Inclusieve, meerstemmige geschiedschrijving
In opinie door Yvette Kopijn op 06-12-2017 | 21:50
Afgelopen zondag was er op televisie een uitzending van Buitenhof te zien, waarin gedebatteerd werd over ‘De zwarte bladzijde in onze geschiedenis.’ Ik had het gemist, omdat ik ondergedompeld was in mijn blogs en de crowdfunding, maar gisterenavond raadde mijn vriendin me aan om er toch eens naar te kijken.
In de uitzending waren Taco Dibbits (directeur Rijksmuseum), Willem Schinkel (hoogleraar Sociale Theorie) en Femke Halsema (ex-politica en publicist) om de tafel verenigd om het onderwerp nader te bespreken.
Behalve het feit dat er uitsluitend witte mensen aan tafel waren uitgenodigd, was vooral de redeneertrant van Femke Halsema opvallend. Volgens haar was het belangrijk voor de identiteit van ons land dat we onze geschiedenis kennen en onder ogen zien, inclusief de minder plezante episoden zoals het slavernijverleden en het koloniale verleden. Maar tegelijkertijd vond ze het jammer dat elke terugblik op het Nederlandse verleden tegenwoordig omgeven werd door schuld en schaamte. Dat zorgde er volgens haar voor dat mensen zich ongemakkelijk gingen voelen en schroom kregen erover te praten, waardoor het verleden direct weer met een deksel bedekt werd.
In plaats van schuld en schaamte op te werpen, zou er volgens Halsema veel meer onderzoek gedaan moeten worden naar de ‘zwarte’ bladzijden in de Nederlandse geschiedenis. Dus eerst de vraag naar schuld onderzoeken, voordat we kunnen vaststellen dat we als natie schuldig zijn – of in ieder geval ‘niet onschuldig’, zoals Wim Schinkel stelde.
Met toenemende verwondering heb ik haar redenering gevolgd. Die zegt natuurlijk vooral iets over Femke Halsema zelf. Waar ik me aan stoor is niet alleen dat ze voorbij lijkt te gaan aan al het onderzoek dat inmiddels is gedaan naar het Nederlandse koloniale verleden; vooral dat ze zo gevangen zit in haar eigen eurocentrische perspectief en zo weinig in staat is om voorbij haar eigen horizon te kijken verwondert me en baart me tegelijkertijd zorgen.
Waarom gaat het in discussies over het koloniale verleden vrijwel altijd over zaken die witte mensen aangaan of dwars zitten? Is het ‘leed’ dat witte mensen wordt aangedaan, omdat ze zich oncomfortabel zouden voelen bij een opgeworpen schuldvraag, meer waard dan het leed dat anderen is aangedaan onder Nederlandse koloniale overheersing? En waarom worden nazaten van het koloniale verleden niet aan dezelfde tafel uitgenodigd, zodat ook hun stem gehoord en vertegenwoordigd is en er een dialoog op gang kan komen waarin verschillende perspectieven gedeeld en uitgewisseld kunnen worden en ieder met een breder perspectief naar huis gaat dan dat ze gekomen zijn? Het zijn vragen die de hoogleraar Wim Schinkel gelukkig ook opwierp, maar die desondanks niet goed tot Halsema leken door te dringen.
De hele uitzending van Buitenhof doet me denken aan de uitzending ‘Een mooi woord voor oorlog’ die op 2 september werd uitgezonden en waarin de heropening van het onderzoek naar wat we vroeger met ‘Politionele Acties’ noemden, maar tegenwoordig aanduiden met ‘dekolonisatieoorlog’ werd aangekondigd.
Heel bevreemdend om te zien hoe Robert Trip tijdens die uitzending op een misplaatste opgewekte, bijna opgewonden toon verslag deed van het op handen zijnde onderzoek, alsof we hij prinsjes- of koningsdag versloeg – en dan ook nog eens vanuit een uitsluitend eurocentrisch perspectief ! Goed, aan het eind van de uitzending hadden ze heel even het woord gegeven aan de inmiddels meervoudig bekroonde Indische schrijver Alfred Birney over het voorgenomen onderzoek. Ook Alfred Birney viel het op dat het onderzoek vooral gedreven werd door de vraag naar schuld. Volgens Birney een hele misplaatste vraag, die de Nederlanders niet paste, omdat ze de dekolonisatieoorlog verloren hadden – niet gewonnen. Een veel interessantere vraag dan de schuldvraag was volgens Birney om te kijken hoe de verschillende betrokken partijen zich de dekolonisatieoorlog herinnerden en hoe zij zich er jaren na dato toe verhielden, en zo vanuit meerdere perspectieven naar dit stuk verleden te kijken. Zijn oproep tot inclusieve geschiedschrijving werd in de kiem gesmoord. Het laatste woord was aan Gert Oostindie die de door Birney opgeworpen vragen eloquent terzijde schoof zonder dat Birney de kans werd geboden om zijn weerwoord te geven, waarna de aftiteling werd ingezet.
Inclusieve geschiedschrijving, kennis nemen van elkaar perspectief en beleving van onze gedeelde geschiedenis, jezelf buiten het centrum plaatsen en vanuit die gedecentreerde positie met een lerende houding naar elkaars verhalen en ervaringen te luisteren – voorbij de vraag naar schuld.
Dat is ook wat ik met het boek ‘Antara Nusa’ probeer te bereiken. In het boek komen Indische, Molukse, Timorese, Indo-Chinese en zelfs Surinaamse vertellers aan het woord, die ieder vanuit hun eigen positie een ander licht werpen op de ontwrichtende periode van oorlog, dekolonisatie en (gedwongen) migratie. Door ruimte te geven voor meerstemmigheid, ontstaat er direct ook ruimte voor erkenning – een woord dat Dibbits gelukkig ook in de mond nam – en voor verzoening.
Het is het soort dialoog dat bij de soosmiddagen van Nusantara Amsterdam als heel gewoon wordt ervaren, maar eigenlijk ontzettend bijzonder is. Ouderen die in het verleden lijnrecht tegenover elkaar stonden, zijn bij Nusantara Amsterdam in staat om, voorbij hun eigen schaduw, met respect en begrip naar elkaars perspectief te luisteren – en dat kunnen ze, omdat ze in een multiculturele samenleving werden gesocialiseerd. Wellicht dat we Femke Halsema eens uit moeten nodigen om langs te komen bij deze groep ouderen …
Yvette Kopijn (1966) werd op Aruba geboren uit een Indische vader en een Nederlandse moeder en woont sinds haar vierde in Nederland. Als schrijver, onderzoeker en docent houdt ze zich al 20 jaar bezig met het verzamelen van levensverhalen van migrantenouderen, waaronder die van Indische Nederlanders. Dit artikel verscheen eerder op Indogo en in overleg ook op Republiek Allochtonië geplaatst.
Steun het Antara Nusa vertelproject
Dit vertelproject is een samenwerking tussen Yvette Kopijn (Stichting Zieraad), Hanoch Nahumury (Stichting Nusantara Amsterdam) en Armando Ello (HoezoIndo).Het bestaat uit een boek, een serie filmpjes, een serie verhalensalons en een reizende tentoonstelling. Om het project te realiseren zijn de initiatiefnemers op zoek naar donaties. Meer hier
Meer over geschiedenis, indonesië, kolonialisme.
Reacties
Joep Hermans - 06/12/2017 23:28
Vriendelijke groeten.
Joep Hermans