Factcheck: Is het een taboe om te spreken over overlast of criminaliteit onder jongeren met migratieachtergrond?
In missers door Ewoud Butter op 08-12-2016 | 09:50
Met grote regelmaat wordt beweerd dat het een taboe is om te spreken over jongeren met een migratieachtergrond die overlast veroorzaken of crimineel zijn.
Vandaag deed journalist Roderick Veelo, presentator van RTL Z nieuws dat in zijn column. Klopt het ook?
Wat beweerde Roderick Veelo?
Veelo schrijft een column over het succes van de PVV. Hij probeert de populariteit van Geert Wilders te verklaren? Veelo beschrijft enkele zorgen die PVV-stemmers hebben, waaronder de volgende:
"Derde zorg is de al jaren durende overlast op straat, onevenredig vaak veroorzaakt door jongeren met een migratie-achtergrond. Het langdurige taboe om daar iets van te mogen zeggen heeft alle touwtjes de brievenbussen ingetrokken. Het wegkijken door verantwoordelijke politici had bovendien een electorale reden: migranten moet je te vriend houden voor de dag dat ze naar de stembus mogen."
Klopt het ook?
Sinds de jaren zeventig en tachtig verschijnen er in Nederland studies naar criminaliteit onder diverse groepen met een migratieachtergrond.
Zo constateerden de criminologen Buikhuisen en Timmerman in 1971 dat Zuid-Molukse jongeren meer en andersoortige delicten dan jongeren zonder migratieachtergrond pleegden.
In 1972 schreef Frank Bovenkerk het rapport Surinamers en Antillianen in de Nederlandse pers : Onderzoek naar oorzaken en gevolgen van de migratie van Surinamers en Antillianen naar Nederland. In dit rapport werd volgens de Kennisbank Diversiteit en Emancipatie geconcludeerd dat
"bij Surinamers en Antillianen misdaad onevenredig vaak in de krant komt, bij Turken en Marokkanen misdaad onevenredig vaak in de krant komt en onevenredig vaak op de voorpagina, en er wordt onevenredig vaak hun nationale afkomst in de kop van het artikel genoemd."
Van Amersfoort en Biervliet concludeerden in 1975 dat Surinamers en Zuid-Molukkers meer en andersoortige delicten plegen danNederlanders zonder migratieachtergrond.
Er volgden vele andere studies in de jaren 70 en 80. Ik ken ze niet allemaal en citeer Eddie Nieuwenhuizen die concludeert:
"Criminaliteit onder etnische minderheden was in die tijd een politiek en maatschappelijk zeer gevoelig onderwerp. In de onderzoeken werd omzichtig omgesprongen met de cijfers over criminaliteit onder allochtonen. Hoge criminaliteit onder allochtonen werd vooral verklaard door de demografische samenstelling van de allochtone bevolkingsgroepen en de sociaal-economische positie van allochtonen."
Omslag
De omslag kwam eind jaren '80. In 1988 ontstond veel discussie over een rapport van onderzoeker Kees Loef over criminaliteit onder Marokkaanse jongeren in Amsterdam. Een jaar later verscheen een kwantitatief onderzoek van Junger en Zeilstra naar de omvang van criminaliteit onder jongeren met een migratieachtergrond. Zij concludeerden dat deze jongeren vaker met de politie in aanraking kwamen dan de vergelijkbare groep jongens zonder migratieachtergrond. In het NRC Handelsblad van 14 januari 1989 was te lezen:
"Drieëndertig procent van alle Marokkaanse jongens heeft geregistreerd politiecontact. Bijna de helft is recidivist en pleegt meer en ernstiger delicten dan jongeren uit andere etnische groepen. Niemand durft op te treden, want iedereen is doodsbenauwd om van discriminatie te worden beschuldigd".
Het onderwerp kwam daarna volop op de agenda. Er volgden onderzoeken van Hans Werdmöller, Frank Bovenkerk, Marion van der San en Frank van Gemert. Zelf publiceerde ik, net afgestudeerd, in 1990 een onderzoek dat ik samen met de Landelijke Federatie Chinese Organisaties in Nederland (LFCON) had gedaan naar de positie van Chinese Nederlanders. We vroegen destijds onder andere aandacht voor de Chinese Nederlanders die slachtoffer waren van de Chinese maffia. Hiervoor kwam, afgezien van een artikel in het Parool, relatief weinig aandacht, omdat de samenleving er weinig last van had.
In december 1991 liet de Rotterdamse politiechef Van Loon in het AD weten dat politiemensen over "het allochtonenprobleem' mogen spreken, zonder van discriminatie te worden beticht. "Van Loon staat te kijken van de snelheid waarmee dat taboe is doorbroken", schreef het AD. in juni van dat jaar had de Amsterdamse politiecommissaris en PvdA'er Nordholt al gesteld dat leden van de tweede generatie Marokkanen, jonge Antillianen en Surinamers de hoofdstad onveilig maken.
En PvdA-minister Hedy d'Ancona schreef in april 1993 in het maandblad van de Partij van de Arbeid: 'Ik pleit voor een nuchter en zakelijk migrantenbeleid. ... het is daarbij geen taboe als we criminaliteit van allochtone jongeren of welke misstand dan ook ter discussie stellen en aanpakken'.
Beleid en projecten
In die jaren kreeg criminaliteit onder jongeren met een migratieachtergrond politieke prioriteit, werd er beleid gevormd en gingen er tal van projecten van start. In 1994 concludeerde de DSP groep al dat er een "hausse aan projecten" is ontstaan specifiek gericht op het voorkomen of tegengaan van criminaliteit onder jongeren met een migratie-achtergrond. Een verklaring die DSP hiervoor gaf was "het verdwijnen van het taboe op het feit dat de deelname aan criminaliteit van bepaalde groepen allochtone jongeren hoger is dan die van anderen, hoewel er onduidelijkheid bestaat over de omvang van de oververtegenwoordiging."
In het rapport van DSP werden 45 projecten beschreven. Van één van die projecten, Maarifa, was ik projectleider. Het project, dat in '92 van start ging, had als doel criminaliteit onder Marokkaans Nederlandse jongeren te voorkomen. Ik kreeg bij het project niet alleen hulp van politie en scholen, maar ook van moskeeen of aan de moskee gelieerde organisaties als Ibn Khaldoun, van ouders en van seculiere organisaties als het KMAN, het (Marokkaanse) jongerencentrum Argan en de Stedelijke Marokkaanse Raad die van de aanpak van criminaliteit een prioriteit had gemaakt.
Het effect van al die projecten was gering en het onderwerp bleef op de agenda. Dat er sprake was van oververtegenwoordiging van jongeren met een migratie-achtergrond was nooit een punt van discussie, wel wat de oorzaken hiervan zijn en of cultuur en migratieachtergrond een relevante, verklarende factor vormen.
Wat volgde waren ondere de Parlementaire Enquêtecommissie Opsporingsmethoden (Van Traa) en het CRIEM-project. Doel van dit laatste project was het scherper in beeld krijgen van de aard, omvang en oorzaken van de criminaliteit onder etnische minderheden en het aangeven van mogelijke oplossingen. In 1997 kwam er een nota uit over dit project en daarna volgden weer vele andere projecten.
'Marokkanen en Antillanengemeenten'
In de 21e eeuw ontstond er als vervolg op het CRIEM-project beleid dat specifiek gericht was op gemeenten met de twee grootste probleemgroepen: Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders. De ‘Marokkanengemeenten en Antillianengemeenten’ werden deze gemeenten genoemd. In de rapportage die toenmalig minister Donner eind oktober 2011 naar de Tweede Kamer stuurde werd enige verbetering gemeld bij de bestrijding van criminaliteit en overlast. Het eerste kabinet Rutte (VVD, CDA, PVV) schafte dit beleid gericht op specifieke groepen vervolgens af.
Het aantal verdachte jongeren met een migratieachtergrond neemt de afgelopen jaren in een flink tempo af. Omdat het aantal verdachte jongeren zonder migratieachtergrond ook afneemt, blijft er wel sprake van een forse oververtegenwoordiging. Dat blijkt ook weer uit vandaag gepubliceerde cijfers van het CBS.
De vraag blijft steeds gesteld worden in hoeverre de culturele achtergrond hierbij een verklarende factor is. De laatste inzichten zijn daar helder over: niet 'cultuur' maar leefomgeving vormt een verklaring voor criminaliteit (onderzoek uit 2016). Ook etniciteit (onderzoek uit 2014) vormt geen verklaring. Er zijn duizend-en-een factoren die iemand in de criminaliteit kunnen doen belanden. Afkomst zelf is er niet een van, ‘etniciteit is een lege variabele’ aldus onderzoekers.
Marokkanendebat
De oververtegenwoordiging in de criminaliteit van jongeren met een migratieachtergrond bleef de afgelopen jaren geregeld terugkeren op de agenda, met als dieptepunt misschien wel het Marokkanendebat waar de PVV, met steun van de VVD en de SGP in 2013 om vroeg. Het debat loste niets op, maar maakte wel iets anders (weer) zichtbaar: Marokkanenhaat.
Conclusie
Over de overlast en criminaliteit die door jongeren met een migrantenachtergrond wordt veroorzaakt, wordt al sinds het begin van de jaren '70 gesproken. Vanaf het begin van de jaren 90 is het een politiek aandachtspunt en wordt er beleid op gemaakt.
De opmerking van Roderick Veeloo dat er sprake zou zijn van een langdurig taboe om te spreken over overlast door jongeren met een migratie-achtergrond, kan niet worden onderbouwd.
Dat het benoemen van dit probleem een taboe zou zijn, is eerder een hardnekkige mythe, die met regelmaat terugkeert. Het is vaak een marketingtruc ("dit boek bespreekt een taboe") of een discussietechniek. Hoe dat laatste werkt beschreef ik in 2007 toen HP-journaliste Fleur Jurgens met haar boek over het Marokkanendrama een taboe bespreekbaar wilde maken.
Ewoud Butter is zelfstandig onderzoeker en publiceert over o.a. diversiteitsvraagstukken, emancipatie en radicalisering. Hij is tevens hoofdredacteur van Republiek Allochtonië. Meer van en over Ewoud op zijn blog of volg hem op twitter
Meer factchecks? Kijk hier
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.
Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!
Meer over criminaliteit, ewoud butter, factcheck, mediamisser, mediamissers, roderick veelo, taboe.
Reacties
Ewoud Butter - 03/01/2017 15:48
Er wordt vanaf begin jaren 90, niet alleen door professionals, maar met de steun van een Kamermeerderheid beleid ontwikkeld om criminaliteit tegen te gaan onder jongeren met een migratieachtergrond.
Ik was zelf begin jaren 90 op dit terrein werkzaam. Dat er bij bepaalde groepen sprake was van oververtegenwoordiging was meestal geen taboe.
Wat wel een taboe was, en wat mij betreft terecht, was op grond hiervan een hele bevolkingsgroep wegzetten als crimineel. Wat ook gevoelig was/is, om cultuur, bijvoorbeeld 'de Marokkaanse cultuur' als oorzaak te benoemen. Uit onderzoek tot nu toe blijkt dit niet of amper het geval te zijn.
Iets tot een mythe verklaren kan inderdaad een discussietechniek zijn. Ik heb geprobeerd dit te vermijden door met argumenten te komen.
Joost de Valk - 03/01/2017 00:37
Overigens kan het tot een 'mythe' verklaren van een probleem net zo goed als een marketingtruc of discussietechniek worden gekwalificeerd als het tot een 'taboe' verklaren van een probleem.
De auteur stelt in zijn naschrift dat uit onderzoeken zou zijn gebleken dat culturele factoren nauwelijks een rol spelen spelen bij overlast en criminaliteit. Ik zou wensen dat het zo was en dat er een andere verklaring is dat Marokkaanse jongeren zo'n prominente rol spelen als het gaat om intimidatie, vandalisme, inbraken, straatroof en overvallen.
Er werd toen al flink geïnvesteerd in projecten en dat is tot 2012 beleid geweest.
De racismekaart werd zeker wel eens getrokken, soms ook terecht, soms onterecht, maar dat had weinig invloed op beleid. In hoeverre cultuur of migratieachtergrond een rol spelen, is al jaren onderwerp van discussie. De laatste jaren wordt vooral geconcludeerd dat deze factoren amper een rol spelen.
Je kunt je natuurlijk wel met reden afvragen of het voldoende is geweest en of het beleid effectief was. Het aantal verdachten neemt al jaren af, maar daar kopen mensen die nog steeds veel overlast ervaren of slachtoffer van criminaliteit zijn, bitter weinig voor.
Echt beleid is er zelden gevoerd. Kijk bijvoorbeeld naar ovelast door etnische groepen in Ede, Gouda, Amersfoort etc. waar nog steeds de pappen en nathouden-aanpak worst gehanteerd. Gevolg is de gepolariseerde situatie van nu.