Islamitische onbetrouwbaarheid

In opinie door Bart Voorzanger op 29-09-2010 | 14:21

Tekst: Bart Voorzanger

Martin Bosma speelt hoog spel met zijn verwijzing naar ‘taqiyya’, het islamitisch recht te doen alsof. Hij denkt dat dat ons dwingt geen enkele moslim te vertrouwen maar miskent de kracht van zijn eigen argument: als het deugt is iedereen verdacht, hijzelf incluis. Daarover zo meer. Eerst iets over ‘taqiyya’ voor wie Bosma’s verhaal gemist heeft.

Taqiyya betekent van oorsprong dat moslims de waarheid mogen verhullen als ze vanwege hun godsdienst met de dood worden bedreigd – een begrijpelijke uitzonderingsclausule in een moreel systeem dat liegen verbiedt. Later werd de reikwijdte van het taqiyya-principe in bepaalde kringen opgerekt tot alle situaties waarin moslims strijd leveren met een ongelovige omgeving, en zelfs tot waar die strijd overdrachtelijk is en door moslims zelf werd geïnitieerd. In moderne interpretaties kan dat zover gaan dat moslims die zich in niet-islamitische landen naar eigen overtuiging inzetten voor hun geloof, zo ongeveer alle regels van dat geloof aan hun laars mogen lappen: de fundamentalistische terrorist die zijn baard afscheert en vrolijk een biertje meedrinkt om de veiligheidsdienst zand in de ogen te strooien.

Bosma suggereert – ten onrechte – dat taqiyya een algemeen aanvaard islamitisch principe is en je dus bij een klaarblijkelijk liberale moslim nooit weet of je te maken hebt met een echt liberale moslim of met een terrorist die zich als zodanig voordoet. Daarmee wordt elke moslim verdacht, zeker wanneer je, met Bosma, gelooft dat een liberale islam helemaal niet bestaat en dat wat daarvoor doorgaat een verzinsel van fundamentalisten is om ons te bedotten: een handige vermomming.

Dát een liberale islam niet bestaat is net niet helemaal onzin. Islamitische tegenhangers van de zeer gangbare christelijke dominee die de Bijbel ziet als een door mensen geschreven boek, zijn er nauwelijks. In elk geval niet openlijk. Er zijn geen moskeeën waar de Koran puur als mensenwerk wordt gepresenteerd. Alleen, dat sluit liberalisme in een andere zin niet uit. Ook als de Koran naar de letter Gods Woord is, moet dat woord nog altijd wel worden geïnterpreteerd en toegepast, en dat maakt van alles mogelijk. Het vaak gesuggereerde fundamentele verschil tussen islam en modern christendom is maar heel betrekkelijk.

Wat Bosma daarnaast evenmin beseft is dat zijn stelling over de inherente ongeloofwaardigheid van moslims een veel grotere reikwijdte heeft dan hij beoogt. Als taqiyya zou inhouden dat radicale moslims zich mogen voordoen als liberale moslims, zou het gepropageerde wantrouwen alleen moslims gelden. Maar de taqiyya van het kleine groepje gevaarlijke gekken waartegen we ons beslist moeten wapenen gaat veel verder: ze mogen zich voor hun zegenrijke werk vermommen als wat dan ook. Dus als we consequent zijn in de waakzaamheid die Bosma predikt, moeten we er bij íedere medeburger op bedacht zijn dat hij of zij een in het belang van de verspreiding van de islam verhulde radicaal is. Hoe evidenter het lijkt dat iemand niets met de islam heeft, hoe meer je erop bedacht moet zijn dat die schijn bedriegt. Het volgende paranoïde scenario wordt vanuit zo’n denkwijze opeens heel voorstelbaar.

Stel u voor: Een decennium of wat geleden rekruteerden de Egyptische Moslimbroeders hoogopgeleide, ambitieuze maar jonge dus onzekere Europeanen die zich maar al te graag lieten bekeren en trainen tot agenten in de uiterst opwindende dienst van hun brisante versie van de islam. Die Broeders beseften terdege dat gewone zending, zelfs zending door onverdachte Europeanen, weinig zoden aan de dijk zou zetten. Wat nodig was, was een islamitische machtsovername, en van de slecht opgeleide, vooral ‘culturele’, allochtone moslims in Europa was op dat punt weinig te verwachten. Het heil kon alleen komen van goed getrainde revolutionair-islamitische cellen, maar die moesten dan uiteraard niet als zodanig herkenbaar zijn. En daar kwam dat taqiyya-principe uitstekend van pas. De westerse bekeerlingen konden zich voordoen als felle tegenstanders van die islam en als effectief tweesnijdend zwaard het ware geloof dienen: enerzijds zouden ze met hun gefingeerde islam-haat bijdragen aan de radicalisering van de tot dan toe erg lauwe allochtone moslims, anderzijds konden ze ontevreden autochtonen verenigen achter een schijnbaar ultra-westerse politieke beweging die met hun hulp de macht kon overnemen om vervolgens haar ware gezicht te laten zien. Voor complotdenkers als Bosma en de zijnen is zo’n scenario allesbehalve vergezocht.

Complotdenk nog één stapje verder met mij mee. Een decennium of wat geleden bezocht Geert Wilders Israël. Wie garandeert dat hij zich niet in het geheim vandaaruit naar een trainingskamp van die Broeders liet smokkelen om vervolgens bekeerd en goed voorbereid op een langdurig dubbelleven terug te keren? Alles wat hij sindsdien deed kan worden verklaard als de uitvoering van het in de vorige alinea geschetste plan. Wie garandeert dat Geert Wilders geen druk taqiyya-bedrijvende radicaal is?

Wat moet je met zulke onzin? Beseffen dat het onzin is, natuurlijk. Maar er is meer. Het verhaal laat zien wat er gebeurt als je ophoudt mensen te geloven tot uit hun daden blijkt dat ze ongeloofwaardig zijn. Want dat is wat Bosma bepleit. Hij wil dat wij elke moslim wantrouwen omdat elke moslim stiekem een radicale moslim kan zijn die zich voordoet als een geweldloze moslim om ons in slaap te sussen. Hier past slechts een stevige confrontatie.

Bosma zou die confrontatie graag beperkt zien tot onze islamitische landgenoten, maar dat was precies het punt waarop hij, als elke zichzelf overschattende tovenaarsleerling, iets wezenlijks vergat. De manier van denken die hij voor zijn aanpak moest ontwikkelen, trekt zich niets aan van de grens tussen moslims en niet-moslims. Ook mensen die op geen enkele manier banden met de islam lijken te hebben – tot de koningin, Gordon en uw schoonmoeder aan toe – kan een radicale moslim zijn die zich voordoet als niet-moslim. Elk ‘bewijs’ dat ze zouden aandragen voor hun onislamitischheid – ‘Ik drink’, ‘Ik eet varkensvlees’, ‘Ik zit elke zondag in de kerk’ – laat voor wie denkt als Bosma alleen maar zien dat ze zich de kunst van taqiyya ten volle hebben eigengemaakt.

Kortom, Bosma zaait wantrouwen, maar hij vergeet hoe kiemkrachtig zulk zaaigoed is. In plaats van het net afgebakend veldje bloeiend wantrouwen van zijn dromen, krijg je een wereld die wordt overwoekert door, en uiteindelijk verstikt raakt onder, een deken van wantrouwen dat dan al lang niet meer vrolijk bloeit en waar ook meneer Bosma zelf het slachtoffer van zal worden.

Voor wie wil leven zit er niets anders op: vertrouw je medemensen tot ze onbetrouwbaar blijken. Eerst zien, dan geloven.

Deze blog is van Bart Voorzanger en eerder verschenen op zijn eigen weblog. Eerdere blogs van Bart Voorzanger die op Republiek Allochtonie zijn verschenen vindt u onder de tag bart voorzanger


Meer over bart voorzanger, martin bosma, pvv, taqiyya, wantrouwen.

Delen:

Reacties


merci Bart - 30/09/2010 00:13

Waarschijnlijk is dit ook een uitleg van een taqiyya persoon/taqiyyanerende persoon...
- volgens de 'Bosma's' -