Een Afghanistandag niet door maar alleen voor Afghanen?
In opinie door Nasir Rahmin op 19-11-2010 | 13:33
In Nederland wonen ruim 40.000 Afghanen en er zijn zo om en nabij honderd Afghaanse organisaties die op allerlei terreinen actief zijn. Een fors aantal. Het is dan ook opmerkelijk te moeten constateren dat geen van deze organisaties er ooit toe gekomen is om een Afghanistandag te organiseren. Dat wordt gedaan door organisaties die heel ver staan van de gemiddelde Afghaan. Misschien zal een buitenstaander zich niet druk maken over de vraag wie zo’n dag organiseert, toch is er wel degelijk een verschil. Dat schrijft Nasir Rahim van het Instituut voor het Nieuwe Afghanistan in een ingezonden brief. Hieronder het vervolg.
De constatering dat er nog nooit een Afghanistandag door Afghaanse organisaties is gehouden, roept nogal wat vragen op. Waarom lukt het de Afghanen toch niet om een dag de organiseren die aandacht vraagt voor de toestand in hun land van herkomst? Kunnen ze of willen ze het niet? Hebben alleen de zogeheten ‘professionele organisaties’ de kennis en kunde in huis om een dergelijke dag te organiseren? Maar waarom willen zij deze kennis en kunde niet delen? Waarom zien zij Afghaanse organisaties voornamelijk als leverancier van bezoekers en geïnteresseerden? Ook is het interessant om te weten uit welke motieven zij zich werpen op het organiseren van een Afghanistandag.
De vele vluchtelingen- en migrantenorganisaties die een steentje willen bijdragen aan een betere samenleving draaien voornamelijk op vrijwilligers. Deze krijgen lang niet altijd voldoende waardering. Ook ‘professionele organisaties’ nemen hen bewust of onbewust niet altijd serieus. Het kan zijn dat zij in toenemende mate gedreven worden door de noodzaak zich te profileren en hun naamsbekendheid te vergroten om zo de geldstroom in hun richting te doen afbuigen. Met een dergelijke mentaliteit is het niet aantrekkelijk om vrijwilligersorganisaties als gelijkwaardige partners te beschouwen, die weten wat er speelt bij hun achterban. Nee, ze zijn hoogstens goed genoeg om deelnemers te werven. En als het kan, worden er ook ideeën en plannen afgetapt die vervolgens als iets eigens in de markt worden gezet.
Was het maar zo dat vrijwilligersorganisaties alleen maar instrumenten zijn in handen van anderen en niets meer dan dat. Minstens zo onaangenaam is het dat zij vooral ook gezien worden als behartigers van groepen die zwak, ziek of misselijk zijn, waarvoor ontelbare projecten moeten worden uitgedacht teneinde ze te empoweren, te integreren en om te turnen. Er is nauwelijks nog ruimte om een ander beeld uit te dragen.
Deze bejegening zal op de lange termijn alleen maar ongunstige gevolgen hebben. Door steeds het initiatief naar zich toe te trekken en vluchtelingen- en migrantenorganisaties slechts als pionnen te beschouwen, drukken deze ‘professionele organisaties’ ze in een passieve rol. Deze niet aflatende afhankelijkheid werkt demotiverend voor de vrijwilligers. Een organisatie die alleen speelbal mag zijn raakt vroeg of laat vrijwilligers kwijt. En als eenmaal de uittocht is begonnen, is de val van zo’n organisatie niet ver meer.
Ten tweede drukken deze ‘professionele organisaties’, die vanwege een groot netwerk veel invloed hebben en gemakkelijk toegang tot allerlei middelen hebben, hun stempel op denkwijzen, beleid en manieren van aanpak. Maar is dat ook het juiste stempel? Organisaties die dicht bij een bepaalde bevolkingsgroep staan zijn vaak heel goed in staat om oorzaken van achterstanden aan te wijzen en aan te geven wat zou kunnen werken en wat absoluut niet werkt. Zouden juist zij dan niet een duidelijker stempel mogen drukken? Nu zijn ze vaak nog te veel van hun tijd en energie kwijt aan door anderen bedachte projecten, bijeenkomsten en evenementen, die meer dan eens neerkomen op ‘ze dronken een glas, deden een plas en alles bleef zoals het was’. Ook dát werkt zeer demotiverend.
Er is nog een derde reden om vrijwilligers- en migrantenorganisaties meer gewicht toe te kennen. Hun grootste belang is het vooruithelpen van hun achterban. Doen ze dat niet, dan kunnen ze immers van hun leden de wind van voren krijgen. ‘Professionele organisaties’ hebben daarentegen een belang dat nobelere belangen kan overschaduwen: de geldstroom moet op gang blijven, want al die medewerkers moeten wel betaald worden. Wat werkt dat in de hand? Dat geconstateerd wordt dat projecten weliswaar succesvol zijn verlopen, maar dat een vervolg heel urgent is. Dat steeds meer mensen tot een probleemgroep worden gerekend. Of dat er nieuwe doembeelden worden geschapen, die nieuwe projecten, programma’s en trajecten dringend noodzakelijk maken. Zolang het inkomsten genereert, is het goed. Maar zo wordt wel het beeld gecreëerd dat deze bevolkingsgroepen in een achterstandsmoeras vastzitten en maar niet vooruitkomen.
Kan het anders? Ja. Samenwerking op gelijkwaardige basis heeft een grote kans om vruchten af te werpen. Door kennis en kunde te delen en niet angstvallig af te schermen kun je samen nieuwe wegen vinden. Een gezamenlijke blik kan nieuwe perspectieven openen.
Samenwerken op basis van gelijkwaardigheid voorkomt dat nog langer voedsel wordt gegeven aan de gedachte dat vluchtelingen- en migrantenorganisaties bestaan uit mensen die tot weinig meer in staat zijn dan de rol vervullen van zielige hoopjes mens.
Bovendien blijft continuïteit gewaarborgd. Als het voor een ‘professionele organisatie’ niet meer aantrekkelijk is om op een bepaald terrein actief te blijven omdat de geldstroom is opgedroogd, dan kunnen de vrijwilligersorganisatie het stokje overnemen, omdat zij nu zelf voldoende ervaring hebben opgedaan op terreinen waar deze nog ontbrak.
Maar ook als de geldstroom nog lang niet opgedroogd is, is het van belang dat professionele organisaties het stokje overdragen. Als zij te lang blijven hangen, kan het verleidelijk zijn schrikbeelden in het leven te roepen of in stand te houden om zo te verhinderen dat de geldkraan dichtgaat.
Samenwerking tussen mensen met heel verschillende achtergronden kan tot slot bijdragen aan het gevoel van ‘samen de schouders eronder’, aan het versterken van een wij-gevoel. Niet langer met de rug naar de ander staan, maar toenadering zoeken. Juist in een tijd van polarisatie is zo’n aanpak meer dan nodig.
Nasir Rahim. Deze tekst is ook verschenen op de site van het Insitituut voor het Nieuwe Afghanistan
Meer over afghanistan, migrantenorganisaties, nasir rahim.
Reacties
Antoine Berben - 20/11/2010 20:00
Overigens wel leerzaam als artikel.