverhoudingen. “Seksisme door vrouwen, tegen mannen zou wel kunnen bestaan, in een samenleving die niet patriarchaal maar matriarchaal van aard is. Op dezelfde manier zou racisme door niet-witte mensen kunnen bestaan in een samenleving waar wit niet dominant is.” Dus, nee, racisme tegen witte mannen in Nederland kan niet bestaan zoals racisme tegen zwarte mensen: daar ontbreekt het aan decennialange scheve machtsverhoudingen. Ook hier gluurt het koloniale verleden weer om het hoekje.
“Ook al zouden activisten het liefkozend in hun oren fluisteren: wanneer men racisme of seksisme niet wil zien, zullen de oordoppen altijd werken”
Vervolgens herhalen de heren hun standpunt, waarbij ze macrostructuren zoals seksisme en racisme verwarren met individuele gevallen van tegenspoed. Een witte man kan natuurlijk ongelofelijk veel zware dingen meemaken in zijn leven: maar die situaties passen dan niet als puzzelstukjes in een grotere puzzel van ongelijkheid, zoals bijvoorbeeld zwarte of gekleurde mensen die wel keer op keer etnisch worden geprofileerd. Sterker nog: als gekleurd persoon kan je dubbel pech hebben. Het stuk stelt dat witte mannen te maken kunnen krijgen met tegenslag als ziektes, terwijl vrouwen en etnische minderheden hier óók mee te maken kunnen krijgen. Dat betekent niet dat het leed van witte mannen er niet toe doet, maar wel dat het niet onderdeel uitmaakt van een grotere (machts)structuur.
Groen of geel, voor mij ben je gelijk!
De vierde klassieker: kleurenblindheid. “Mensen, witte mensen en zwarte mensen, conservatieve en progressieve mensen, mannen, vrouwen en transgenders, blijven onderscheid maken tussen de verschillende mensen in de wereld.” Inderdaad: dat onderscheid is nodig, omdat mensen op basis van kleur in maatschappij waarin we leven (on)bewust (negatief) gecategoriseerd worden.
Voor personen die racisme meemaken zal ‘Ik zie kleur niet!’ weinig uitmaken. Kleurenblindheid diskwalificeert identiteiten en racistische ervaringen. Ook brengt het de associatie met zich mee dat ‘kleur’ an sich iets negatiefs is: blijkbaar moet het genegeerd worden. Kleurenblindheid is dus niet de oplossing voor racisme en discriminatie, in tegendeel.
Maatschappelijke ongelijkheid aankaarten karakteriseren als ‘de schuld leggen bij witte mannen’, aan tone policing doen tegenover activisten, reversed racism noemen en kleurenblindheid aandragen als oplossing voor discriminatie: klassieker kan bijna niet. Klei en Saddiki roepen uiteindelijk op tot introspectie. Het zou mooi zijn als ze dat ook op zichzelf toepassen. Met het soort drogargumenten waar zij zich van bedienen, komt het racismedebat namelijk nooit fatsoenlijk van de grond.
Justine van de Beek is voltijd socioloog (UvA) en intersectioneel feminist in opleiding, in deeltijd is ze geestelijke moeder van mediumonline en stellingdames.nl waarop dit stuk eerder verscheen. In overleg met Justine is het artikel ook op Republiek Allochtonië verschenen.
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door ons te steunen. Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. .
Meer over ewout klei, justine van beek, kleurenblindheid, repressieve tolerantie, zouhair sadikki.
Reacties
Hans Naaktloper - 04/07/2016 12:17
Het diskwalificeren van identiteiten is het beste wat we kunnen doen. Identiteit en cultuur zijn hulpmiddelen om ons in de wereld te oriënteren, meer niet. Bij alle conflicten tussen de mens en zir omgeving of tussen mensen onderling zijn cultuur en identiteit de bottomline aanstichters.
Deze hele discussiue is een achterhoedegevecht. De echte zaak gaat natuurlijk over de strijd van de non-haves tegen de terreur van de haves. Alle achterstelling is daarop terug te voeren, en daar moet dan ook de focus liggen.