Kan de immigratie van niet-westerse allochtonen worden gehalveerd?

In opinie op 30-03-2011 | 08:17

Tekst: Joop de Beer

Toen het regeerakkoord werd gepresenteerd heeft PVV-leider Wilders gesproken over een daling van de immigratie van niet-westerse allochtonen met 50 procent. Tijdens de formatie heeft een ambtelijke werkgroep geschat dat door de voorgestelde maatregelen de instroom van niet-westerse immigranten met slechts 5 à 15 procent zou kunnen dalen. Minister Leers voor Immigratie en Asiel heeft gezegd dat de gevolgen van alle maatregelen kwantitatief niet te voorspellen zijn omdat dit van teveel omstandigheden afhangt. In dit artikel wordt de vraag gesteld of de immigratie van niet-westerse allochtonen de komende jaren kan halveren. Het antwoord luidt dat dit mogelijk is. De volgende vraag is of een dergelijke daling volledig aan de voorgestelde maatregelen valt toe te schrijven. Het antwoord hierop is: waarschijnlijk niet. En de laatste vraag is: zou een dergelijke daling blijvend zijn? Het antwoord daarop is: vermoedelijk niet.

Bij de presentatie van het regeerakkoord heeft Geert Wilders gezegd dat hij ervan uitgaat dat door de aangekondigde maatregelen de immigratie van niet-westerse allochtonen met 50 procent kan afnemen (NRC Handelsblad, 1 december 2010). Verder zei hij uit te gaan van een daling van de asielinstroom met een kwart en een daling van de totale immigratie met 30 procent (www.kabinetsformatie2010.nl). Overigens zijn in het regeerakkoord geen kwantitatieve doelen geformuleerd. In het Kamerdebat naar aanleiding van de regeringsverklaring op 26 oktober 2010 verklaarde Wilders dat hij niet heeft gezegd dat het percentage van 50 inderdaad gehaald zal worden, maar dat hij er moeite mee zal hebben als het percentage daarvan veel zal afwijken. In een brief van 30 augustus 2010 van de toenmalige minister Hirsch Ballin aan informateur Opstelten schatte de minister dat negen maatregelen uit het toen nog concept-regeerakkoord zouden kunnen leiden tot een daling van de instroom van niet-westerse immigranten met 5 tot 15 procent. Bij het debat over de begrotingsbehandeling van Immigratie en Asiel op 30 november 2010 zei minister Leers dat de kwantitatieve gevolgen van alle maatregelen niet te voorspellen zijn omdat dit van teveel omstandigheden afhangt. Een en ander roept de vraag op of de migratiebeperkende maatregelen van de regering kunnen leiden tot een halvering van de niet-westerse immigratie of dat met een kleinere daling rekening moet worden gehouden. Of valt er helemaal niets te zeggen over het mogelijke effect van de maatregelen?



Beleid beïnvloedt migratie, maar ook andere factoren spelen een rol
De immigratie van niet-westerse allochtonen vertoont van jaar op jaar sterke fluctuaties. In 2001 immigreerden 67.000 niet-westerse allochtonen, in 2005 was dit aantal bijna gehalveerd tot 36.000 (figuur 1). Daarna nam de immigratie overigens weer fors toe, tot 56.000 in 2009. Een belangrijke oorzaak van de veranderingen zijn de grote fluctuaties in het aantal asielzoekers. Een andere oorzaak zijn veranderingen in de gezinsvormende migratie (voornamelijk huwelijksmigratie). De fluctuaties kunnen voor een deel aan beleid worden toegeschreven.

Na de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet die op 1 april 2001 van kracht werd, daalde het aantal asielzoekers immers sterk. In 2001 kwamen 20.000 niet-westerse immigranten als asielzoeker naar Nederland (figuur 2). In 2004 waren dit er nog maar 2.000, dus een daling met 90 procent in drie jaar tijd. Na 2005 nam het aantal asielzoekers echter weer toe, doordat asielzoekers uit Centraal-Irak en uit Centraal- en Zuid-Somalië automatisch een tijdelijke verblijfvergunning kregen. Overigens is dit beleid inmiddels weer afgeschaft en zijn de aantallen asielzoekers uit Irak en Somalië weer gaan dalen. Dit is desalniettemin nog niet te zien in de cijfers over asielmigratie, omdat er enige tijd zit tussen het indienen van een asielverzoek en inschrijving als immigrant in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). De regels voor huwelijksmigratie zijn in 2004 aangescherpt. Daarna daalde de niet-westerse gezinsmigratie, van 27.000 in 2003 naar 15.000 in 2007, een daling met 42 procent (figuur 2). Kortom, verschillende beleidsmaatregelen hebben duidelijk invloed op de omvang van migratiestromen gehad. 

Echter, niet alle veranderingen in de immigratie kunnen aan beleid worden toegeschreven. De economische conjunctuur heeft namelijk ook invloed. Als de werkloosheid in Nederland toeneemt, daalt de immigratie, om daarna weer te stijgen wanneer de werkloosheid daalt. In Demos van november 2009 werd aangetoond dat sinds 1980 de immigratie steeds daalt als er laagconjunctuur is, en weer stijgt als het beter gaat met de economie. Dit betekent dat de sterke daling van de immigratie na 2000 niet alleen aan de invoering van de Vreemdelingenwet in 2001 kan worden toegeschreven, maar voor een deel kan worden verklaard door de economische teruggang. Voorzover migratieontwikkelingen met de economische conjunctuur samenhangen, zal een daling niet blijvend zijn. Na een neergang volgt steeds weer een stijging. De daling van de gezinsvormende migratie na de aanscherping van de regels in 2004 kan niet aan de economie worden toegeschreven, want die daling vond plaats in een periode waarin het goed ging met de economie. De vraag doet zich echter wel voor in hoeverre het effect van de maatregelen blijvend was. In 2008 en 2009 is de gezinsmigratie weer toegenomen.

Naast het migratiebeleid en de economie spelen ook nog andere factoren een rol. Veranderingen in het aantal asielzoekers hangen bijvoorbeeld samen met de omvang en aard van crisissituaties in andere landen, waarbij meespeelt in welke landen de crises zich voordoen. Vluchtelingen uit bepaalde landen verdelen zich niet gelijkelijk over de hele Europese Unie. De keuze van het land waar vluchtelingen een asielverzoek indienen kan mede afhangen van de aanwezigheid van eerdere asielzoekers uit het desbetreffende land en de strengheid van het beleid in verschillende Europese landen. Als het beleid in het ene land strenger wordt, is er een tendens om naar een ander land te gaan. Mede hierdoor verandert het vestigingspatroon van asielzoekers. Een andere factor die de ontwikkeling van de immigratie bepaalt, is de partnerkeuze van in Nederland wonende allochtonen. Een steeds groter deel van de tweede generatie Turken en Marokkanen kiest een al in Nederland wonende Turkse of Marokkaanse allochtoon als partner. De vraag in hoeverre dit door beleid wordt beïnvloed, is moeilijk te beantwoorden. Ook zonder strengere regels mag worden verwacht dat steeds vaker een partner in Nederland wordt gezocht omdat het aantal potentiële huwelijkspartners uit de eigen allochtone groep in Nederland groeit. Bovendien zullen in het algemeen de cultuurverschillen met een al in Nederland wonende partner kleiner zijn dan met een partner die nog in Turkije of Marokko woont. Nog een factor die een rol kan spelen, maar waarvan het effect moeilijk is aan te tonen, is het sociale en politieke klimaat in Nederland ten opzichte van allochtonen. Dit klimaat weerspiegelt zich in de strengheid van het immigratie- en integratiebeleid.

Asiel- en gezinsmigratie vertellen niet het hele verhaal
Het aandeel van niet-westerse allochtonen in de totale immigratie is de laatste jaren gedaald. Rond 2000 vormden de niet-westerse immigranten de helft van de totale immigratie, de laatste jaren is dit een derde. Dit komt vooral door de sterke stijging van de immigratie uit Polen sinds de toetreding van dit land tot de Europese Unie in 2004. Terwijl voor Polen geen beperkingen meer gelden ten aanzien van de immigratie, is dit nog wel het geval voor immigranten uit Roemenië en Bulgarije, landen die in 2007 tot de EU zijn toegetreden. Niettemin is de immigratie uit beide landen toegenomen van ruim 1.000 in 2006 naar ruim 6.000 in 2009. Ook het aantal Nederlanders dat terugkeert na enkele jaren geleden te zijn geëmigreerd, neemt toe. De emigratie is een aantal jaren geleden fors toegenomen. Een deel van de emigranten keert na enkele jaren weer terug naar Nederland. Hierdoor neemt de immigratie van Nederlanders toe. In 2004 kwamen een kleine 20.000 Nederlanders terug, in 2009 was dit toegenomen tot 28.000. Tussen 2001 en 2005 daalde de totale immigratie procentueel minder sterk (30 procent) dan de niet-westerse immigratie (47 procent). Aangezien de laatste jaren zowel de westerse als de niet-westerse immigratie toeneemt, steeg de totale immigratie fors, van 92.000 in 2005 naar een recordomvang van 146.000 in 2009 (figuur 3).

Vanwege de te verwachten toekomstige krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van de vergrijzing is het aannemelijk dat de arbeidsmigratie de komende decennia hoog zal blijven. In het regeerakkoord wordt gemeld dat het migratiebeleid restrictief zal zijn ten aanzien van asielzoekers en gezinsmigranten met weinig perspectief, maar niet ten aanzien van migranten uit de EU (vooralsnog met uitzondering van Bulgaren en Roemenen) en van kennismigranten. Een deel van deze migranten komt uit niet-westerse landen, zoals India en China. Het aantal niet-westerse studenten dat naar Nederland komt, neemt structureel toe, van minder dan 1.000 in 1995 tot 9.000 in 2009 (figuur 4). Ook de arbeidsmigratie uit niet-westerse landen is toegenomen. De laatste jaren is het aantal niet-westerse arbeids- en studiemigranten zelfs beduidend hoger dan het aantal asielmigranten. In 2009 werden 15.000 niet-westerse arbeids- en studiemigranten geteld tegen 10.000 asielzoekers. Gezien de vergrijzing in Nederland valt te verwachten dat de omvang van de arbeids- en studiemigratie hoog zal blijven. Een mogelijke daling van de asiel- en gezinsmigratie zal dus op zijn minst voor een deel worden gecompenseerd door een stijging van niet-westerse arbeids- en studiemigranten.


Een forse daling van de immigratie is wel mogelijk, maar waarschijnlijk niet blijvend
De ontwikkelingen in de immigratie in de afgelopen tien jaar laten zien dat een halvering van de immigratie van niet-westerse allochtonen niet onmogelijk is. Een dergelijke daling heeft zich immers begin van deze eeuw eerder voorgedaan. In de periode 2001-2005 daalde de immigratie van niet-westerse allochtonen met 47 procent. Ook een daling van het aantal asielzoekers met een kwart is denkbaar. Tussen 2001 en 2004 is het aantal asielzoekers zelfs met 90 procent gedaald. Een forse daling van de gezinsmigratie is evenmin uitgesloten. Tussen 2003 en 2008 is de omvang van de gezinsmigratie van niet-westerse allochtonen bijna gehalveerd. Een en ander betekent dat een daling van de totale immigratie met 30 procent niet onmogelijk is. Bij deze getallen horen echter wel enkele kanttekeningen. Allereerst moet worden aangetekend dat het aantal asielzoekers weliswaar de laatste jaren weer is toegenomen, maar het aantal is wel veel lager dan rond 2000. Dit betekent dat een sterke daling van het aantal asielzoekers nu een veel beperkter effect zou hebben op de totale omvang van de immigratie van niet-westerse allochtonen dan in het begin van deze eeuw. Echter, zelfs als het aantal niet-westerse immigranten de komende jaren inderdaad zou halveren, betekent dit niet zonder meer dat dit aan het strengere overheidsbeleid valt toe te schrijven. Andere factoren spelen ook een rol. Een teruggang van de conjunctuur kan het effect van strenger beleid versterken. Daar staat tegenover dat economische groei juist het mogelijke effect van strenger beleid kan tegenwerken.
Of de oorzaak nu een strenger beleid of economische teruggang is, een daling van de immigratie hoeft niet blijvend te zijn. De ontwikkelingen in het verleden laten zien dat immigratie een sterk cyclisch verloop heeft. Na een daling volgt steevast weer een stijging. Zowel de daling van het aantal asielzoekers als die van de gezinsmigratie in het begin van de eeuw werden de afgelopen jaren gevolgd door een stijging. Doch ook verder terug zien we in het verloop van de immigratie een opeenvolging van periodes van daling en stijging. Sinds begin jaren zeventig heeft zich vier keer een forse daling van de immigratie voorgedaan en elke keer volgde later weer een stijging.

Tot slot is het nuttig om erop te wijzen dat het aantal arbeidsmigranten en studenten uit niet-westerse landen als China en India een stijging vertoont. Gezien de vergrijzing in Nederland valt te verwachten dat deze ontwikkeling zich voortzet. De regering streeft er ook naar om de omvang van asiel- en gezinsmigratie te beperken, maar niet die van kennismigratie.

LITERATUUR
• Beer, Joop de (2009), Immigratie en werkloosheid in Nederland. Demos, november pag. 7-8.
• Nicolaas, Han, Elma Wobma en Jeroen Ooijevaar (2010), Demografie van (niet-westerse) allochtonen in Nederland. Bevolkingstrends, 4e kwartaal 2010, pag. 22-34.
• NRC Handelsblad, Harde eisen immigratie van de baan, 1 december 2010
• Volkskrant, Halvering instroom migranten onhaalbaar, 15 december 2010.

Drs. J.A.A. de Beer is werkzaam bij het NIDI. Deze bijdrage is eerder verschenen in Demos, bulletin over bevolking en samenleving, februari/maart 2011 en met toestemming van De Beer ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

Meer artikelen op dit blog over immigratie hier


Meer over demografie, demos, geert wilders, immigratie, joop de beer, nidi, pvv.

Delen:

Reacties


whatever - 24/04/2011 03:57

zijn julie niet de gene die het probleem moet oplossen?