‘Allochtoon’, ‘integratie’ en andere buzz words
In opinie door Zihni Özdil op 30-05-2012 | 17:38
Tekst: Zihni Özdil
Sinds ongeveer tien jaar is multiculturalisme doodverklaard door veel politieke partijen en ook door een groot deel van het ‘autochtone’ electoraat. Niettemin is er nog veel protest tegen het nieuwrechtse monoculturalisme . Dit protest komt grotendeels van de voorstanders van multiculturalisme.
Maar eigenlijk zijn multiculturalisme en monoculturalisme twee handen op dezelfde buik. Beide zijn niet accepterend en beide gaan uit van idealistische noties van ‘cultuur’. En beide zijn racistisch; mits we racisme definiëren als het rangschikken c.q. categoriseren van mensen op basis van ras of religie.
De officiële definitie van allochtoon is iemand die zelf - of waarvan minimaal één van beide ouders - in het buitenland is geboren. Volgens de PVV moeten mensen zelfs na drie generaties nog als ‘allochtoon’ worden bestempeld. Wat betreft het integratievraagstuk is de PVV in alle opzichten een enge 'blut und boden' partij met openlijk racistische trekjes. Als het aan Wilders en cohorten ligt zullen mijn kleinkinderen nog steeds ‘allochtonen’ zijn. Zelfs als mijn vrouw en de eega’s van mijn kinderen ‘gewone Hollanders’ waren. Dit voorstel werd dan ook door velen uit het linkse spectrum terecht met verontwaardiging ontvangen.
Maar waar komen de termen ‘allochtoon/autochtoon’ überhaupt vandaan? De terminologie werd in 1971 geïntroduceerd in beleidsdiscussies over migranten door sociologe Hilda Verwey-Jonker. Het woord ‘allochtoon’ is eigenlijk afkomstig uit de biologie en geologie om planten of gesteenten te duiden die ergens zijn waar ze eigenlijk niet horen. Het hanteren van deze termen in de context van integratie is dus eigenlijk de ultieme ‘othering’. Toen in de jaren 1990 bleek dat deze termen niet voldoende waren om mensen te rangschikken op basis van andersheid, kwamen de multiculturalisten met nog een extra gradatie: ‘westerse allochtoon’ en ‘niet-westerse allochtoon’. Ondanks de misleidende naamgeving zijn dit geen geografische categorieën. Iemand uit Japan behoort officieel tot de eerste groep, terwijl een Surinaamse- of Turkse Nederlander een ‘niet-westerse allochtoon’ is.
Vanuit de ideologie van multiculturalistische tolerantie werden voormalige gastarbeiders en hun (klein)kinderen door beleidsmakers op een paternalistische wijze gestimuleerd te ‘emanciperen’. Hoe moest die emancipatie plaatsvinden? Door zoveel mogelijk een georganiseerd en naar binnen gericht bestaan te hebben waarbij ‘allochtone leiders’ inspraak hebben bij de overheid en de achterban in het gareel houden.
Dus een Turkse werkgeversorganisatie (HOGIAF) die gelieerd is aan een religieuze beweging in Turkije is volgens Mark Rutte ‘een toonbeeld van integratie’, ondanks dat vrouwen, LGBT, arbeidersemancipatie enzovoorts worden geminacht door dergelijke clubs.
Mark Rutte bij HOGIAF (2011)
Bron
De succesvolle schoonmakersbeweging waar werknemers, man en vrouw door elkaar, vanuit allerlei etnische en religieuze achtergronden hebben samengewerkt om hetzelfde doel te bereiken, wordt echter niet gekenmerkt als ‘een toonbeeld van integratie’.
Stakende schoonmakers (Januari 2012)
Bron
Ook voor de meeste linkse politici zijn regressieve etnische werkgeversclubjes voorbeelden van ‘integratie’ maar een kleurrijke en gemengde schoonmakersbeweging niet. In Nederland kwam het er eigenlijk altijd op neer in hoeverre een groep voldoet aan het kleinburgerlijke ideaal. Verzuilen en geen overlast veroorzaken werd vroeger ‘integratie met behoud van de eigen cultuur’ genoemd. Het gebruik van de term ‘eigen’ impliceert per definitie een andersheid ten opzichte van ‘de Nederlandse cultuur’, wat dat dan ook moge zijn. In werkelijkheid heeft iemand uit de Prinsengracht een grotere cultuurshock in de Achterhoek dan in de hogere kringen van Istanbul.
Ook de rest van het publieke debat kijkt vooral naar thema’s die geen correlatie hebben met echte integratie. Zo zijn het meest recente Jaarrapport ‘Integratie’ (SCP) en het rapport van Entzinger en Scheffer eigenlijk rapporten over Arbeidsparticipatie, Onderwijs en Criminaliteit.
Mijn vraag aan zowel Mark Rutte als de (linkse) multiculturalisten zou zijn: Waarom kan ik niet integreren als laagopgeleide stratenmaker of bijstandsmoeder? Of wat dat betreft als crimineel? Ben ik geïntegreerd als ik een shoarmazaakje in een zwarte wijk heb en me voor de rest niet bekommer om wat er in Nederland gebeurt? Ben ik geïntegreerd als ik een hogere opleiding heb genoten maar helemaal geen maatschappelijke of culturele binding heb met Nederland?
Entzinger en Scheffer lijken in enkele paragraafjes aandacht te besteden aan ‘betrokkenheid bij de samenleving’ maar slaan de plank mis. ‘Politieke participatie’ oftewel de opkomst van een groep bij verkiezingen, wordt als graadmeter voor betrokkenheid bij de stedelijke samenleving gezien. Terwijl enig kwalitatief onderzoek meteen zou laten zien dat deze stelling niet zonder meer opgaat.
Fatma Köser Kaya (D66) belandde in 2006 in de Tweede Kamer vanwege 34.000 (vooral Turkse) voorkeursstemmen. Was dat omdat Turkse Nederlanders zich plots verwant voelden met het programma van D66? Nee, dat kwam omdat 200.000 Turkse Nederlanders een email of brief hadden gekregen waarin ze werden aangespoord op Köser Kaya te stemmen omdat D66 niet eiste dat hun kandidaten de Armeense genocide erkennen. Eerder had het CDA dat wel geëist van Ayhan Tonca en Osman Elmaci. Laatstgenoemde heren voerden campagne in Turkstalige kranten waarin ze de stem van Turkse Nederlanders vragen omdat zij ‘de belangen van Turkije het beste zullen behartigen’. Dus politieke issues in Turkije en niet partijprogramma’s of thema’s in Nederland zijn de belangrijkste factor voor het stemgedrag van veel Turkse Nederlanders. Met andere woorden, de van oudsher sterk georganiseerde, verzuilde en gesegregeerde Turkse Nederlanders hebben juist vanwege hun gebrek aan integratie een hogere politieke participatie.
Politieke belangstelling daarentegen is wel een graadmeter voor integratie. Hoewel ook dit redelijk goed wordt onderzocht, nemen Entzinger en Scheffer het niet mee in hun rapport
Kortom, criminaliteit, werkloosheid en onderwijsniveau hebben niets te maken met integratie en zouden aparte beleidsvraagstukken moeten zijn. Integratie zou enkel moeten worden gemeten aan de hand van sociale, maatschappelijke en culturele binding met Nederland. Dit manifesteert zich in thema’s als taalgebruik, mediaconsumptie, diversiteit van vriendengroepen, politieke interesse en zelfidentificatie. Je kunt zodoende ook heel goed integreren als stakende schoonmaker of als voetbalhooligan.
Zihni Özdil is docent en promovendus maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit. Hij heeft een eigen weblog.
Eerdere artikelen van Zihni op Republiek Allochtonië vindt u hier.
Meer artikelen over de term allochtoon hier
Meer over allochtoon, identiteit, integratie, zihni özdil.