Case Fawaz Jneid: (Hoe) komen we van opruiende (s)prekers af?
In opinie door Roemer van Oordt op 30-03-2018 | 20:00
Kamerbrede verontwaardiging en frustratie over het veronderstelde gebrek aan dadendrang van minister Grapperhaus. Aanleiding: een bekende, veel bekeken en gedeelde Facebookvideo uit januari, waarin imam Fawaz Jneid zich weer eens weinig fijnzinnig over de burgemeester van Rotterdam uitliet.
De discussie over de aanpak van opruiende (s)prekers is alles behalve nieuw. Maar nog nooit klonk er zo’n eensgezinde hartenkreet vanuit de Tweede Kamer om werk te maken van één specifiek geval.
Fawaz Jneid
De NCTV, de burgemeester van Den Haag, de Tweede Kamer, de minister van Veiligheid en Justitie, de columnist, de verslaggever en de arabist - ik noem er maar wat - bogen zich de afgelopen tijd stuk voor stuk over de (interpretaties van de) inhoud van het Facebookfilmpje waarin de moskeeloze imam Fawaz Jnied burgemeester Ahmed Aboutaleb plaatst in een rij moslim die hij ‘afvalligen’ en ‘vijanden van de islam’ noemt. Volgens Fawaz is het overigens aan de persoon in kwestie zelf om te beslissen of hij moslim of afvallige is, niet aan een imam. Maar dit terzijde. Aboutaleb wordt inmiddels beveiligd.
Zonder de ernst van de zaak te willen bagatelliseren; het is allemaal weinig verrassend. Zo ongeveer alles wat de omstreden Fawaz Jneid sinds zijn komst in Nederland zegt ligt niet voor niets onder een vergrootglas. Hij werd onder meer bekend door zijn preken met verwensingen aan het adres van islamcriticasters als Theo van Gogh (“O God, bezorg Van Gogh een ziekte die door alle bewoners van de aarde niet kan worden genezen.") en Ayaan Hirsi Ali. Zijn lezingen hadden regelmatig een fors homofoob gehalte.
Verspreiding van boodschap
Fawaz preekte jarenlang in de als hét salafistisch bolwerk te boek staande As-Soennah moskee in Den Haag, maar werd daar vanwege zijn uitspraken door het bestuur in 2012 de minbar afgejaagd. Zijn opvolgers noemt Jneid ‘verraders van de islam’. In zijn zoektocht naar alternatieve podia liep hij steeds tegen plaatselijke of landelijke barrières aan. Daarom verlegde hij zijn focus naar de sociale media, waaronder Facebook. Politie en AIVD volgen hem ook daarop.
De imam heeft sinds vorige zomer een gebiedsverbod in de wijken van Den Haag waar hij groot werd. Het verbod is naar aanleiding van de Facebookactiviteiten van de imam met een half jaar verlengd. Op 13 april dient zijn hoger beroep. Het gebiedsverbod kon worden opgelegd omdat de (effectieve) dreiging die van het discours van Fawaz uitgaat volgens de autoriteiten substantieel is. Het lukte de minister en de burgemeester daarom gebruik te maken van de bestuursrechtelijke ruimte die de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding biedt. Onder die wet kunnen beperkingen aan personen worden opgelegd als zijn of haar ‘gedragingen in verband gebracht kunnen worden met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan’. Op de wet is uit juridische hoek flink veel kritiek, vooral omdat er ongeveer alles onder kan vallen.
Noodzaak of een grens voorbij?
Bij de bestuurlijke maatregelen die worden genomen om terrorisme te voorkomen of te bestrijden zitten vaak verregaande ingrepen in vrijheden - waaronder die van meningsuiting, beweging, religie en organisatie - van (groepen) burgers. De vraag die voortdurend speelt is of daarbij geen grenzen worden overschreden. Van belang is bijvoorbeeld of de maatregelen proportioneel zijn en geen ongelijkheid veroorzaken.
Relevant voor deze case zijn onder meer de twee moties die in 2015 werden aangenomen om zogenaamde ‘haatpredikers’ te weren uit Nederland en organisaties te kunnen sanctioneren die hen een podium bieden. Er zijn nogal wat argumenten aan te dragen die de conclusie rechtvaardigen dat daarbij die grenzen op z’n minst worden opgezocht en soms zelfs met voeten worden getreden. Ik noem er een aantal.
Rechtsgeleerden zien een breuk met het censuurverbod, bij preventief optreden is de scheiding van Kerk en Staat én de vrijheid van religie in het geding, er is geen heldere definiëring, weinig zicht op de omvang en dus op de proportionaliteit en de maatregelen zijn - de (tenenkrommende) terminologie ten spijt - uitsluitend gericht op (‘haat’)imams (ooit gehoord van een haatpastoor, haatrabbijn of haatpoliticus) en geven daarmee voeding aan breder levende gevoelens van het meten met twee maten en wantrouwen.
Belangrijkste tegenargument is - net als bij andere ingrepen - de grote, negatieve sociaal-maatschappelijke impact van de boodschap van opruiend prekende imams. Vooral de potentiële effecten op en gevolgen voor moslimjongeren (direct) en de samenleving als geheel (indirect) wegen daarbij zwaar mee.
Daar komt de wens van een deel van de (georganiseerde) moslimgemeenschappen bij om al dan niet in samenwerking met de overheid, maar hoe dan ook vanuit eigen verantwoordelijk- en mogelijkheden, maatschappelijk en religieus tegengeluid en perspectief te bieden. In de door imam Fawaz Jneid inmiddels vervloekte moskee As-Soennah zijn ze daar dagelijks mee bezig.
Strafrechtelijke kant
Strafrechtelijk zou er tegen Fawaz volgens Dick Schoof van de NCTV nog altijd geen zaak zijn:
Fawaz Jneid verkondigt een intolerante boodschap….Daarmee draagt hij bij aan het radicaliseringsproces in de richting van jihadisme.….Hij praat en preekt op een manier die zich beweegt binnen hetgeen dat niet strafrechtelijk te vervolgen is door het OM. Met maatregelen als het gebiedsverbod proberen we de verspreiding van zijn gedachtegoed te beperken.
Minister Grapperhaus herhaalde dat tijdens het vragenuurtje, maar voegde er ook wat aan toe:
Deze meneer zoekt de vrijheid van meningsuiting op, op een wijze die zeer tartend is, maar helaas buiten de delict-omschrijving in het strafrecht valt. Als we die omschrijving strakker maken, perken we ook de vrijheden van anderen in. Dat is een duivels dilemma, hoe bitter en akelig ook.
Meerdere parlementariërs menen dat de prediker ook zonder de wetswijziging al harder bestreden kan worden en voor de rechter moet worden gebracht. Hij roept volgens hen niet alleen op tot geweld, maar geeft ook een vrijbrief aan ‘radicale moslims’ om daar daadwerkelijk toe over te gaan. Grapperhaus verwees terecht naar de lijn van het OM en gaf aan dat als de Kamer vond dat er door het Openbaar Ministerie dingen verkeerd zijn geïnterpreteerd het de leden vrijstaat daarover aangifte te doen.
Moeilijk voorstelbaar dat de uitspraken van #haatimam Jneid níet zouden voldoen aan de delictsomschrijvingen van #haatzaaien en/of #opruien en/of #bedreigen. Hoogste tijd dat dit juist wél voor de rechter wordt gebracht! https://t.co/mrZFtXZbmA
— Arno Rutte (@arnorutte) 27 maart 2018
Na forse kritiek uit de Kamer zei minister Grapperhaus toe te onderzoeken of de wet op haatzaaien aangescherpt kan worden, waardoor dit soort preken op termijn wél strafrechtelijk aangepakt kunnen worden. De minister wees er fijntjes op dat in eerdere gevallen politici juist vonden dat er al te veel onder het begrip haatzaaien valt. Daarbij doelde hij expliciet op de rechtszaak tegen Geert Wilders. Een terechte constatering, lijkt mij.
Verder lezen?
Aanpak 'haatpredikers': noodzaak of een grens voorbij?
Weren van ‘haatimams’ blijft lastig dossier
Het gebiedsverbod voor imam Fawaz Jneid – Bestrijding van radicalisering en de grondwet?
Waardeert u ons werk? U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Meer over aboutaleb, fawaz jneid, gebiedsverbod, grapperhaus, imam, moskee as-soennah, nctv.