Sietse Fritsma speelt vals

In opinie door Johanna Nouri op 26-01-2011 | 22:06

Tekst: Johanna Nouri

In de Volkskrant trekt Sietse Fritsma weer eens van leer. Het immigratiedebat zou de suggestie hebben gewekt dat elke immigrant een asielzoeker is, terwijl het in werkelijkheid om gezinsmigratie zou gaan. Fritsma klaagt verder dat de politiek nooit goed ingegrepen heeft. Hij richt zijn pijlen vooral op de Marokkanen, maar die maken de laatste jaren slechts zo’n anderhalf procent van de totale immigratie uit. Het is opvallend dat Fritsma, die er prat op gaat jarenlang bij de IND gewerkt te hebben en het vreemdelingenbeleid van haver tot gort te kennen, in zijn betoog een aantal cruciale feiten achterwege laat.

Geen asielzoekers en vluchtelingen?
Fritsma suggereert dat in de afgelopen decennia niet asielmigratie, maar gezinsmigratie de boventoon voerde in de immigratiemotieven. Wie naar de recente migratiegeschiedenis kijkt, weet echter dat Fritsma hier boter op zijn hoofd heeft. De grote migratiestromen kwamen op gang in de jaren zestig, toen werkgevers en in hun kielzog rechtse kabinetten grote aantallen arbeidsmigranten naar Nederland lieten komen. Het was deze stroom die leidde tot de volgmigratie van gezinsleden, waarover later meer.

De massale toestroom van asielzoekers kwam pas in de jaren tachtig op gang. Eind jaren negentig was een op de drie immigranten een asielzoeker. Gaandeweg slonk hun aandeel: in 2007 was minder dan vijf procent van de immigranten asielzoeker. De belangrijkste reden voor deze daling was de Vreemdelingenwet 2000, die werd geïntroduceerd door toenmalig staatssecretaris van Justitie Job Cohen (PvdA). Fritsma’s stelling dat men ten onrechte focuste op asielzoekers en de politiek nooit goed heeft ingegrepen is dan ook populistische prietpraat.

Immigratie is een rechts speeltje
Zoals gezegd waren het de werkgevers en in hun kielzog de rechtse partijen die om de druk op de arbeidsmarkt te verlichten, in de jaren zestig besloten grote aantallen arbeidsmigranten te laten overkomen uit onder meer Marokko en Turkije. De overheid speelde een actieve rol in hun werving. In 1964 sloot het kabinet-Marijnen (een coalitie van KVP, VVD, ARP en CHU) een wervingsovereenkomst met Turkije en opende Nederland in Ankara het Nederlands Wervingsbureau. In het kielzog van de arbeidsmigranten volgden familie, vrienden en dorpsgenoten.

De eerste restricties op deze massale toestroom van arbeidsmigranten kwamen tot stand in 1974, onder het kabinet-Den Uyl (PvdA, KVP, ARP, PPR, D66). Vanaf dat moment gaf Nederland geen arbeidsvergunningen meer af aan Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten en vond immigratie vooral plaats in het kader van gezinsvorming en -hereniging.

De CBS-statistieken laten zien dat tussen 1995 en 2007 het percentage arbeidsmigranten steeg van 15 naar 40 procent en het percentage studiemigranten van 3 naar 14 procent. Met name Polen komen in groten getale naar Nederland, met alle problemen van dien, zoals de Haagse PvdA-wethouder Marnix Norder onlangs al constateerde.

De verantwoordelijken voor het openstellen van onze grenzen voor burgers uit Polen en andere nieuwe EU-landen waren CDA-er Aart Jan de Geus en VVD-er Mark Rutte, die in het CDA-VVD-D66 kabinet-Balkenende II als minister en staatssecretaris van Sociale Zaken besloten de grenzen open te stellen. Een besluit dat in 2007 onder de kabinetten-Balkenende III en IV verder werd verruimd door respectievelijk VVD-staatssecretaris Henk van Hoof en CDA-minister Piet Hein Donner.

Gezinsmigratie al jaren aan banden
Eind jaren negentig was ruim 46 procent van de immigranten een gezinsmigrant. Anno 2007 was dat gedaald tot 31 procent. Dat komt doordat voorgaande kabinetten al ingrijpende maatregelen hebben genomen om de gezinsmigratie aan banden te leggen. Job Cohen verhoogde de inkomenseisen per 2002 naar 100 procent van het minimumloon. Rita Verdonk introduceerde een hogere minimumleeftijd voor de overkomende partner en scherpte de inkomenseis bij gezinsvorming aan tot 120 procent van het minimumloon. Zij introduceerde daarnaast de Wet Inburgering Buitenland, een wet overigens die niet tot doel had de gezinsmigratie te beperken, maar de integratie te bevorderen. Om precies datgene te bereiken dus waar Fritsma zich in zijn artikel zo druk om maakt: migranten laten integreren.

We kunnen twee dingen constateren: ten eerste zijn het primair rechtse kabinetten die migratiestromen op gang laten komen en ten tweede heeft de ‘oude politiek’ in de laatste tien jaar wel degelijk een heel scala aan maatregelen genomen. Fritsma’s betoog stoelt dus niet op feiten, maar bespeelt vooral de onderbuik in een poging het immigratiedebat te kapen.

Als bewijs voor zijn stelling valt Fritsma terug op een 22 jaar oud WRR-rapport uit 1989. Bij Fritsma heeft de tijd daarna kennelijk stilgestaan en is er sindsdien geen enkel relevant rapport of onderzoek verschenen. Fritsma negeert dat door bewindslieden van links én rechts restrictieve maatregelen zijn genomen, lang voordat de PVV ook maar om de hoek kwam kijken. In tegenstelling tot wat Fritsma suggereert zijn de bestaande partijen dus helemaal niet zo blind voor de problemen die zich met immigratie voordoen.

Fritsma vermeldt tevens dat de inkomenseis door Europese regels wederom werd verlaagd. Dat is niet geheel in overeenstemming met de werkelijkheid: Nederland introduceerde verschillende eisen voor mensen die een partner laten overkomen om een gezin te vormen en voor mensen die een reeds gehuwde partner laten overkomen. Daardoor kwam de lat voor Nederlanders met een ‘importbruid’ hoger te liggen en ontstond rechtsongelijkheid. En het is precies dát onderscheid waarvan het Europees Hof inmiddels heeft vastgesteld dat het in strijd is met de Europese wetgeving. Anders geformuleerd: Nederland introduceerde niet-wettige eisen, met grote gevolgen voor met name ook al die autochtone Nederlanders die de liefde in het buitenland vonden.

Anno nu is immigratie van Marokkanen niet hét probleem
Fritsma focust in zijn betoog sterk op de problemen van Turken en Marokkanen en wekt daarmee ten onrechte de suggestie dat zij op dit moment de grootste immigratiestroom vormen. Dat is niet zo. Op het hoogtepunt eind jaren negentig bedroeg hun aandeel in de totale immigratie net tien procent. Als gevolg van de eerdergenoemde maatregelen daalde hun aandeel tot nog geen 4,5 procent in 2007. In datzelfde jaar waren van de ruim 146.000 immigranten er nog geen 6500 afkomstig uit Marokko en Turkije.

Gezinsmigratie is dus niet primair een probleem van Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Het betoog van Fritsma is daarmee loos populistisch gezwets. Weliswaar trouwen de meesten van hen nog steeds met een vrouw van dezelfde herkomst, maar steeds vaker woont die vrouw al in Nederland. In 2006 liet nog slechts ongeveer een kwart zijn bruid of bruidegom uit Turkije of Marokko overkomen. Mensen die niet eens meer voldoen aan het traditionele ‘man zoekt vrouw’, want onder de tweede generatie is vaker sprake van ‘vrouw zoekt man’.

Wie is er dan wel verantwoordelijk voor die gezinsmigratie? Voor een groot deel autochtone Nederlanders. Niet Ali en Fatima, maar Henk en Ingrid. Mensen als de autochtone Johanna Nouri die haar man liet overkomen uit Jordanië, Geert Wilders met zijn Hongaarse bruid en talloze – hoofzakelijk – mannen die een (vaak traditionele) vrouw zoeken en vinden in landen als Polen, Thailand en de Filippijnen. In 2008 bijvoorbeeld werd 56 procent van alle ‘importhuwelijken’ gesloten door autochtone Nederlanders.

Fritsma noemt in zijn artikel ook de gezinsmigratie van Somaliërs. Maar juist bij hen is er sprake van volgmigratie van asielzoekers. Somaliërs vormen samen met de Afghanen en de Irakezen al een aantal jaren de belangrijkste groepen asielzoekers. Wanneer zij in Nederland eenmaal als vluchteling zijn erkend en een verblijfsvergunning hebben gekregen, krijgen zij ook het recht om hun partner en kinderen te laten overkomen. Juist bij hen is het niet ‘zeer goed verdedigbaar om te stellen dat niet Nederland het meest aangewezen vestigingsland is’, want zij hebben kunnen aantonen dat hun leven in eigen land gevaar loopt. Hen gezinsmigratie ontzeggen betekent dat je hen het recht op gezinsleven, een fundamenteel mensenrecht, ontneemt.

Tot slot
Fritsma maakt zich terecht zorgen om de slechte beheersing van de Nederlandse taal en de onvoldoende economische of culturele binding met ons land. Ook ik vind dat mensen in ons land in staat moeten zijn om met elkaar te communiceren en dat het belangrijk is dat alle burgers de kernwaarden en -normen van ons land onderschrijven. Dat pleit ervoor om het inburgerings- en integratiebeleid te handhaven en waar nodig te intensiveren. Zodat iedereen in dit land wordt gestimuleerd om zijn steentje bij te dragen. Dat is echter niet wat onze PVV-er Fritsma voorstelt, want zijn partij wil dat inburgerings- en integratiebeleid nu juist volledig om zeep helpen. Daardoor blijf je achter met het idee dat die integratie slechts een stok is om de spreekwoordelijke hond mee te slaan.

Deze blog is geschreven door Johanna Nouri en eerder verschenen op haar interessante weblog Levantijnse berichten. Met toestemming van Johanna is het ook op Republiek Allochtonië geplaatst. Eerdere blogs van johanna nouri op dit blog vindt u hier

Voor een meer cijfermatige analyse van het opiniestuk van Sietse Fritsma, zie het blog PVV-coryfee Sietse Fritsma maakt het weer bont van Vandyke

 

 


Meer over asiel, immigratie, islamisering, johanna nouri, migratie, pvv, sietse fritsma.

Delen:

Reacties


Jan Beerenhout azn - 27/01/2011 14:16

Het is altijd nuttig om in aanvulling op dit doorwrochte artikel (hoe reageert Fritsma hier op?) te melden dat de noodzaak om gastarbeiders uit te nodigen om in Nederland te komen arbeiden (en niks anders) NIET als oorzaak had dat 'de Nederlanders' geen zin hadden in vuil werk aan ouderwetse vooroorlogse machines, maar het gevolg was van een gigantisch onderwijssucces. De arbeiderskinderen die kort in, tijdens en na WOII werden geboren, gingen nl. doorleren (naar MULO en HBS) en niet meer automatisch 'de fabriek in'. Daardoor ontstonden de vacatures voor laaggeschoolden die werkgevers met gastarbeiders vulden, totdat Nederland voldoende hersteld was van de oorlogsmisere en er nieuwe machines konden worden gekocht, en de (gast-)arbeider op straat werd gekukeld.