Interculturele mediaopvoeding: aansluiten bij de specifieke vragen en leefwereld van de doelgroepen op basis van een representatief algemeen aanbod

In opinie door Linda Duits op 17-09-2015 | 14:27

"Mira Media heeft geen enkel probleem met kritiek, dat maakt zaken alleen maar beter, maar het heeft wel problemen met het gebruik van beladen termen als racisme en Islam als deze niet representatief zijn voor de inhoud."

Dat schrijft Mira Media in een reactie op kritiek van Linda Duits op een brochure die Mira Media heeft gemaakt over interculturele mediaopvoeding. Hieronder de volledige reactie van Mira Media.

Mira Media heeft met belangstelling kennisgenomen van het commentaar van Linda Duits. De brochure Interculturele Mediaopvoeding is een resultaat van het project Digitale Generatiekloof in Allochtone Gezinnen (DGAG) dat in Utrechtse- en Amsterdamse wijken is uitgevoerd en waarmee in 2014 – 2015 meer dan 2000 allochtone ouders zijn bereikt. Het DGAG project kwam tot stand na de constatering dat de vragen van allochtone en autochtone ouders nauwelijks van elkaar verschillen waar het gaat om de mediaopvoeding van hun kinderen, maar dat het beschikbare aanbod en voorlichtingsmateriaal, qua voorbeelden en beeldmateriaal, niet aansloot bij de ervaringswereld van allochtone ouders.

Duits schrijft dat ze ter voorbereiding van haar artikel de “nationale vraagbaak”, mediaopvoeding.nl, voor ouders en professionals heeft geraadpleegd. Het moet haar daarbij waarschijnlijk zijn opgevallen dat deze website qua uitstraling, foto’s en inhoudelijke voorbeelden niet direct een afspiegeling is van de wijken in de vier grote steden. Deze website is wel representatief voor de meeste mediawijsheid internetsites en publicaties.

Mira Media heeft met de layout van en onderwerpen in deze brochure getracht hier een tegenwicht aan te geven, door verslag te doen van de uitkomsten van het DGAG project en een platform te bieden aan meningen en ervaringen van mensen uit het veld, die in andere publicaties over mediawijsheid vrijwel niet aan bod komen. In tegenstelling tot wat Duits suggereert, gaat het in de brochure niet om aannames, maar om de praktijk, zoals die in het DGAG-project naar voren is gekomen en door zowel ouders als professionals wordt ervaren.

Het is interessant hoe Duits bepaalde punten uit de tekst in een andere context bij elkaar plaatst. Ze suggereert dat Mira Media vindt dat “Ouders bewust moeten zijn van hun voorbeeldgedrag wat betreft de invloed van hun eigen mening over religie, discriminatie, de situatie in het Midden-Oosten op die van hun kinderen”. Op (p. 4) staat echter “Het is duidelijker geworden dat vooral ook het voorbeeldgedrag van ouders zelf steeds belangrijker wordt. Niet alleen wat betreft hun eigen intensief internetgebruik, maar ook wat betreft de invloed van de eigen mening over religie, discriminatie, de situatie in het Midden-Oosten op die van hun kinderen.” Het gaat hier niet om wat Mira Media vindt, maar om topics en zorgen die ouders zelf in de ouderbijeenkomsten steeds meer aan de orde stellen.

Mira Media wordt neergezet als een bureau, maar Mira Media is een organisatie die in 1987 is opgericht door de toenmalige landelijke minderhedenorganisaties en die er nog steeds voor kiest om zaken zo veel mogelijk vanuit het perspectief van de groepen zelf te benaderen. Mira Media is geen wetenschappelijk instituut en heeft ook niet deze pretentie. Duits refereert aan een bij Mira Media onbekende wetenschappelijke studie uit 2013 over publieksonderzoeken van Mira Media. Het blijkt hier te gaan om onderzoeken van onder meer de Publieke Omroep van jaren geleden, die Mira Media bij wijze van service verlening in een database op de Mira Media website bijeen had gebracht.

Duits stelt dat het bijzonder problematisch is om allochtoon mediagebruik als op zichzelf staande categorie te zien. Het is onduidelijk hoe dat afwijkt van autochtoon mediagebruik, en allochtonen vormen geen homogene groep. Mensen van Turkse, Marokkaanse en Chinese afkomst zijn heel verschillend. Mira Media is het hier volledig mee eens. Dit betekent echter niet dat je niet moet aansluiten bij de ervaringswereld van en rekening moet houden met actuele issues in de groep. Algemeen voorlichtingsmateriaal en voorbeelden zoals op mediaopvoeding.nl moet als basis representatief en herkenbaar zijn voor de gehele bevolking en niet alleen voor ’t Gooi. Dit materiaal moet door mediacoaches in alle groepen kunnen worden gebruikt voor hun specifieke doelgroepen. Het feit dat de brochure vooral aandacht heeft voor Turkse- en Marokkaanse groepen komt voort uit het feit dat het DGAG project in Utrechtse wijken vooral met deze groepen is uitgevoerd.

Verder suggereert Duits dat “de nadruk op de wijk suggereert dat ouders en school bij allochtone kinderen tekort schieten”. Deze suggestie is onjuist. Mediaopvoeding maakt ook onderdeel uit van veiligheid en gezondheid in de wijk, terwijl tal van wijkinstellingen zoals jongerenwerk, bibliotheken, zelforganisaties aandacht willen besteden aan mediaopvoeding /mediawijsheid ter ondersteuning van alle wijkbewoners. Om alle bewoners op een goede manier te kunnen ondersteunen is een interculturele aanpak nodig die recht doet aan de vragen die in de diverse bevolkingsgroepen leven. Het feit dat in Utrecht een samenhangend wijkgericht en intercultureel mediawijsheid aanbod tot stand komt is uniek in Nederland.

Het venijn van het commentaar van Duits zit in de staart. Zij besluit haar commentaar met “Interculturele mediaopvoeding in deze brochure betekent eigenlijk mediawijsheid voor moslims. De manier waarop dat gebracht wordt is stereotiep op zijn best en racistisch op zijn slechtst.” Een conclusie die ook wordt verwoord in de titel van haar artikel: “Mediawijsheid speciaal voor moslims pakt racistisch uit.” Dat is geheel bezijden de waarheid en heeft niets te maken met de boodschap en inhoud van de brochure, waarin wordt bepleit om mediaopvoeding zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vragen en leefwereld van de doelgroepen als onderdeel van een algemeen en representatief aanbod. De brochure geeft een beeld van het DGAG project en rapporteert over de afspraken die door een groot aantal partijen in de stad zijn gemaakt over de gezamenlijke aanpak van mediawijsheid/mediaopvoeding door alle wijkorganisaties, inclusief scholen, in de Utrechtse wijken, rekening houdend met de diversiteit van de wijkbevolking en hun specifieke vragen.

Duits moet als mediaexpert weten dat dit soort “populistische” titels een eigen leven gaan leiden op internet en in de media. Vaak met vergaande (misschien niet bedoelde) gevolgen voor de betreffende initiatieven. Het draagvlak voor goede initiatieven kan hierdoor binnen no-time worden afgebroken, maar het kost veel tijd om het weer op hetzelfde niveau terug te brengen. Mira Media heeft geen enkel probleem met kritiek, dat maakt zaken alleen maar beter, maar het heeft wel problemen met het gebruik van beladen termen als racisme en Islam als deze niet representatief zijn voor de inhoud.

Mira Media nodigt Duits graag uit om eens een gedegen analyse te maken van het huidige mediawijsheid materiaal en aanbod op basis van het uitgangspunt dat het representatief en herkenbaar moet zijn voor alle groepen in de samenleving. Dat zou een echte interessante- en waardevolle discussie kunnen opleveren.

Mira Media. Dit stuk is een reactie op een eerder vandaag geplaatst artikel van Linda Duits

 

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!  


 


Meer over brochure, ira media, linda duits, mediawijsheid.

Delen:

Reacties


Linda Duits - 17/09/2015 15:03

Wat fijn dat jullie de moeite nemen om te reageren, dat waardeer ik zeer. Ik vind het belangrijk om over zulke onderwerpen in gesprek te treden, juist omdat ik weet hoe belangrijk beeldvorming is. Dat is precies de reden waarom ik een blogpost heb geschreven over jullie brochure: omdat in jullie beeldvorming, allochtonen er beroerd afkomen.

Nergens in jullie brochure wordt duidelijk wat interculturele mediaopvoeding nu precies inhoudt. Het is daarom aan de lezer dat uit de brochure op te maken. Dat heb ik gedaan en mijn observaties staan. In jullie reactie verstevigen jullie die nog eens: jullie zien dus zelf ook dat jullie Turkse- en Marokkaanse groepen onterecht generaliseren tot ‘allochtonen’. Wat een verslag moet zijn van een specifiek project met specifieke bronnen wordt veralgemeniseerd naar alle mensen van niet-Nederlandse en niet-Westerse afkomst.

Jullie benadrukken steeds dat jullie willen aansluiten bij de doelgroep. Ik ben het ermee eens dat sites als mediaopvoeding.nl zich voornamelijk richten op witte ouders – eigenlijk liever gezegd: witte middenklasse ouders. Ik vind dit ook een kwalijke zaak en zou dat graag anders zien. Wat ik echter constateer is dat jullie vervolgens in dat aansluiten bij de doelgroep terugvallen op stereotypen. Het onderzoek van Isabel Awad dat ik aanhaal maakt bovendien duidelijk dat jullie dit vaker doen. Waar ik van schrik is dat jullie je daar niet van bewust zijn.

Het had jullie gesierd, juist vanuit jullie taakstelling, om te reflecteren op de brochure: welk beeld van allochtonen zetten jullie hier neer? Wie wint en wie verliest daarbij? In plaats daarvan schieten jullie in de houding die we in Nederland zo goed hebben leren kennen de laatste tijd: de beschuldiging van racisme leidt tot de kop in het zand en ‘je moet wat anders onderzoeken!’