15 vragen aan burgemeester Halsema over Amsterdamse aanpak van radicalisering
In opinie door Martijn de Koning op 25-08-2018 | 10:50
"U wilt het open, democratische, vrije karakter van de stad beschermen door een beleid dat per definitie op gespannen voet staat met dat karakter en dan ook nog eens gericht is op één categorie in de bevolking: de moslim. Dit lijkt me een ingewikkeld raadsel..."
Martijn de Koning stelt 15 vragen aan burgemeester Halsema over haar brief deze week over de aanpak van radicalisering in Amsterdam.
Geachte burgemeester Halsema,
Met interesse heb ik kennisgenomen van uw raadsbrief over de aanpak van radicalisering in uw stad, Amsterdam. U wilt de stad beschermen en radicalisering preventief aanpakken: “Om bijtijds zicht te krijgen op radicaliserende jongeren en de netwerken waarin zij opereren, moet de overheid zich baseren op vermoedens en zachte signalen. Anders dan bij criminaliteit is er bij radicalisering vaak nog geen verdenking van een strafbaar feit, noch zijn er concrete aanwijzingen dat iemand zich bijvoorbeeld wil aansluiten bij een terroristische organisatie.” Dat is natuurlijk zo en dat maakt het voorkomen van radicalisering ook zo lastig: het is eigenlijk een beetje koffiedik kijken en op basis daarvan ingrijpen.
En dat gaat ver: “Toch kan de overheid goede reden hebben om iemand te willen volgen, diens persoonsgegevens, familie en vrienden in beeld te brengen en uiteindelijk in te grijpen in zijn persoonlijke levenssfeer.” Dat is niet mis natuurlijk en mijns inziens genoeg reden voor een kritische blik. Tegelijkertijd, zo geeft u zelf aan, moet er nog het nodige uitgewerkt worden en komt u dan ook pas later met meer concrete plannen. Vandaar dat ik vooral vragen voor u heb. Veel vragen, maar ik heb ze teruggebracht tot het volgende rijtje:
- Het is een erfenis van de periode Cohen om radicalisering en polarisatie in één adem te noemen. U wilt daar een einde aan maken, stelt u in uw eerste kanttekening in uw brief. Dat lijkt me niet geheel onterecht aangezien het nog maar de vraag is of beiden zoveel met elkaar te maken hebben en zoals u terecht stelt horen heftig en onverzoenlijk meningsverschil thuis in een democratische rechtsstaat. De vraag is waarom dat dan niet zou gelden voor zogeheten anti-democratische opvattingen (die u toeschrijft aan salafisten en problematiseert)? Welke polarisatie vindt u wel een probleem en welke niet? En van wie?
- De tweede kanttekening in uw brief heeft betrekking op de zogeheten kwetsbaarheid van jongeren voor radicalisering. Hiermee lijkt u radicalisering te beschouwen als iets pathologisch. Zijn er ook vormen van radicalisering denkbaar die volgens u niet problematisch hoeven te zijn of die de gemeente wellicht zelfs wenst te ondersteunen?
- Dan komen we bij uw vier uitgangspunten voor het beleid: bescherming van grondwettelijke vrijheden, vrijwaring van vernedering, openheid en tolerantie, en democratische gemeenschap. U stelt, terecht, dat bij de bestrijding van radicalisering grondwettelijke vrijheden in het geding zijn. U noemt er twee: de vrijheid van expressie en geloofsvrijheid. U stelt ook, heel verstandig lijkt mij, dat de gemeente die vrijheden respecteert en beschermt. Maar vervolgens komt u wel met noodzakelijke maatregelen of denkrichtingen daartoe om radicalisering te bestrijden, maar niet met maatregelen om die grondwettelijke vrijheden te beschermen. Hoe gaat u dit concreet doen en hoe gaat u ervoor zorgen dat niet de grondrechten van alle moslims in het geding komen? Dit anti-radicaliseringskader heeft immers alleen betrekking op radicalisering onder moslims.
- U maakt verschil tussen orthodoxie, fundamentalisme, radicalisme, jihadisme en salafisme? Maar hoe maakt u onderscheid tussen individuele of georganiseerde vormen van het nastreven van vroomheid enerzijds en die vijf categorieën anderzijds en tussen deze verschillende categorieën? Welke criteria hanteert uw hiervoor en op welke categorie richt uw beleid zich? Zoals u waarschijnlijk weet is het salafisme een nogal veelkleurige trend binnen de islam waarbij de concrete manifestatie erg afhankelijk is van de sociaal-politieke context en individuele gelovigen. Het niet goed afbakenen kan ertoe bijdragen dat moslims die helemaal niks te maken hebben met politiek geweld en zich keurig als burger gedragen, het doelwit worden van vergaande maatregelen. Dat komt de veiligheid van deze burgers natuurlijk niet ten goede.
- Verderop, onder het kopje ‘groei van jihadistische netwerken’ maakt u zich zorgen over de groei van het aantal salafistische moskeeën in Amsterdam (de verschillende classificaties lopen een beetje door elkaar in uw brief). Ook hier is de vraag hoe u gaat vaststellen dat bepaalde moskeeën salafistisch zijn? Immers, in diverse moskeeën hebben moslims die die salafi methode zeggen te volgen wel invloed maar niet als enige. De bezoekers zijn vaak veel diverser. Wanneer wordt dit volgens u problematisch? En geldt dit alleen voor salafisten?
- U stelt: “Het is niet acceptabel als Amsterdamse burgers door een buitenlandse overheid met financiële en politieke middelen worden overreed of gedwongen om geloofsopvattingen aan te hangen of uit te dragen”. Maar hoe wil de gemeente dit aanpakken aangezien financiële steun voor moskeeën uit het buitenland toegestaan is? En iets dergelijks geldt ook voor andere geloven. Gaat u ook de buitenlandse steun voor / van / door katholieken, evangelicals, joden en hindoes tot object van beleid maken?
- Het is uitstekend dat u de positie wil versterken van moslims die ‘vrij’ willen geloven (overigens willen ook salafisten dat, maar ik denk dat u iets anders bedoelt?), van mensen uit de LHBTQ+ gemeenschappen (moslims ook?), van vrouwen die klein worden gehouden door fundamentalisten (vallen daar dan ook Nederlandse vrouwen en kinderen in Syrië onder?) en van jongeren die zich willen roeren (onder hen overigens ook veel salafisten trouwens). Hier valt op dat u niet moslims en organisaties (en hun gebouwen) noemt die worden aangevallen door radicaal-rechts. Het lijkt erop dat moslims die geen salafist zijn en niet deel uitmaken van een islamitische minderheid of die hun leven niet bekneld zien door fundamentalisten, maar wel het slachtoffer kunnen worden van islamofobe (fysieke) agressie, onzichtbaar zijn voor de gemeente?
- Bij maatschappelijke ontwikkelingen gaat u vooral in op dreigingen. Uw dreigingsanalyse is opvallend. U wijst op de door het zogeheten ‘jihadisme’ geïnspireerde aanslagen in diverse Europese landen, maar u beperkt de dreiging tegen moslims tot alleen Nederland. Terwijl Engeland (met bijvoorbeeld Mohammed Saleem en Jo Cox) en Duitsland (met de NSU moorden) toch het nodige ernstige geweld tegen moslims en anderen kennen. En wat te denken van de brandstichtingen van moskeeën en het overheidsbeleid in bijvoorbeeld Frankrijk en Engeland, die ook het veiligheidsgevoel van moslims en anderen in Nederland beïnvloeden. Waarom deze nogal selectieve opvatting van dreiging?
- Aangekomen bij maatregelen, stelt u dat u het integriteitsbeleid wil aanscherpen. Worden dan ook religieuze opvattingen meegewogen en hoe? We hebben immers in de recente publicatie in de Telegraaf kunnen zien hoe het simpele dragen van een hoofddoek of het plaatsen van foto’s van de hajj op facebook al voldoende is voor sommigen om mensen tot salafist te brandmerken. Met alle gevolgen voor hun veiligheid en welzijn natuurlijk.
- Gerelateerd daaraan, hoe gaat u eventuele sleutelfiguren en andere ambtenaren beschermen tegen een heksenjacht zoals recent in De Telegraaf in het artikel over de anti-radicaliseringsafdeling van Rotterdam?
- U stelt dat er in 2017 en 2018 een afname van de meldingen van radicalisering te zien is. Dit zou kunnen wijzen op minder radicalisering, maar volgens u is het logischer om te veronderstellen dat de bekendheid van het meldpunt niet groot genoeg is. Waarom is dat logischer? En de inschatting dat de groei en steun voor extreem-rechts niet zou beklijven en het gegeven dat vrijwel alle meldingen van radicalisering betrekking hebben op jihadisten, dat heeft niets te maken met de mogelijk gebrekkige bekendheid van het meldpunt?
- U bent het eens met de analyse van professor Beatrice de Graaf dat het beleid moet wortelen in recente wetenschappelijke bevindingen. Maar u kiest een andere benadering. U wilt een denktank met daarin toonaangevende wetenschappers op het gebied van radicalisering. Maar wat wilt u daar dan precies mee? Wilt u het nu wel borgen in wetenschappelijke inzichten of wilt u iets anders?
- U wilt een denktank met daarin toonaangevende wetenschappers. Maar gezien uw zorgen over mensen uit de LHBTQ+ gemeenschappen, vrouwen die klein worden gehouden door fundamentalisten en jongeren die zich willen roeren en uw pleidooi om hun geluiden te versterken, gaat u hen dan ook uitnodigen aan tafel? Of, hoe wilt u hun stem versterken en wiens dan precies? En gaat u ook moslims uitnodigen die niet onder die labels vallen om mee te praten?
- In de media wordt uw aanpak gepresenteerd als een breuk met de lijn van Van Aartsen. De vraag is echter of die zo groot is: die lijn was namelijk nog helemaal niet ingezet (op een onderzoeksopdracht na) en eigenlijk lijkt u vooral de lijn van uw voorgangers Patijn en Van der Laan te continueren: geen samenwerking met salafistische organisaties. Ook Cohen hield die lijn grotendeels aan, dus ik zie niet echt een breuk. Mijn inschatting is overigens dat veel salafisten ook niet zitten te wachten op die toenadering en dus eigenlijk wel tevreden zijn met dit voornemen. Vindt u dat ook ok?
- U wilt, in gevallen waarin het de gemeente ontbreekt aan de nodige instrumenten, toch komen tot stevigere maatregelen en daarvoor een voorstel doen. In feite wilt u zaken aanpakken die niet verboden zijn, maar daarmee komen we terug op vraag 3: hoe gaat u waarborgen dat dit niet de grondwettelijke vrijheden van burgers in het algemeen en moslims in het bijzonder aantast? Immers, het zijn precies die vrijheden die het de overheid zo moeilijk maken om mensen te aan te pakken die zich aan de wet houden. Daar zijn die vrijheden juist voor bedoeld, zeg maar.
U ziet, mevrouw de burgemeester, de nodige zorgen en vragen, eigenlijk het best samengevat in vraag 3, 4 en 15. U wilt het open, democratische, vrije karakter van de stad beschermen door een beleid dat per definitie op gespannen voet staat met dat karakter en dan ook nog eens gericht is op één categorie in de bevolking: de moslim. Dit lijkt me een ingewikkeld raadsel, zeker als de gemeente dan geen oog heeft voor de bedreigingen van dat open, democratische, vrije karakter van de samenleving die vanuit racistische hoek op moslims afkomen. Ik wacht met belangstelling uw concrete stappen af.
Hartelijke groet,
Martijn de Koning
Dit artikel verscheen ook op het weblog van Martijn de Koning en is in overleg met hem ook op Republiek Allochtonië geplaatst.
Zie ook:
De brief van de burgemeester (pdf)
Voor beginners: extremistische weetjes
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over amsterdam, femke halsema, radicalisering, salafisme.