Taalprullenbak #1: ‘westers’ en ‘niet-westers’
In opinie door Zoë Papaikonomou op 04-09-2018 | 15:44
Woorden kunnen verbinden, maar ook uitsluiten. Zeker als het gaat over discriminatie en racisme. Historicus en onderzoeksjournalist Zoë Papaikonomou bespreekt in de serie Taalprullenbak woorden, begrippen en uitdrukkingen die uitsluiting in de hand werken en rijp zijn voor de Taalprullenbak.
Het nieuws stond er bol van vorige week: mbo-studenten met een niet-westerse achtergrond komen moeilijker aan een stage. Het zoveelste onderzoek toont het aan. De zoveelste bestuurder ‘is het beu.’ Volkskrantcolumnist Sheila Sitalsing verwoordde het scherp in haar column van 28 augustus:
De aspirant-stagiairs zelf zijn het al decennia beu dat ze niet vanzelfsprekend worden uitgenodigd wanneer ze een naam opgeven die een migratieachtergrond doet vermoeden, en dat ze niet altijd welkom zijn als ze een hoofddoek dragen. Maar politieke macht of invloed heb je niet als je 18 bent, zwart en een jongen die wil meelopen op de administratieafdeling van een reclamebureau.
En wat levert deze jongen de zoveelste korte nieuwshype en wazige maatregelen van een minister op wanneer aan de wortels van het discriminatieprobleem weinig wordt gedaan? Want, het continu benoemen en onderzoeken van zijn wortels zorgen ervoor dat hij telkens buiten het Nederlanderschap wordt geplaatst. Hij is altijd een streepjes-Nederlander of gezamenlijk met veel andere Nederlanders heeft hij een ‘niet-westerse migratieachtergrond’.
En hoewel hij zelf (hopelijk nog) trots is op zijn wortels en ze hem juist vaak extra skills geven, zijn ze in de ogen van sommige landgenoten reden om hem niet aan te nemen. Terwijl juist deze jongen symbool staat voor de Nederlander van 2018. Want die heeft vaak (ook) niet-Nederlandse wortels of die nou van de eerste of tweede (definitie CBS), derde of duizendste generatie is. Maar omdat hij in het publieke debat continu uitgezonderd wordt als iemand met een niet-westerse migratieachtergrond, wordt deze jongen samen met vele Nederlanders telkens weer buiten onze samenleving geplaatst.
Taal heeft grote invloed op hoe mensen denken. Begrippen als ‘allochtoon’ of ‘niet-westers’ zorgen voor afstand en het eindeloos herhalen ervan kan leiden tot de gedachte: niet één van ons. Een deel van de oplossing voor discriminatie en racisme ligt dus in het veranderen van de norm door middel van taal. Het oprekken van het begrip Nederlander. Hoe deze Nederlander eruitziet. Wat voor naam hij draagt. Of dat hen misschien wel non-binair is. En vooral: wanneer we hem een Nederlander noemen. Als journalist, onderzoeker of politicus die deelneemt aan het publieke debat dien je daar bewust en zorgvuldig mee om te gaan. Of op zijn minst te weten wat de gevolgen zijn van je woordkeuze.
Tijdens de berichtgeving rondom stagediscriminatie bij MBO’ers regende het aan woorden in de ‘allochtonenfamilie’. Maar vooral het begrip niet-westers was populair. In sommige gevallen lazen of hoorden we zelfs datde ‘niet-westerse MBO’er’ moeilijk aan een stageplek komt (NRC, EenVandaag, Metro, BNRen Hart van Nederland). Daarmee is deze groep het Nederlanderschap zelfs geheel ontnomen. Zij dolen rond in ‘niet-westerië’. Deze media sluiten deze Nederlandse jongeren dus niet alleen uit; het is ook gewoon incorrect. Journalist en voormalig ombudsvrouw van De Volkskrant Annieke Kranenberg verwoordt het scherp in ‘Heb je een boze moslim voor mij?’ het boek dat ik schreef met Annebregt Dijkman over het gebrek aan diversiteit in de media:
In citaten en opiniestukken mogen mensen hun eigen begrippen kiezen en zichzelf noemen wat ze willen. […] [Maar] in eigen berichtgeving moet je secuur zijn. Enerzijds omdat het klopt, en wij willen dat onze berichtgeving klopt. Anderzijds omdat er een stigmatiserend of een uitsluitend effect van uit kan gaan.
Ik zie collega-journalisten en -onderzoekers regelmatig worstelen met wanneer en hoe je de afkomst, kleur of religie van Nederlanders beschrijft. Ik zie steeds vaker dat de keuze valt op de term niet-westers om het lekker breed te houden. Bang om iets verkeerds op te schrijven. Maar de keuze voor dat begrip heeft gevolgen.
Het Westen
Laten we beginnen met het ontleden van de term. Als je een niet-westerse migratieachtergrond hebt, zijn jij of (één van) jouw ouders gemigreerd uit een land dat niet tot Het Westen wordt gerekend. Het CBS hanteert daar een speciale definitie voor (waarover straks meer), maar wat historisch opvalt is dat het begrip nogal wisselende betekenissen heeft gehad.
Wikipedia heeft er een interessante pagina over voor de liefhebber. Zo had je in de oudheid de verdeling tussen de Romeinen (het westen) en de Grieken (het oosten); na het Grote Schisma in de Middeleeuwen had je het west-christelijke deel van Eurazië en het oost-christelijke deel (Grieks/Russische orthodox); in de koloniale tijd West-Europa (het westen of het midden), Azië (het Oosten), de rest (?); en bijvoorbeeld tijdens de Koude Oorlog communistisch (het oosten) en niet-communistisch (het westen). Vanzelfsprekend is dit een totaal eurocentrische benadering van de term. Je kan je afvragen of je in 2018 - in de migratiesamenleving die we zijn geworden – überhaupt nog zo’n gedateerd eurocentrisch perspectief (en dus woord) moet willen gebruiken. Maar zelfs vanuit dat perspectief is de inhoud van het begrip ‘westers’ dus continu aan verandering onderhevig geweest.
Dan het woordje ‘niet’. Enkel 4 letters, maar o zo geniepig in dit geval. Het sluit per definitie uit. Je mag niet op het ‘westerse’ feestje komen zeg maar. Als een langspeelplaat die blijft hangen, wordt een deel van de bi-culturele Nederlanders telkens weergeven in ons taalgebruik met het woordje ‘niet’.
Niet, niet, niet.
En wat zegt het CBS?
Niet-westers wordt nu vooral gebruikt als een containerbegrip, maar wat betekent het eigenlijk volgens het CBS, waar de definitie vandaan komt?
Het CBS:
[Een] persoon met als migratieachtergrond een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije.
Het is niet duidelijk waarop deze definitie precies gebaseerd is. Ik vroeg het tijdens een debat eens aan de baas van een groot onderzoeksbureau. Hij betoogde in zijn antwoord dat voor deze tweedeling was gekozen op basis van herkenning. De landen die onder het containerbegrip niet-westers vallen staan verder van ‘ons’ af qua cultuur en religie. Een heel aparte uitleg, want zo vallen Surinaamse- en Caribische-Nederlanders onder niet-westers. Deze landen waren/zijn onderdeel van het Koninkrijk Nederland, veel mensen spreken er Nederlands en kennen de Nederlandse geschiedenis vaak nog beter dan menig Nederlander in het West-Europese deel van het koninkrijk.
En wat is die Nederlandse cultuur dan eigenlijk? Waaraan meet je die herkenning aan af? Ik schreef al in de inleiding: wie is de norm? Dé Nederlander bestaat niet zei koningin Maxima ooit al. Het CBS zelf houdt het onder meer op welvaart, want op basis daarvan behoren Indonesië en Japan wél tot de definitie ‘westers’.
Het CBS: ‘Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden personen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend. Het gaat vooral om mensen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin.’
Aha. ‘Sociaaleconomische en sociaal-culturele positie’? En wat voor positie is dat dan precies? Geldt dat voor geenéén van de andere landen die onder niet-westers vallen? En wel voor álle landen die onder het containerbegrip ‘westers’ vallen?
En wat te denken van ‘werknemers van Japanse bedrijven en hun gezin’? Onderzoekers van het CBS gaan daar regelmatig langs om culturele herkenning te toetsen? En zoals eerder beschreven: over de herkenning in wat voor soort ‘westerse’ cultuur hebben we het dan? Want ook het gebied waar Nederlanders met een ‘westers migratieachtergrond’ hun wortels kunnen hebben, is nogal groot en divers:
Persoon met als migratieachtergrond een van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië, en Indonesië en Japan.. (CBS 2018)
Het gebruik van het woord ‘exclusief’ in deze CBS-definitie is ook al zo uitsluitend. Nee, Turkije, jij mag niet op het feestje komen.
Westerse migratieachtergrond
En dat brengt me bij het volgende bezwaar tegen de begrippen niet-westers en westers. De omschrijving van het CBS berust op de aanname dat alle Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond óf met een westerse migratieachtergrond vergelijkbare ervaringen, ideeën of kenmerken hebben. En dat wordt een self-fulfilling prophecywanneer deze begrippen telkens maar weer gebruikt worden in onderzoek en het publieke debat.
Annebregt Dijkman en ik kwamen dit regelmatig tegen tijdens het onderzoek voor ons boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’. Vaak zijn redacties op zoek naar collega’s met een niet-westerse migratieachtergrond, die dan vervolgens ook al het nieuws dat ook maar iets met afkomst (ongeacht welke) te maken heeft, mag verslaan. En niet zelden kwamen we de aanname tegen dat alle Nederlanders met een ‘westerse’ migratieachtergrond hetzelfde denken als ‘de Nederlander’ (nogmaals: wie is dat dan?) en hun vertegenwoordiging dus niet belangrijk is. En we stelden überhaupt een gebrek aan kennis vast over de inhoud van deze begrippen.
Beperkend
Hoewel de termen westerse en niet-westerse migratieachtergrond aan de ene kant containerbegrippen zijn, zijn ze aan de andere kant beperkend. Want er zijn genoeg jonge Nederlanders die verschillende culturen in zich dragen, die niet meer tot deze statistiek behoren (want zij zijn van de derde of vierde generatie). En dat is goed. Zij zijn Nederlanders. Toch kunnen zij wel degelijk discriminatie of racisme ervaren op basis van hun afkomst, kleur of religie. Maar in onderzoek worden hun ervaringen dus niet altijd meegenomen net als die van Nederlanders met een westerse migratieachtergrond waardoor de omvang van het probleem niet goed vast te stellen is. In het geval van het onderzoek naar stagediscriminatie bij MBO’ers is het dus zinvoller om onderzoek te doen naar de ervaringen met discriminatie op basis van kleur, afkomst en religie (en bijvoorbeeld seksuele geaardheid, fysieke beperking enz.) bij alle MBO’ers. Waarschijnlijk blijkt het probleem dan nog veel groter.
En mocht je het als onderzoeker, journalist of politicus dan toch relevant vinden om bijvoorbeeld afkomst of kleur te benoemen dan is de voorzet van publicist Mounir Samuel in Oneworld (maart 2018) een hele goede. Hij betoogt daar onder meer dat de term bi-culturele Nederlander een goed alternatief is.'
Woordkeuze bepaalt wat we onderzoeken en hoe we over de resultaten praten in het publieke debat. Het bepaalt mede wat voor beeld we van elkaar hebben en hoe we met elkaar omgaan. Een van de manieren om discriminatie en racisme tegen te gaan is het veranderen van de norm. Bijvoorbeeld door het oprekken van het begrip Nederlander. Daarin speelt taal een essentiële rol en dat betekent een grote verantwoordelijkheid voor de vormgevers van het publieke debat. Kritische reflectie op ons taalgebruik is dus onontbeerlijk. Laten we daarom stoppen met het (gedateerde eurocentrische) gebruik van de begrippen ‘westers’ en ‘niet-westers’. Het zijn incorrecte, beperkende containerbegrippen die uitsluiting in de hand werken.
Zoë Papaikonomouis historicus en onderzoeksjournalist. In april verscheen haar boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’dat ze schreef met organisatieantropoloog Annebregt Dijkman.
Heb je een tip voor de Taalprullenbak? Mail naar: info@republiekallochtonie.nl
Zie ook:
Diverse artikelen over het woord allochtoon
Zie ook het taaldossier op One World
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over allochtoon, diversiteit, taal, taalprullenbak.