Arbeidsmigranten worden aan hun lot overgelaten
In opinie door Alfons Fermin en Jurriaan Omlo op 01-02-2013 | 09:23
Tekst: Alfons Fermin en Jurriaan Omlo
Arbeidsmigranten worden aan hun lot overgelaten. De regering neemt aarzelend een regierol op zich, maar beperkt zich vooralsnog tot handhaving en huisvesting. Het faciliteren van maatschappelijke participatie van arbeidsmigranten wordt systematisch genegeerd.
Migratie naar Nederland is tegenwoordig in belangrijke mate arbeidsmigratie. Zo was arbeid het migratiemotief voor 47.311 van de 118.452 immigranten die in 2011 naar Nederland kwamen. 38.166 van deze arbeidsmigranten waren burgers van andere Europese lidstaten (CBS Statline). Daarbij moet bedacht worden dat de werkelijke aantallen EU-migranten hoger liggen, omdat ze zich niet allemaal laten registreren. Veel van de arbeidsmigranten die in Nederland werken, komen uit naburige landen zoals Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk. Met de uitbreiding van de EU naar Midden en Oost-Europa heeft de arbeidsmigratie uit deze regio een hoge vlucht genomen. Door de crisis is de migratie uit Midden en Oost-Europa wat getemperd, maar nu komen er meer werkzoekende jongeren uit landen die hard door de crisis zijn getroffen, zoals Spanje, Italië en Griekenland. En vanaf 1 januari 2014 zal de immigratie vanuit Bulgarije en Roemenië toenemen, als staatsburgers van deze landen vrije toegang krijgen tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Ook al gaat het vaak om tijdelijke migratie, arbeidsmigratie is een structureel verschijnsel geworden.
Voorzieningen voor arbeidsmigranten blijven uit
Toch laat de Nederlandse overheid arbeidsmigratie vanuit Europese lidstaten op haar beloop, en ontbreekt er een adequate visie en beleid. Dit is ook de conclusie van de tijdelijke parlementaire commissie in Lessen uit recente arbeidsmigratie, van de WRR-bundel In betere banen en van de RMO. In reactie op het rapport van de parlementaire commissie heeft de overheid de regie wel meer op zich genomen, maar dat blijft beperkt tot huisvesting en handhaving. In reactie op het pleidooi van de WRR om de arbeidsmigratie in betere banen te leiden (zie ook het artikel van Kremer), gaat minister Asscher ook nog niet ver. Hij richt zijn pijlen vooral op handhaving en het tegengaan van negatieve gevolgen van arbeidsmigratie, zoals uitbuiting en oneerlijke concurrentie. Wel wordt de SER nog om een advies gevraagd over de rol in en mogelijke bijdrage van arbeidsmigratie aan de Nederlandse economie in de toekomst. Dat zou wel een opstap kunnen zijn voor een meer proactief beleid, maar het is vooral uitstel en een gemiste kans. Urgent en steeds weer genegeerd is de ontwikkeling van voorzieningen ter voorkoming van de marginalisering van EU-migranten en ter ondersteuning van hun deelname aan de samenleving.
Waarom onderneemt de overheid niet meer actie?
Waarom onderneemt de overheid niet meer actie? Hiervoor zijn vier oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats gaat men uit van tijdelijk verblijf van de migranten, net als in de tijd van de gastarbeid. Daar past geen facilitering van participatie en integratie bij. Maar net als destijds zal een aanzienlijk deel van de – in dit geval Europese – migranten hier voor langere tijd blijven. Met het risico van ernstige participatieproblemen in te toekomst. Een tweede reden is dat de overheid arbeidsmigratie primair door een economische bril beziet: als een verantwoordelijkheid van werkgevers en de uitzendbureaus die ze hierheen halen. Een derde reden is dat migranten uit Europa welkom zijn zo lang ze ‘op eigen benen kunnen staan’. Als ze dat niet kunnen, moeten ze terugkeren. Daarom wil de regering de toegang tot de sociale zekerheid voor deze migranten verder inperken. Een vierde reden is dat dit vraagstuk in belangrijke mate een Europese kwestie is, namelijk het gevolg van het vrije verkeer van werknemers. De EU spant zich in om obstakels voor dit recht op te ruimen, maar heeft geen oog voor de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor de migranten, de regio waar ze uit vertrekken en de regio waar zij zich vestigen.
Het zijn vooral de lokale overheden die de gevolgen ervaren. Ook al zijn vele migranten goed opgeleid en weten velen van hen zelfstandig een positie te verwerven, er zijn er ook die daarvoor vele onnodige obstakels moeten overwinnen en het soms niet redden. Dit laatste blijkt bijvoorbeeld uit de groeiende groep daklozen met een Oost-Europese achtergrond. Volgens het SCP is de arbeidsmarktpositie van Polen in Nederland zorgelijk, vanwege een verhoogd risico op uitstroom, taalproblemen en geen relevant netwerk. De kans op armoede onder deze groepen is ook relatief hoog.
Migranten uit andere EU-lidstaten hebben net als migranten van daarbuiten behoefte aan ondersteuning: een loket waar ze terecht kunnen voor informatie over de Nederlandse samenleving, taalcursussen, adequate huisvesting en erkenning van elders verworven kwalificaties en diploma’s. Bovendien werken veel goedopgeleide migranten uit andere lidstaten onder hun niveau. Dat is geen probleem voor een korte tijd, maar wel als ze zich hier voor langere tijd vestigen. Hierop moet het onderwijs inspelen, door bijvoorbeeld bijscholing aan te bieden. Het wordt dan ook tijd dat voorzieningen die participatie ondersteunen niet langer alleen gereserveerd blijven voor niet-EU-migranten.
Pragmatisch omgaan met participatie van migranten
Het voldoet echter niet om bestaande inburgerings- en integratievoorzieningen – voor zover deze er nog zijn – simpelweg open te stellen voor EU-migranten. Het is vooral zaak rekening te houden met de grote verscheidenheid aan vormen van mobiliteit en vestiging van EU-migranten. Nieuwe vormen van flexmigratie – expats en global nomads, zoals jongeren op zoek naar avontuur zonder duidelijk idee over hun toekomst- maken duidelijk dat een integratiebegrip dat uitgaat van culturele aanpassing meer dan ooit achterhaald is.
Een pragmatisch begrip van participatie van migranten aan de samenleving en facilitering hiervan is op zijn plaats. Toenemende diversiteit aan vormen van mobiliteit vraagt om een gedifferentieerd beleid. Zo zijn voor verschillende typen migranten verschillende voorzieningen nodig, variërend van korte taalcursussen op het werk tot echte inburgeringscursussen, en van short stay huisvesting tot opvang van daklozen.
Dit betekent zeker niet dat er beleid voor nieuwe doelgroepen moet worden ontwikkeld. Naast enkele specifieke voorzieningen om migranten te verwelkomen, voldoen algemene voorzieningen indien ze open staan voor de veranderende diversiteit van de lokale bevolking. Dit past goed bij de huidige trend waarin veel gemeenten geen afzonderlijk integratiebeleid meer kennen, maar beogen door middel van algemeen beleid de diversiteit van burgers te bedienen.
Als Nederland een eigen visie heeft ontwikkeld op arbeidsmigratie kan het ook serieus het debat in de EU aangaan.
Alfons Fermin is zelfstandig onderzoeker. Jurriaan Omlo is als onderzoeker verbonden aan de Hogeschool Inholland voor het lectoraat Maatschappelijk Werk en de Wmo werkplaats in Rotterdam. Dit artikel verscheen eerder op socialevraagstukken.nl en is in overleg ook op Republiek Allochtonië geplaatst.
Eerdere artikelen van Jurriaan Omlo op Republiek Allochtonië vindt u hier
Zie ook:
Informatie- en adviesloket voor arbeidsmigranten
Moelanders, de Marokkanen van de jaren '10
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.
Meer over alfons vermin, arbeidsmigranten, immigratie, inburgering, integratie, jurriaan omlo, migratie.