‘Koranverbranding mag niet salonfähig worden’
In nieuws door Ewoud Butter op 22-10-2023 | 21:55
In de Amsterdamse Oranjekerk gaan vertegenwoordigers van verschillende religieuze organisaties in gesprek over koranontheiligingen en moslimhaat. ‘Er is nog te weinig zichtbare solidariteit rondom deze vorm van discriminatie.’
Wat is een passende en effectieve reactie op het verscheuren of verbranden van de Koran? Hoe kunnen fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst, het beste worden gewaarborgd? Over die vragen organiseert het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie een bijeenkomst in de Amsterdamse Oranjekerk. De aanwezigen op deze zondagmiddag 15 oktober hebben verschillende achtergronden. Deze bijeenkomst vindt plaats in het kader van de Europese Dag tegen Islamofobie.
Martijn de Koning van de Nijmeegse Radboud Universiteit beklimt het preekgestoelte in de kerk en opent de bijeenkomst met een inleiding waarin hij acties als koranverbrandingen betitelt als ‘spektakelactivisme’. Dit zijn volgens hem vormen van protest die niet alleen met inhoud, maar ook met visuele en auditieve vormen een situatie creëren waar derden bijna noodzakelijkerwijs op moeten reageren. Door middel van een spektakel wordt geprobeerd een controverse te scheppen.
Spektakelactivisten richten zich volgens De Koning op de kernsymbolen van de tegenstander. In geval van moslims gaat het dan bijvoorbeeld om het onteren van de Koran, de profeet Mohammed en de hoofddoek. Vervolgens gaan de spektakelactivisten achterover zitten, wachten ze op een overreactie van de groep die geprovoceerd wordt, in dit geval moslims, en concluderen ze: ‘Zie je wel, moslims vormen een gevaar voor de vrijheid van meningsuiting’.
Handjevol
In Nederland gaat het om acties van Pegida Nederland – opgericht door Edwin Wagensveld. Deze organisatie claimt zelf 400 leden te hebben, maar weet nooit meer dan een handjevol mensen op de been brengen. Wagensveld wil volgens de Koning niet alleen moslims provoceren, maar richt zich ook op de overheid en de politieke elite die niks doen tegen ‘de islamisering’ van de Nederlandse samenleving.
De reacties van Nederlandse moslims op de acties van Pegida variëren volgens De Koning van niets doen, verbaal protesteren tot pogingen ondernemen om dit soort uitingen te laten verbieden. Zo heeft de moskeekoepel K7 een toolkit voor gemeenten ontwikkeld als hulpmiddel om met dit soort acties om te gaan. Volgens de K7 heeft de overheid de verplichting de vrijheid van godsdienst te beschermen. Zij denken dat het, onder andere op basis van uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), mogelijk is om koranverbrandingen te beschouwen als haatuitingen en deze te verbieden ter bescherming van ‘de religieuze vrede’.
De Koning vertelt dat het, volgens de juristen die hij heeft geraadpleegd, nog niet betekent dat dit soort Koranonteringen verboden kunnen worden. Wel kan het bijvoorbeeld verboden worden om voor de ingang van een moskee een koran te verscheuren of te verbranden omdat dan de toegang tot de moskee in het geding is.
De Koning sluit af met de constatering dat het weliswaar lastig is om te reageren op Koranonteringen, maar dat het wel belangrijk is om het te doen omdat je dit gedrag ook niet wil normaliseren.
Hierna volgt een debat onder leiding van Naima Ajouaau, teamleider Sociale Basis Amsterdam Oost en gemeenteraadslid voor de PvdA in Dijk en Waard.
Mustafa Hamarcu, voorzitter van Milli Görüs Noord-Nederland, geeft aan zich te herkennen in de inleiding van Martijn de Koning: ‘Het gaat om het zorgvuldig afwegen van woorden en acties. Eigenlijk doe je het nooit goed. De vraag is steeds: gaan we kabaal maken omdat er ruim een miljoen Nederlanders worden gekrenkt door een klein groepje extremisten of laten we het lopen? Vanzelfsprekend ben ik voor de vrijheid van meningsuiting, maar ik vraag me ook af wat de reactie van de overheid zou zijn geweest als een gekleurde man als ik aankondigde een thora of een bijbel voor de Israëlische ambassade te willen verbranden.’
Martijn van Laar, prediker van de Amsterdamse Elthethokerk, is het eens met Hamarcu: ‘Je kunt het nooit goed doen. Mijn eerste reactie zou zijn: niet reageren, maar dan riskeer je dat dit soort acties salonfähig worden. Dat gebeurt in feite ook al. Het is krachtig wanneer anderen reageren dan degenen die pijn wordt gedaan. Wanneer wij als niet-moslims bijvoorbeeld zeggen ‘je gaat te ver’.’ Hij vertelt dat moslims in Egypte in 2017 om een bedreigde kerk gingen staan. ‘Dat was inspirerend. Ik werkte destijds nog in Rotterdam en daar zijn we toen als christenen om de El Salammoskee gaan staan. Door letterlijk om de moskee te gaan staan, spraken we onze steun uit. Het is altijd fijn als mensen voor je opkomen – en het liefst in het openbaar.’
Keppeltje
Simon Cohen is van Dialoog Joods Nederland en was tot een maand geleden voorzitter van ‘de Coalitie Rotterdam voor Mekaar’. Hij heeft er alle begrip voor dat het door moslims als uiterst kwetsend wordt ervaren wanneer een koran verscheurd of verbrand wordt. Hij pleit voor respect voor elkaars religieuze symbolen en wijst erop dat er inmiddels heel veel joden zijn die niet meer de vrijheid voelen om met een keppeltje lopen.
Cohen gelooft in dialoog en samenwerking door netwerkorganisaties om spanningen te voorkomen, zoals dat in Rotterdam gebeurt en landelijk in het Overlegorgaan Joden Christenen en Moslims (OJCM). In landelijke en regionale organen zitten volgens hem Joden en christenen die veel voor moslims opkomen.
Roemer van Oordt, onderzoeker en medeorganisator van het debat, reageert dat er weliswaar zowel landelijk als lokaal sprake is van solidariteit, maar dat dit te weinig in de openbaarheid gebeurt. Voor het bredere publiek is dit amper zichtbaar. ‘Er kan juist op dit punt meer samengewerkt worden – zoals in het kader van de discussies over ritueel slachten is gebeurd’, aldus Van Oordt.
Heinrich Heine
Iemand van het Amsterdamse Veiligheidspact tegen Discriminatie vindt het schandalig dat het verbranden van heilige boeken niet wettelijk verboden is. ‘Het is een vorm van haatzaaien en opruiing’, zegt hij. ‘Ik pleit voor een campagne om het te verbieden.’ Hij citeert de schrijver Heinrich Heine die in het toneelstuk Almansor (1821) schreef: ‘Waar men boeken verbrandt, verbrandt men uiteindelijk ook mensen.’
Mustafa Hamarcu van Milli Görüs reageert hierop door te stellen dat partijen in de Tweede Kamer kunnen bekijken welke wetgeving nodig is om alle grondwettelijke vrijheden, waaronder de vrijheid van godsdienst, beter te beschermen. ‘Het gaat om een maatschappelijk probleem, om het tegengaan van polarisatie.’
Abdou Menebhi van het organiserende Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie vindt dat de moskeeën te stil zijn als het gaat om islamofobie. Tegelijkertijd vindt hij dat niet enkel moskeeën stelling moeten nemen. ‘Dat moeten ook niet-moslims doen, seculieren, mensen van andere religies.’ Hij legt de bal bij de overheid die alle burgers moet beschermen. Menebhi vervolgt: ‘We moeten straks stemmen op partijen die het voor alle burgers opnemen en dus ook duidelijke standpunten hebben over het tegengaan van islamofobie.’ Er is volgens hem in de Tweede Kamer, maar ook in de partijprogramma’s nog te weinig aandacht voor deze vorm van discriminatie. Menebhi roept de Tweede Kamer op om vaart te maken met een wetsvoorstel van GroenLinks en ChristenUnie om hate speech zwaarder te bestraffen.
Een medewerkster van een antidiscriminatievoorziening stelt dat het melden van moslimdiscriminatie bij de meldpunten een effectieve methode is om islamofobie te agenderen. ‘Dat gebeurt nu te weinig. Wanneer er vaker gemeld wordt, komt het meer in beeld, en wordt er meer prioriteit gegeven aan beleidsvorming’, zegt ze.
Dagvoorzitter Naima Ajouaau sluit de gemoedelijk verlopen bijeenkomst in stijl af met de oproep om vaker over onze eigen schaduw te stappen en in het publieke domein hand in hand te staan en voor elkaar op te komen.
Dit artikel verscheen eerder op de website van Ewoud Butter en bij De Kanttekening.
Meer over koran, moslimhaat.