De omstreden vluchteling

In opinie door Hans Boutellier op 06-04-2016 | 13:38

Tekst: Hans Boutellier

De huidige stroom omstreden vluchtelingen draagt bij aan een groeiend besef dat de bevolkingssamenstelling van Nederland niet alleen definitief is veranderd, maar dat ook zal blijven doen. Gezien de groeiende diversiteit worden de kwaliteit en continuïteit van de instituties, oftewel hoe we Nederland organiseren, de inzet van beleid. En dat gaat niet zonder slag of stoot.

De recente vluchtelingenproblematiek lijkt meer los te maken dan ooit. ‘Het land van aankomst’ zit gevangen tussen medemenselijkheid en angst voor verlies – verlies van voorzieningen, van cultuur, van identiteit. Velen ervaren gespletenheid tussen willen ondersteunen en angst voor wat komen gaat. De emotionele polarisatie lijkt te ontaarden in een onoverbrugbare tweedeling. Welke consequenties heeft dit voor het overheidsbeleid?

Meerstemmigheid

Op basis van onze bevindingen bij gemeenten en betrokken organisaties zouden we tegenover polarisatie een ander beeld willen plaatsen: een beeld van meerstemmigheid. En wel om twee redenen. In de eerste plaats speelt de strijd tussen barmhartigheid (of sociale rechtvaardigheid) en angst voor verlies niet alleen tussen twee gepolariseerde kampen. Hij speelt in allerlei verbanden, tussen en binnen groepen, onder vrienden en in gezinnen, en zelfs in het eigen hoofd: ‘we moeten open staan voor iedereen, maar niet ten koste van onszelf’. De werkelijkheid is ambivalenter dan het beeld.

Een tweede reden om van meerstemmigheid in plaats van polarisatie te spreken, is de variatie in standpunten tussen barmhartigheid enerzijds en angst voor verlies anderzijds. De silent majority vindt van alles en nog wat – zo blijkt uit gesprekken die we voerden met bewoners over de vluchtelingenproblematiek. ‘Natuurlijk moeten mensen in nood geholpen worden,’ vinden veel mensen. ‘Maar waarom is er zo weinig aandacht voor ons – mijn dochter staat al jaren op een wachtlijst voor een woning.’ Beide zijn begrijpelijke, menselijke reacties, die zich in allerlei variaties voordoen.

Diversiteit als permanent proces

De huidige vluchtelingenproblematiek zet de integratiepolitiek van de afgelopen decennia op scherp. De nieuwe asielzoekers versterken de veelkleurigheid van de samenleving. Zij komen bovenop een transformatie van de bevolkingssamenstelling die zich in de afgelopen halve eeuw voltrok. In Nederland leven bijna twee miljoen niet-westerse en ruim anderhalf miljoen westerse allochtonen, tegenover ruim dertien miljoen ‘autochtonen’. Deze cijfers zijn even veelzeggend als dubieus.

Dubieus, omdat de begrippen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ hun betekenis verliezen. Het is inmiddels al een eeuw geleden dat de eerste gastarbeiders naar Nederland kwamen – waarover hebben we het dan eigenlijk? Zeker als we ons bedenken dat migratie zich in alle eeuwen heeft voorgedaan (Lucassen & Lucassen, 2011). (Boutellier is ook al zo’n geïmporteerde naam, zoals Özdil intussen Nederlands is – toch?).

Toch zijn de cijfers ook veelzeggend. De drie grootste steden van ons land zijn in een halve eeuw zogenoemde majority-minority cities geworden – er woont een meerderheid aan minderheden. Het begrip superdiversiteit typeert deze situatie, waardoor een totaal ander perspectief ontstaat op ‘integratie’. Als dat begrip nog ergens op slaat, dan is het op wederzijdse integratie tót een samenleving, in plaats van het opgaan in een bestaande identiteit.

Diversiteit als norm

Diversiteit wordt zo de nieuwe norm – niet alleen in soorten minderheden, maar ook binnen minderheden: in verblijfsstatus, woonsituatie, geloof, sociale positie en contacten met het moederland. Levens gaan ook steeds meer over nationale grenzen heen. Woonplaats, land en familie vallen niet meer samen, er ontstaan internationale digitale vriendschappen, westerse overwinteraars in het zuiden: er wordt fysiek en mentaal heel wat heen en weer gependeld tussen de verschillende landen.

In dit beeld van de ‘vernetwerkte’ samenleving is steeds minder sprake van eenduidige collectieve gehelen. Het denken in termen van superdiversiteit overstijgt het minderheden-integratie-denken in een overkoepelend perspectief. Diversiteit is de feitelijke toestand van grootstedelijk samenleven, en daarmee ook uitgangspunt voor bestuur op lokaal, nationaal en internationaal niveau.

Besturen van verschillen

Deze superdiverse, complexe samenleving wijst op de onmogelijkheid om deze systematisch en al integrerend van bovenaf te regelen. Het doorbreekt bovendien het dominante ‘wij-zij-denken’. De samenleving is immers veel ingewikkelder dan dat. Er zijn tientallen wij’en en zij’en, of honderdtallen of duizendtallen – het is maar hoe je naar de gegeven diversiteit en variatie kijkt. Een dergelijke situatie vraagt vanuit een politiek oogpunt dan ook eerder om het ‘besturen van verschillen’ dan om het ‘organiseren van overeenkomsten’.

In het maatschappelijk debat ligt vaak nadrukkelijk het verlangen besloten dat we met elkaar één cultuur zouden moeten vormen, waarin gelijkheid van normen en waarden, gebruiken en gewoonten wordt nagestreefd. Het begrip superdiversiteit houdt daarentegen in dat verschillen worden erkend, met de nadrukkelijke kanttekening dat de problemen dan nog niet zijn opgelost.

Er dreigt rond diversiteit een Nederland van twee of zelfs meer snelheden te ontstaan. In sommige gemeenten trekken ze het niet, ‘die vreemdelingen’. In andere is het kwestie de zaak zo goed mogelijk te regelen.

Een ander punt is dat niet alle migranten en vluchtelingen kosmopolitische wereldburgers zijn. Er bestaan reële problemen, zoals ongewenste groepsdruk, patriarchale dominantie, homofobie, geloofsdwang en bekrompen fundamentalisme. Tegen die achtergrond is de groeiende diversiteit wel degelijk ook een probleem voor een open samenleving.

Een samenleving is meer dan een optelsom van diverse individuen of groepen, zoals de term superdiversiteit suggereert. Een samenleving organiseert zich in instituties. Precies daarin zit het belang van het besturen van diversiteit.

Diversiteit als bestuurlijke uitdaging

Een samenleving die permanent verandert, zoekt tegelijkertijd stabiliteit, continuïteit en duurzaamheid. Toch is aanpassing van de instituties en tradities onvermijdelijk. Een superdiverse, fluïde samenleving vraagt om bezinning op principes die zij wenst te koesteren of die zij juist achter zich moet laten.

Het managen van de stabiliteit en vitaliteit van de samenleving gaat om mensen (die van alle kleuren, talen, gezindten en geaardheid zijn), zoveel is zeker. Maar de politieke inzet schuilt toch vooral in de waarde en de continuïteit van instituties, zoals de kwaliteit van onderwijs en gezondheidszorg of de robuustheid van de rechtsstaat. Waarin toont de liberale democratie zich flexibel (bijvoorbeeld zwarte piet of islamitische feestdagen) en welke waarden zijn heilig (bijvoorbeeld seksegelijkheid)? In welke mate weerstaat zij de tendens tot discriminatie en wanneer laat zij markt en samenleving zelf het werk doen?

De laatste jaren wordt gekozen voor zogenoemd generiek beleid, vanuit een basale notie van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’. Specifieke aandacht voor zogenoemde ‘allochtonen’ wordt dan al gauw gezien als voorrangsbeleid. Maar zo eenvoudig is dat generieke beleid niet, want wat wordt er dan eigenlijk nagestreefd? Gaat ‘generiek’ over gelijke behandeling zonder aanzien des persoons, om gelijke kansen met voor iedereen dezelfde uitgangspositie, om normalisering, waarbij voor eenieder geldende uitgangspunten van burgerschap worden vastgesteld? Of om verplichtende verantwoordelijkheid, waarmee gewenst gedrag wordt afgedwongen?

Behalve dit conceptuele probleem, leidt generiek beleid ook tot praktische problemen. Veel organisaties hebben moeite om de diverse doelgroepen te bereiken. Voor sommige groepen worden daarom toch specifieke maatregelen getroffen. In de jeugdhulpverlening bijvoorbeeld blijkt het vaak moeilijk te zijn om ‘minderheden’ te bereiken. Men spreekt elkaars taal niet, problemen worden anders gedefinieerd of er heerst wederzijds wantrouwen over opvoedkundige inzichten (Pels, 2010). Om dat te doorbreken wordt gezocht naar de verbinding tussen informele migranteninitiatieven en reguliere instellingen (proefschrift Ponzoni, te verschijnen). Dat is geen generiek, maar specifiek beleid.

Inclusiviteit van instituties

Een verkleurende samenleving – opnieuw zichtbaar door de huidige vluchtelingen – vraagt om verkleurende instituties. Dat kan niet anders. Het is een noodzakelijke aanpassing, die ook de doorontwikkeling van onze samenleving een impuls kan geven. Dat besef is in het eerste jaar van ons Kennisplatform Integratie & Samenleving sterk gegroeid.

Samenleven met verschillen veronderstelt een stijl van besturen die niet terugdeinst voor het benoemen van de problemen, en tegelijk bereid is die verschillen te omarmen. Het beleid ontwikkelt zich in een polariserende omgeving, waarbij al gauw vormen van onrechtvaardigheid worden ervaren. Besturen van diversiteit vraagt dus om stuurmanskunst van zijn organisaties ten opzichte van een wirwar van percepties, meningen en emoties. Daarin zullen zij ondersteund moeten worden.

Diversiteitsbeleid betekent vertrouwen in gezamenlijk kunnen – voorbij de polarisatie rond ‘de omstreden vluchteling’

Wat zijn de consequenties voor de instellingen van onderwijs, (gezondheids)zorg, welzijn, veiligheid en wonen? Diversiteitsbeleid betekent in ieder geval variatie, afhankelijk van de organisatie, de plaats, het probleem, de kans en de betrokkenen. Maar het vraagt ook om onderzoek naar de fundamenten van de democratische rechtsstaat. Zijn zij stevig genoeg om ondermijning te voorkomen? Zijn de democratie en het recht voldoende ingericht op een inclusieve samenleving?

We prijzen ons gelukkig dat we met Kennisplatform Integratie & Samenleving kunnen bijdragen aan de begeleiding van het proces van verkleuring van de samenleving. We hebben zicht op wat er gedaan wordt aan het diverser maken van organisaties, aan de pacificatie van tegenstellingen en aan het tegengaan van radicalisering. Ook bieden we concrete handvatten om praktijken diverser te maken.

Besluit


Voor het huidige vluchtelingenvraagstuk gelden geen eenvoudige oplossingen, silver bullits of quick wins – favoriete termen van beleidsmakers. Inclusiviteit is een noodzakelijk politiek vertrekpunt binnen een democratische rechtsstaat. En het is vooral een opgave om er een vitale ontwikkeling van te maken. Daar past geen beleid van one size fits all.

Ondertussen lijkt het soms alsof het maar niet wil doordringen tot instellingen en organisaties dat de tijden definitief en radicaal zijn veranderd. De teller tikt. Een inclusieve politiek betekent geen terugkeer naar ‘de doelgroepen’, daarvoor is de situatie te gecompliceerd. Het is vooral een proactieve politiek van flexibiliteit en dialoog. Dan gaat het om georganiseerde diversiteit van instellingen, actief antidiscriminatiebeleid op de arbeidsmarkt, reflectie op de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat en krachtdadig optreden tegen de ondermijning daarvan.

De samenleving kent een pluriform waardenstelsel en kan niet vanuit Den Haag georganiseerd worden. Maar Haags beleid schept wel de condities en het kan prikkels geven. Een inclusieve samenleving vraagt om wijs beleid en moedige politici.

Hans Boutellier is wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar Veiligheid & burgerschap aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit stuk is een verkorte versie van het essay van Hans Boutellier in het jaarbericht 2015 van Kennisplatform Integratie & Samenleving. Enkele delen van dit essay zijn een bewerking van hoofdstuk 6 uit het boek Het seculiere experiment van Hans Boutellier. Dit stuk verscheen eerder op de website van KIS en is in overleg met het intsituut ook op Republiek Allochtonië geplaatst.

 

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!  

 


Meer over diversiteit, Hans Boutellier, integratie, KIS, vluchtelingen.

Delen:

Reacties


Hans Moll - 06/04/2016 15:28

HB schrijft: 'niet alle migranten en vluchtelingen (zijn) kosmopolitische wereldburgers. Er bestaan reële problemen, zoals ongewenste groepsdruk, patriarchale dominantie, homofobie, geloofsdwang en bekrompen fundamentalisme.' Ik mis in deze opsomming antisemitisme, verbod op geloofsafval, intolerantie tegen seksuele vrijheden en 'islamofobiefobie'. Geborneerdheden die veel moslims aankleven - of koesteren, want ook de hier geboren en getogen moslims zijn hiervan niet gevrijwaard - als deze bedreigen onze cultuur van inclusieviteit, emancipatie en tolerantie. Om nog maar te zwijgen van het taboe op nieuwsgierigheid over oorsprong en ontstaan van de Koran.