Nog altijd lange arm van Turkije beïnvloedt toekomst moslimzendtijd

In opinie door Roemer van Oordt op 03-10-2012 | 15:43

Tekst: Roemer van Oordt

De voortslepende tragikomedie over de zendtijd op radio en televisie voor moslims lijkt een nieuw seizoen in te gaan. Het Commissariaat van de Media (CvM) trakteerde ons 19 september in het laatste deel op een echte ‘cliffhanger’, door zonder opgaaf van redenen de beslissing over de aanvraag van de Stichting Zendtijd Moslims (SZM) uit te stellen. De SZM verzocht op haar beurt het CvdM om daarover uiterlijk vandaag een besluit te nemen. Kamervragen van CU en CDA en uitspraken van politici over de betrokkenheid van de Turkse overheid suggereren dat het om meer gaat dan alleen procedurele argumenten. In dit afsluitende tweede deel een paar van de pijnpunten.

Negatief beeld
De afgelopen 25 jaar volgen negatieve berichten over het functioneren van moslimomroepen elkaar in hoog tempo op. De meeste daarvan geven uiting aan persoonlijke of collectieve meningsverschillen, stammenstrijd, ruzie over geldzaken en machtspelletjes tussen een bonte waaier van organisaties, denominaties en individuen, die allemaal beweren het beste voor te hebben met de islam en moslims in Nederland. In recente artikelen domineren zinsneden als 'de conservatieve poppetjes die al 25 jaar de dienst uitmaken', 'geknutsel op straatniveau', 'moslimbobo's die het onderling gaan uitmaken' en ‘koehandel’.

Veel van dit discours is gericht op de persoon of de vorm. Soms gaat het ook echt wel om inhoud. Nu draait het vooral om gesuggereerde twijfels over journalistieke vaardigheden, het gebrek aan de inbreng van jongeren en de eenzijdige programmering. Maar een jaar of 10 terug nam de kritiek op de NMO toe toen de omroep in de ogen van de conservatievere moslimkoepels steeds meer programma’s ging maken en uitzenden waar het merendeel van de moslimgemeenschap niet op zat te wachten. Vooral de ruimte die opiniemakers als Ayaan Hirsi Ali en Theo van Gogh van de NMO kregen om de islam openlijk te bekritiseren viel bij hen in verkeerde aarde.

Of het merendeel van de moslims dat ook vond, blijft natuurlijk de vraag. Onderzoek is schaars, vaak verouderd en richt zich vooralsnog vooral op de behoefte van moslims aan een eigen omroep en de representativiteit van organisaties die een beroep willen doen op zendtijd.

Representatief?
Mediawettelijke bepalingen over de representativiteit zijn debet aan het gebrek aan vertrouwen bij het brede publiek dat moslims zonder ophef, verdachtmakingen en moddergooien hun eigen televisie- en radioprogramma’s kunnen maken en uitzenden. De wens van het CvM om al meer dan twee decennia álle moslims te laten vertegenwoordigen klinkt misschien nobel, maar gaat voorbij aan de beperkte houdbaarheidsdatum en betekenis van de vaak ad hoc en ‘vanwege de regels’ in elkaar geknutselde samenwerkingsverbanden die de zendtijd aanvragen. Waarom moeten alle moslims altijd met één mond praten?

Er is weinig onderzoek voor nodig om te weten dat er nogal wat koepelorganisaties van moslims zijn die regelmatig wisselen van omvang en samenstelling. Dat is zeker het geval bij de ‘minder strak’ georganiseerde Marokkaanse gemeenschap. In projecten die ik samen met Marokkaanse moslimkoepels uitvoerde bleek dat regelmatig. Geen probleem, zolang je maar kan bouwen op de inzet van degenen die wel meedoen en de ‘afhakers’ niet openlijk gaan tegenwerken.

Als die koepels zich verenigen in een overkoepelende koepel (bijvoorbeeld het CMO - Contactorgaan Moslims en Overheid) en dan nog eens aansluiten bij een substichting die een specifiek belang (zendtijd) nastreeft en die dan ook weer eens vertegenwoordigers herbergt van een andere overkoepelende koepel (bijvoorbeeld de CGI - Contactgroep Islam), dan bestaat er natuurlijk altijd wel een kans dat er een paar organisaties om welke reden dan ook afhaken.

Berichten over dergelijke ontwikkelingen binnen de SZM vulden al in juli de Volkskrant. Los van het hinderlijke, want simpelweg rancuneuze geciteerde taalgebruik, behoeft die berichtgeving enige nuance. Feit is dat de omvangrijke Turkse koepel Milli Görüs (Noord- en Zuid-Nederland) anders dan daar beweerd nog onverkort achter de aanvraag van de SZM staat. Voor HAK DER en de RVMMN geldt dat zij zich weliswaar van de aanvraag hebben gedistantieerd, maar nog wel steeds in de Stichting Moslim Omroep (SMO) zitten, die onderdeel uitmaakt van de SZM. Op het tweede gezicht een storm in een glas water. Nog even buiten het belang dat je hecht aan deze vorm van representatie, bevestigt het wel de indruk dat voor het CvM andere motieven achter het uistellen van de beslissing lijken te zitten.

Politieke inmenging
Veel ophef is er plotseling over de mogelijke betrokkenheid van de Turkse overheid via de Islamitische Stichting Nederland (ISN) - één van de dragers van de SZM - op uitzendingen via de publieke omroep. Vooral dagblad Trouw berichtte er zo uitgebreid over, dat het leek alsof er iets nieuws onder de zon was. SP-Kamerlid Van Dijk vond het 'een bizarre gang van zaken' en sprak onmiddellijk zijn ban uit over de aanvraag van de SZM, 'zolang onduidelijk is wie er invloed heeft op de zendtijd'. Inmiddels hebben CU en CDA Kamervragen gesteld.

De politiek heeft boter op zijn hoofd. Naar mijn weten is de ISN bij nagenoeg alle aanvragen voor moslimzendtijd in de afgelopen twee decennia betrokken geweest. En je mag - naast het inhoudelijke oordeel - toch veronderstellen dat specialisten van politieke partijen in Nederland weten dat de Turkse Diyanet een 'flinke vinger in de pap heeft' over wat er op religieus gebied (dus ook over zendtijd voor de islam) door de ISN over het voetlicht wordt gebracht. Daarom is het van belang dat de SZM door middel van een aparte omroepstichting met een eigen Raad van Toezicht op afstand staat van de werkvloer, en dat er binnen het voorgestelde omroepbedrijf een scheiding bestaat tussen toezicht en management. Hoe dat in de praktijk uitpakt...?

De antwoorden op de Kamervragen zullen in ieder geval van regeringswegen duidelijkheid geven over het opnemen van een verbod op banden met het buitenland in de Mediawet om inmenging in het publieke bestel te voorkomen. Ook op de representativiteitvraag komt naar aanleiding van de beantwoording een definitief antwoord. Het CvM moet met de billen bloot.

Wat willen moslims zelf?
Duizendmaal belangrijker dan de bekende ‘lange arm uit Turkije’, organisatorische representativiteit en duurzaamheid van samenwerkingsverbanden is uiteraard de mening van moslims zelf; zeker ook van de latere generaties. Voelen zij zich wel gerepresenteerd door al die als paddenstoelen uit de grond schietende stichtingen, verenigen, koepels en federaties? Volgens mij valt daar in algemene zin weinig zinnigs over te zeggen. Je kan denk ik hooguit stellen dat een deel van de eerste generatie moslims zich als contribuant wel committeert aan de moskee of de stichting in de buurt die voor zijn of haar belangen opkomt.

Bij latere generaties is het beeld nog minder scherp, omdat hun religieusmaatschappelijke ontwikkeling in Nederland een veel grotere diversiteit laat zien. Van orthodox tot niet of nauwelijks praktiserend, van politiek geëngageerd tot ongeïnteresseerd en van doordrenkt van de eigen sociale structuren tot pure individualist. Kortom; de moslimgemeenschap in Nederland is - anders dan door sommige politici soms wordt gesuggereerd - bepaald geen eenheidsworst. Gelukkig maar!

Die verscheidenheid houdt alles behalve in dat er geen behoefte zou zijn aan één of meerdere moslimomroepen, die een emanciperende rol kunnen vervullen voor moslims. Want die behoefte is er zeker wel en er is ook ruimte voor. Het verzuilde Nederlandse publieke bestel biedt immers plaats aan een bonte stoet omroepen voor de meest uiteenlopende doelgroepen. In dat diverse bestel horen ook omroepen die door een afwijkende samenstelling van de redactie en herkenbare, maar ook gevarieerde en vernieuwende programmering voorzien in de behoefte van moslims.

Hoe nu verder?
Misschien blijkt het nieuwe initiatief van de SZM ondanks heldere afspraken over inhoud, scheiding van bestuur en werkvloer en intensieve samenwerking met de NTR alweer snel op niets uit te lopen. Misschien dat het door veelzeggende antwoorden op Kamervragen niet eens van de grond komt. Mocht dat het geval zijn, dan geldt wat mij betreft voor goed dat ook niet alle moslims met één mond hoeven te praten. De CvM zou dan aan meerdere, afzonderlijk liefst wel gelijkgestemde initiatieven uit moslimhoek een kans moeten bieden of kan in één keer beslissen de programmering voor moslims definitief over te hevelen naar de NTR. Dat laatste vraagt - naast een wijziging van de Mediawet - nu en in de toekomst wel om veel meer plaats in het publieke bestel voor journalisten en redacteuren die daar feeling voor hebben.

Roemer van Oordt is redacteur van Republiek Allochtonië

Voor het eerste deel zie: Opnieuw een hoop gedoe over moslimzendtijd

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like onze facebookpagina. Bezoekt u dit blog geregeld? Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.

 


Meer over cgi, cmo, commissariaat voor de media, diyanet, hakder, islamitische omroep, isn, milli görüs, moslimomroep, moslimomroepen, roemer van oordt, rvmmn, szm.

Delen: