Taal (2) Bizarre indelingen

In opinie door Henk Visscher op 16-04-2019 | 07:04

In de jaren zestig arriveerden de eerste grote groepen arbeidsmigranten in Nederland. Zij kwamen vanwege het schreeuwend gebrek aan arbeidskrachten en werden daarom vaak met open armen ontvangen.

Hun komst stootte de oud-ingezetenen allerminst het brood uit de mond, maar droeg er daarentegen toe bij dat hun boterham in toekomst nog beter belegd kon worden. Vandaar dat deze eerste groepen regelmatig met de plaatselijke fanfare van het station werden gehaald. Daarbij kwam dat allen – ook de nieuwkomers – er stellig van overtuigd waren dat het verblijf slechts van korte duur was. Spoedig zouden de arbeidsmigranten weer naar huis terugkeren. Geruststellend was ook de vrij gemengde samenstelling van deze eerste groepen, want ongeveer een kwart van de nieuwkomers was vrouw terwijl zij afkomstig waren uit meerdere Europese landen. Zo waren er naast talloze Italianen en Spanjaarden, ook arbeidsmigranten uit Griekenland, Joegoslavië, Portugal en van de Kaapverdië. 

Een samenstelling die allerminst bedreigend scheen, mede omdat de overgrote meerderheid van de nieuwkomers een christelijke geloof beleed waardoor zij gemakkelijk aansluiting konden vinden bij de toenmalige verzuilde confessionele instituties en ook de socialisten hun uitlandse kameraden het nodige konden bieden. Tot slot was de tijdelijkheid van de benaming ‘gastarbeiders’ voor deze eerste groepen ook juist vanwege het feit dat de meesten zo spoedig naar huis terugkeerden dat de werkgevers er bij de regering op aandrongen maatregelen te treffen een te gehaastige thuisreis te belemmeren. 

Dit alles veranderde rond 1970. Allereerst wijzigde zich de samenstelling van de arbeidsmigranten. Dit kwam omdat veel Europese gastarbeiders door de gestegen welvaart in hun herkomstlanden, Nederland verlieten. Hierna bestond de nieuwe instroom voornamelijk uit mannelijke arbeidsmigranten uit Turkije en Marokko. Deze minder diverse groep werd eerder als een bedreiging ervaren en vond ook moeilijker aansluiting bij de afbrokkelende verzuilde institutionele infrastructuur. Symbool voor de verandering was het feit dat de ‘nieuwe’ arbeidsmigranten in de weekeinden meestal te vinden waren rond de treinstations. Daar verlangden zij eenzaam en nostalgisch naar huis omdat de meesten hier, behalve in de overvolle pensions, nauwelijks gezelligheid vonden. Dit zou eerst veranderen door de economische terugslag in het begin van de jaren zeventig die duizenden legale en illegale ‘gastarbeiders’  ertoe bracht een werkloosheidsuitkering aan te vragen. Hierdoor werd hun spoedige terugreis onwaarschijnlijker, terwijl de Nederlandse regering besloot tot een politiek van gezinshereniging die op den duur tot weinig anders kon leiden dan tot een permanent verblijf van de meeste arbeidsmigranten in Nederland. Met als gevolg dat er in de jaren zeventig een duidelijk integratiebeleid moest worden geformuleerd.

Het daarop geformuleerde integratiemodel oriënteerde zich aan het vertrouwde model van verzuiling. Daartoe werd het begrip minderheid geïntroduceerd. Wel werd dit begrip op een bijzondere wijze in het beleid toegepast, want de grote Britse en Duitse minderheden in Nederland werden als zodanig niet erkend, ondanks het feit dat bijvoorbeeld de meeste Nederlanders in deze tijd nauwelijks verwantschap voelden met de nakomelingen van de voormalige bezetters. Ook kregen de talloze Joegoslaven de status niet. Met als gevolg dat later de Joodse en islamitische kinderen vrij kregen voor het belijden van hun geloof op speciale dagen, maar dit privilege hun christelijke kinderen werd ontzegd. Verder werd een minderheid gelijk gesteld aan het land van herkomst, waardoor Berbers Marokkanen werden en Koerden Turken. Waartoe deze nationale indeling leidde werd mij bewust in het begin van de jaren negentig na een bijeenkomst met enkele van mijn Marokkaanse leerlingen in De Balie in Amsterdam. Daar namen zij deel aan een discussie over het boek van Ineke Holzhaus ‘Een hoge prijs. Marokkaanse meisjes en jonge vrouwen in Nederland’, waaraan zij hadden meegewerkt. Tijdens deze discussie drong het publiek er bij hen met klem op aan om vooral goed Arabisch te leren, zodat zij meer te weten kwamen over hun herkomst en tenminste De Koran konden lezen. Een discussie die later in de trein de aanleiding zou zijn voor enkele huilbuien omdat het Arabisch deze leerlingen, kinderen van Berberse ouders, van huis-uit even vreemd en onbekend was als het Engels, maar de goede kennis van de laatste taal hen wel, zo stelden zij, in staat stelde in Nederland een goede baan te krijgen. 

De gebrekkige classificatie naar nationaliteit werd vervolgens nog verder gecompliceerd door de nationale identiteit gelijk te stellen met het overheersende geloof in Turkije en Marokko. Dit ging geheel voorbij aan de vaak diep religieuze verschillen en de nationale bijzonderheden van het geloof (waardoor de meerderheid van de Nederlandse moskeeën nationaal zijn georganiseerd en zelfs de ramadan niet uniform wordt vastgesteld) terwijl door het benadrukken van het geloof de seculieren en de ongelovigen bij voorbaat in het duister verdwijnen. Dit alles belemmerde echter de Nederlandse overheid niet om nog lange tijd te streven naar een verzuiling bij de arbeidsmigranten op grond van de gunstige effecten van dit organisatiemodel in de voorbije decennia in Nederland. Want niet alleen was er ruwweg tussen 1917 en 1967 sprake geweest van een rustige, geleidelijke politieke ontwikkeling, daarnaast had het verzuilde organisatiemodel ook bijgedragen aan de zelforganisatie en de emancipatie bij de levensbeschouwelijke groeperingen, terwijl het allerwege duidelijk was geworden dat er slechts iets kon worden bereikt door samen te werken met andersdenkenden. Dit ‘multiculturele’ model – dat allerminst werd aangeprezen als een ideaal, maar meer als een succesvolle pacificatiemethode – leek daarom de beleidsmakers ook geschikt om Turken en Marokkanen, zo niet alle islamitische nieuwkomers, in Nederland te integreren. 

Dit viel in de praktijk nogal tegen. Behalve de in bepaalde opzichten bedenkelijke categorisering naar nationaliteit en geloof, was het ook vreemd dat de Nederlandse overheid een organisatiemodel de migranten aanprees dat de oud-ingezetenen in toenemende mate afwezen. De laatsten zetten vanaf de jaren zestig de verzuildheid bij het oud vuil, zodat bij een eventuele succesvolle verzuiling van de nieuwkomers er een kloof zou zijn ontstaan met de oud-ingezetenen. Een kloof die nu duidelijk zichtbaar is bij het islamitische onderwijs, want terwijl het bijzonder onderwijs in Nederland in belangrijke mate is ontzuild en meestal nog slechts in naam confessioneel is, is het islamitische onderwijs juist een voorbeeld van traditioneel verzuild onderwijs. Een tegenstelling die bijdraagt aan de moeizame onderlinge communicatie op dit terrein. Verder had de lange tijd nagestreefde staat van verzuildheid een aantal kenmerken gehad die nu ontbraken. De staat van verzuildheid was het vervolg geweest op de verzuiling waarin belijdenis en evangelisatie belangrijk waren geweest, maar waarop de levensbeschouwelijke groeperingen hun doelstellingen hadden gereduceerd tot haalbare plannen. Daarmee werd een fiere en oprechte politiek ingeruild voor een politiek van geven en nemen, terwijl de verkondiging van de eigen levensovertuiging vooral bestond uit het benadrukken van de behaalde successen en het dromen over een onrealistische toekomst. Wel droeg de staat van verzuildheid bij aan de politieke stabiliteit zodat zwevende kiezers in deze periode nog exotische vlinders waren De nieuwkomers verkeerden echter nu nog vaak in het stadium van belijden en getuigen terwijl de noodzakelijke eenheid van overtuiging in hoge mate ontbreekt. Evenals het gedeelde vertrouwen in een verzuilde leiding. Want waar de Nederlandse verzuiling was ontstaan rond enkele charismatische leiders ontbrak een dergelijke gerespecteerde leiding bij de nieuwkomers. Hun plaats werd ingenomen door zaakwaarnemers die tenminste in het begin hun achterban vaak slecht kenden. En tenslotte werd de religie als voertuig tot integratie aangeprezen door Nederlandse ongelovigen of in ieder geval door de vertegenwoordigers van een seculiere staat waardoor de kracht van het argument ernstig verzwakte. Het was dus geen wonder dat de verzuiling als middel tot integratie uiteindelijk mislukte en in enkele gevallen zelfs de tegenstellingen tussen de nieuwkomers en oud-ingezetenen vergrootte.  

Hierop volgde er in de jaren negentig een vrij optimistische fase. Dit was allereerst het gevolg van de illusie, die was ontstaan na de Val van de Berlijnse Muur, dat alles uiteindelijk goed zou komen. De liberale democratie en de kapitalistische markteconomie zouden de tijden doorstaan en ervoor zorgen dat de wereld ooit een gemeenschap was van vrij denkende en welvarende volkeren. Deze illusie leek door de groeiende welvaart in deze jaren ook te worden ondersteund, zodat allerlei achterhaalde gewoonten en gebruiken, volgens velen, op den duur zouden verdwijnen. Met als gevolg dat de secularisatie zou doorzetten en de orthodoxe godsdiensten hun aanhang zouden verliezen. Deze illusie botste echter spoedig op de harde realiteit waardoor er aan het begin van de nieuwe eeuw, ondanks de gestegen welvaart, diepe tegenstellingen in de Nederlandse samenleving konden worden waargenomen waaruit Pim Fortuyn op een aansprekende wijze politieke munt sloeg. Een periode waarin het streven naar een verzuild integratiemodel was vervangen door het propaganderen van een burgerschapsidee en later van een participatiesamenleving zonder dat er in voldoende mate overeenstemming was over de inhoud van de gebruikte begrippen. Het bleef allemaal nogal vaag en vrijblijvend, waarbij het slechts duidelijk was dat het weinig mocht kosten. Aldus werden de nieuwkomers als het ware uitgenodigd om lid te worden van een vereniging waarbij het voldoende scheen dat zij op tijd hun contributie betaalden. 

Medio mei verschijnt Henk Visscher, Nederland in tijden van droom en daad. Een geschiedenis van de laatste vijftig jaar. (Soesterberg, 2019)

Eerder verschenen:

Zware woorden

 

Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)

Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email


Meer over geschiedenis.

Delen: