De banaliteit van het kwaad

In opinie door Ellen van de Bovenkamp op 24-02-2015 | 08:45

Tekst: Ellen van de Bovenkamp

De wijdverbreide onverschilligheid en schijntolerantie in Nederland vormen een rijke voedingsbodem voor discriminatie, beledigende humor en kwetsende benamingen.

Dat we het allemaal heus goed bedoelen, mag niet langer een excuus zijn om actie te nemen. Iemand die iets racistisch zegt is niet meteen een slecht mens, maar andersom pleit ‘aardig zijn’ en ‘het is maar een grap’ mensen niet vrij van het maken van discriminerende opmerkingen. Ook al komen ze uit nog zo’n goed hart, racistische uitspraken voeden de groeiende onverdraagzaamheid.

Volgens Ella van de Bovenkamp zou het onderwijs meer aandacht moeten besteden aan enkele basale communicatievaardigheden.

Onlangs moest ik getuigen in een moordzaak. Bij de ingang van het gerechtshof kwam ik een man tegen, die me op een provocerende, intimiderende manier aankeek. Later hoorde ik dat het de befaamde crimineel Martin K. was, alias de Stotteraar. Ik was niet verbaasd : zijn kwaadwillendheid had een prettig what-you-see-is-what-you-getgehalte.

Een dag later was ik op een verjaardagsfeestje in de Nederlandse provincie. Mensen die elkaar al jaren kennen zaten aan de koffie met gebak. Foto’s van kleinkinderen gingen rond : blonde toetjes, de een nog blakender van gezondheid dan de ander. Wetenswaardigheden over niet aanwezige familieleden werden uitgewisseld. Iemand vertelde een anekdote over die keer dat ik, jaren geleden, mijn toenmalige geliefde mee had genomen naar een verjaardag ; als ‘echte joodse sjaggeraar’ was mijn ex een exotische verschijning geweest. Vervolgens werd er gesproken over te hoge belastingen, verspilling van overheidsgeld, de dreiging van de islam. Ik hoorde een grap over negers.

Ik vroeg me af wat de gespreksonderwerpen zouden zijn geweest in Frankrijk, waar ik momenteel woon. Eten, allereerst, en dan vast ook wat gemopper over de politiek, en vervolgens opnieuw eten. Ook op dit Hollandse feestje werden de gasten uitstekend verzorgd, maar omdat bijna al het eten kant-en-klaar uit de supermarkt kwam, was een discussie over het beste recept uitgesloten. Nee, dan maar weer verder klagen over de politiek, en vooral over alles en iedereen dat de stabiliteit en rijkdom van Nederland bedreigt. Puur op mijn persoonlijke ervaring gebaseerd, maar toch : de frequentie van het aantal racistische opmerkingen is schrikbarend hoger dan in een soortgelijk gezelschap van Fransen, Duitsers, Marokkanen of Britten. Het is allemaal niet gemeen bedoeld, maar dat maakt het gemak waarmee vooroordelen over Mohameddanen [sic] en negers over tafel vliegen niet minder pijnlijk.

We zijn te lomp en te direct, luidt de heldere titel van een artikel over verschillende manieren van zakendoen en communicatiestijlen. Van alle nationaliteiten halen Nederlanders bijna constant de uiterste score. We communiceren extreem expliciet en hebben er totaal geen moeite mee om negatieve feedback te geven. In vrijwel geen enkel ander land behandelen werknemers elkaar zo gelijkwaardig als in Nederland. Op zich is dat positief, maar het heeft ook het negatieve gevolg dat niemand zich meer iets door een ander laat zeggen en dat iedereen denkt dat zijn mening even zwaar telt als die van een ander, ongeacht de mate waarin hij het onderwerp in kwestie bestudeerd of ervaren heeft. Een frappant voorbeeld is dat allerlei (niet-islamitische) eendagsvliegdeskundigen tegenwoordig aan moslims uit weten te leggen hoe hun geloof in elkaar zit.

Een andere constatering in het artikel over zakendoen is dat Nederlanders erg task-based zijn en nauwelijks relationship-based. Dat betekent dat we vooral zo snel mogelijk ons werk willen doen om weer naar huis te kunnen gaan. Niks mis met efficiëntie natuurlijk, maar het betekent ook dat we de mensen met wie we samenwerken, of dat nou collega’s, klasgenoten of zakenpartners zijn, niet erg goed kennen. Volgens mij is dat een belangrijke reden waarom de Nederlandse samenleving zo gesegregeerd is.

Het verjaardagsfeestje staat niet op zichzelf. Ik hoor soortgelijke racistische opmerkingen in het openbaar vervoer. Facebook staat er vol mee. En ja, commentaren op social media zijn wel degelijk een afspiegeling van wat er leeft in de samenleving.

Ik heb lang in Marokko gewoond, wat voor mensen aanleiding kan zijn om opmerkingen over Marokkanen te maken (ik bedoel hier natuurlijk Nederlanders wiens (groot)ouders uit Marokko komen). Zo heeft iemand me al eens gevraagd of ik niet wat Marokkanen mee terug kan nemen naar Marokko als ik daar weer naartoe reis. Tegenover dit in-your-faceracisme staat het erudiete, verdekte racisme van mensen die me vragen of ik moslim zou willen worden [nee], maar stél dat ik moslim had willen worden, of ik dan een hoofddoek zou gaan dragen ? Het is veelzeggend voor de manier waarop wordt gekeken naar Nederlanders met een andere achtergrond dan henzelf. Er is weinig schroom om dit soort dingen ook rechtstreeks tegen Marokkaanse Nederlanders te zeggen.

Het is dus terecht dat middelbare scholieren zich zorgen maken over de negatieve beeldvorming rond ‘hun moslims’, zoals Ahmed Marcouch hier meldde. Ik ben het hartgrondig met hem eens dat leerlingen meer steun moeten krijgen vanuit school om ook daadwerkelijk iets te kunnen doen tegen discriminatie en racisme. Dat docenten scholing krijgen over de islam is niet nodig en kan zelfs averechts werken. Mensen, en dus ook moslims, kunnen zelf het beste uitleggen wat hen beweegt. Met elkaar praten dus. En dan geen krantenkoppen nabauwen, zoals op verjaardagsfeestjes, maar echt met elkaar in gesprek gaan.

De eigenschap om altijd alleen naar efficiëntie via de korst mogelijke route te streven heeft een dieperliggend gevolg : we zijn totaal niet gewend om ons in de beweegredenen van anderen te verdiepen. Mensen die relationship-based georiënteerd zijn, zijn genoodzaakt die kwaliteit te ontwikkelen : ze moeten telkens opnieuw de motivatie van hun zakenpartner leren begrijpen, te weten komen wat hem raakt en van welk eten hij houdt. Dat is een vaardigheid die niet alleen van pas komt in het zakenleven, maar die op zeker moment in de mentaliteit van mensen gaat zitten. Als je je voortdurend in anderen moet verplaatsen voedt dat empathie.

Toen ik in Marokko woonde was het altijd oké dat ik at tijdens de ramadan, terwijl iedereen in mijn omgeving vastte. Mensen wilden weten of ik als eens geprobeerd had te vasten en waarom ik ervoor koos niet mee te doen, en daarmee was de kous af : ze respecteerden mijn keuzes.

Tariq Ramadan maakt onderscheid tussen tolerantie, van toepassing op mensen die je niet kent en niet waardeert, en respect, voor mensen wiens ideeën je kent – en die je accepteert, ook als je het er niet mee eens bent. De wijdverbreide onverschilligheid en schijntolerantie in Nederland vormen een rijke voedingsbodem voor discriminatie, beledigende humor en kwetsende benamingen.

Leren hoe je relationship-based werkt, hoe je communiceert zonder een ander voor het hoofd te stoten en hoe je positieve feedback geeft : het zijn essentiële, basale vaardigheden die niet door het CITO worden getoetst, maar die wel degelijk van groot belang zijn. Het is geen overbodige luxe maar bittere noodzaak om deze vaardigheden zo snel mogelijk op te nemen in onderwijscurricula.

Nu wordt het vak maatschappijleer soms nog gebruikt om stereotypes te bevestigen. Het zou benut moeten worden voor discussies over hoe we met elkaar om wensen te gaan. Waarom stoppen we elkaar in hokjes en op welk moment kan dat kwetsend zijn ? Hoe werken stereotypes ? Wie bepaalt er wie over wie grappen mag maken ? En hoe je andere groepen aan mag duiden ? Daarover wordt veel te weinig gesproken, terwijl het hard nodig is om dat wel te doen. Want we hebben in Nederland niet alleen een probleem met islamofobie en met antisemitisme, we hebben een serieus racismeprobleem. Dat we het allemaal heus goed bedoelen, mag niet langer een excuus zijn om actie te nemen. Iemand die iets racistisch zegt is niet meteen een slecht mens, maar andersom pleit ‘aardig zijn’ en ‘het is maar een grap’ mensen niet vrij van het maken van discriminerende opmerkingen. Ook al komen ze uit nog zo’n goed hart, racistische uitspraken voeden de groeiende onverdraagzaamheid.

In de moordzaak was ik een teleurstellende getuige, vrees ik : ik kon me weinig herinneren van de moordenaar, terwijl ik hem toch enkele keren had ontmoet. Maar van de banaliteit van het kwaad, daarvan lig ik steeds vaker wakker.


Ellen van de Bovenkamp studeerde Franse taal en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Ze woonde jarenlang in Marokko, waar ze onder meer als correspondent voor de NOS, Trouw en de Groene Amsterdammer werkte. Op dit moment woont ze in Lyon en is ze bezig met de afronding van haar PhD aan de Vrije Universiteit over de populariteit van de islamitische filosoof Tariq Ramadan in Marokko.

 

Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  

 

Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook! 



 


Meer over antisemitisme, discriminatie, ellen van de bovenkamp, moslimhaat, racisme.

Delen:

Reacties


John Dubbelboer - 24/02/2015 23:07

De banaliteit van het kwaad, we kennen deze woorden van Hannah Arendt. Adolf Eichmann was de willoze ambtenaar in een kwaadaardig politiek stelsel.
Niet de willoze ambtenaar in een Duitse nationale cultuur.
En hier ontspoort het verhaal van van de Bovenkamp.
Het lijkt een ontspannen vertoog over oom Joop die de leukste denkt te zijn op verjaardagsfeestjes of over Hollanders (Les Bataves sont arrivés) die voor de lunch een broodje kaas nemen met karnemelk maar het is een fout stukje.
Genocide gaan we dus nooit koppelen aan cultuur. Voor je het weet gaan we wat doms beweren over de Turkse cultuur en de Armeense genocide.
Nederland kent een directe feminieme cultuur met weinig machtsafstand. Dat heeft nadelen en misschien is het getheoretiseer hierover door van de Bovenkamp correct maar deze cultuur heeft ook veel voordelen, bijvoorbeeld dat je je niet direct zal laten wegzetten als "eendagsvliegdeskundige islam".
Laten we volstaan met de oproep om niet onnodig te kwetsen maar laten we ons niet op glad ijs begeven met beschouwingen over cultuur.

De onvermijdelijke totalitaire draai komt aan het slot: In de onderwijscurricula dient zo snel mogelijk het vak "communicatie zonder een ander voor het hoofd te stoten" te worden opgenomen. Les 1: hoe sluit je een contract met Fransen. Les 2: hoe maak je netjes duidelijk als witte leerling dat je het dragen van hoofddoekjes afkeurt?
Kennelijk is het niet nodig dat docenten les krijgen in de Islam.
Het vak maatschappijleer is het dus niet. Maar iets anders moet het dus worden. Op het spel staat immers de banaliteit van het kwaad, dat ging over een onbetekenend ambtenaartje dat ijverig meewerkte aan de grootste genocide in onze geschiedenis.