Zin en onzin van moedertaalonderwijs; een historische schets
In achtergronden door Ewoud Butter op 22-03-2017 | 11:28
Door Ewoud Butter
Het is beter wanneer kinderen van asielzoekers op school naast het Nederlands ook hun eigen moedertaal leren. Dat advies hebben het ministerie van Onderwijs en de PO-raad in een nieuwe handreiking aan de basisscholen. Volgens een van de auteurs van de brochure, lector taaldidactiek Maaike Hajer, is het wetenschappelijk aangetoond dat het veel beter is om de moedertaal wel te betrekken in het onderwijs.
Er wordt al ruim veertig jaar gediscussieerd over de vraag in hoeverre het onderwijs in de moedertaal behulpzaam is bij het leren van het Nederlands en de participatie in de Nederlandse samenleving.
Korte geschiedenis van het onderwijs in de moedertaal (OET(C)/ OALT)
Wereldwijd hebben migranten, vluchtelingen en expats onderwijs in de eigen taal opgezet. De redenen hiervoor verschillen. Sommige ouders willen hun kinderen voorbereiden op een mogelijke terugkeer naar het land van herkomst, andere denken dat hun kinderen hierdoor een sterkere identiteit ontwikkelen of beter kunnen communiceren met familieleden en ook bestaat de behoefte taal en tradities uit het land van herkomst te behouden. Nederlanders in den vreemde doen het ook. Ze organiseren zich in clubs, zetten Nederlandse (weekend)scholen op, vieren samen christelijke feestdagen, Koningsdag, Sinterklaas, eten bitterballen of dansen vol overtuiging de in Nederland inmiddels vergeten horlepiep.
Migranten in Nederland doen niet anders.
Het in stand houden van Moedertaalonderwijs werd in de jaren zestig in Nederland geintroduceerd door Spaanse en Italiaanse migrantenouders. Later volgden andere groepen migranten en ging de overheid deze vormen van onderwijs in sommige gevallen subsidiëren.
Toen het aantal leerlingen door gezinshereniging sterk toenam, introduceerde het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in 1974 het Onderwijs in de Eigen Taal en Cultuur (OETC). Aanvankelijk werd dit onderwijs aangeboden in de verwachting dat een deel van de migranten terug zou keren naar het land van herkomst.
Vanaf 1983 werd het OETC ingezet om een positief zelfbeeld en zelfbewustzijn bij de kinderen te creëren door de culturele identiteit te verstevigen. Tegelijkertijd werd steeds meer de link gelegd met het aanleren van het Nederlands. Een goede beheersing van de moedertaal zou moeten bijdragen aan een goede beheersing van het Nederlands. Het OETC onderwijs zou ook de kloof tussen de school- en thuistaal kunnen overbruggen. Probleem hierbij was wel dat leerlingen alleen onderwijs kregen in de officiële taal uit het land van herkomst, waardoor leerlingen met moedertalen als Tamazight, Sarnami, Sranan, Koerdisch en Papiamento werden buitengesloten.
Voor veel Marokkaanse ouders met het Marokkaans Arabisch of Tamazight als moedertaal was dat niet altijd een probleem. Een deel van hen gaf de voorkeur aan OETC in het standaard Arabisch boven moedertaalonderwijs, vooral omdat het Arabisch de taal van de Koran is.
Toen het OETC in de Wet op het Basisonderwijs (WBO) werd opgenomen, kon het binnen en buiten de eigen school gedoceerd worden. Volgens de WBO mocht per week maximaal 2,5 uur OET binnen schooltijd worden gegeven. De docenten werden voornamelijk uit de landen van herkomst gehaald. Zij waren in de meeste gevallen hoogopgeleid (hbo-/wo-niveau) en hadden hun opleiding en bevoegdheid voor het basisonderwijs meestal in het eigen land behaald.
In de loop der jaren kwam het accent steeds meer op het taalonderwijs en het leren van de Nederlandse taal te liggen. De C van Cultuur in OETC werd steeds maar geschrapt of kwam tussen haakjes te staan. Het onderwijs werd ook meer gekoppeld aan het bestrijden van achterstanden, waardoor groepen met geringe achterstand in het onderwijs, zoals de Chinees Nederlandse kinderen, niet meer tot de doelgroepen van het OET werden gerekend.
Vanwege blijvende achterstanden in het onderwijs van kinderen met een migratieachtergrond, ontstond er steeds meer verzet tegen het OET onderwijs. In het rapport Ceders in de tuin (1992) van de Commissie Van Kemenade werd de term ‘Allochtone levende talen’ geïntroduceerd, waarmee iedere niet-Nederlandse taal bedoeld werd die door Nederlandse inwoners gebruikt wordt. De verantwoordelijkheid voor onderwijsachterstandenbeleid werd verschoven naar lokaal niveau. Later volgde de wet Onderwijs in Allochtone Levende Talen, kortweg OALT. Vanaf 1998 waren de gemeenten verantwoordelijk voor de organisatie en inrichting van moedertaalonderwijs. Taalondersteuning mocht in de onderbouw tijdens de reguliere lessen onderwezen worden en was bedoeld om de Nederlandse taalvaardigheid te vergroten. Verder moest het onderwijs zoveel mogelijk buiten het reguliere programma worden aangeboden.
Ook het OALT slaagde er echter niet in de voortgang van allochtone kinderen in het onderwijs positief te beïnvloeden. Bij de start van hun schoolcarrière waren deze achterstanden al zo groot dat deze niet meer ingehaald konden worden.
De kritiek op het moedertaalonderwijs nam toe: er moest meer aandacht aan beheersing van het Nederlands worden besteed. Er was voortdurende kritiek op de lesmethoden, het niveau van de docenten, de slechte positie van de moedertaaldocenten in schoolteams, de slechte afstemming met de rest van het lesprogramma en het Arabisch dat aan Marokkaans Nederlandse leerlingen werd onderwezen die thuis geen Arabisch spraken. Daarnaast was er de kritiek dat het moedertaalonderwijs segregerend werkte.
Ondanks Het Taalkundig Manifest van prominente taalkundigen die stelden dat meertaligheid een verrijking van de Nederlandse samenleving was, werd het OALT in mei 2004 beëindigd. Hierna kwam er geen nieuw landelijk beleid om moedertaalonderwijs mogelijk te maken.
Hier en daar wordt het onderwijs in de moedertaal nog wel onderwezen bij migrantenorganisaties. Chinese Nederlandse organisaties bieden nog steeds op zaterdag Chinese taallessen aan Chinees Nederlandse kinderen en aan uit China geadopteerde kinderen. Turkse migrantenorganisaties voerden een paar jaar geleden nog vergeefs actie om het moedertaalonderwijs weer op school te krijgen. Door het schrappen van het Arabisch onderwijs, nam de populairteit van het Koranonderwijs in moskeeen enorm toe,
Moedertaal aan kinderen van asielzoekerskinderen
De discussie over moedertaalonderwijs is nu weer terug op de agenda door het advies van het ministerie van Onderwijs en de PO-raad. De eigen taal geeft migrantenkinderen, die vaak veel hebben meegemaakt, een veilig gevoel, zei de lector taaldidactiek Maaike Hajer in het NOS Radio 1 Journaal. "Die kinderen hebben hun eigen taal bij zich. Het is voor hun ontwikkeling heel belangrijk dat je daarop voortbouwt."
Een oplossing zou kunnen zijn om meertalig personeel in te zetten, zei Hajer tegenover de NOS. Maar er zijn volgens haar ook andere creatieve mogelijkheden. "Je kunt kinderen dingen aan elkaar laten uitleggen, je hebt Google Translate, ouders kunnen een rol spelen. Er is van alles mogelijk."
Het is de vraag of dit gaat werken. Moedertaalonderwijs kan nuttig bijzonder zijn. Wanneer een kind de eigen taal goed beheerst, kan de tweede taal gemakkelijker aangeleerd worden. Verder hebben tweetaligen een groter metalinguïstisch bewustzijn: zij beseffen dat de relatie tussen een concept en een woord arbitrair is. Ook schijnt tweetaligheid flexibiliteit en creativiteit te bevorderen en kan het bijdragen aan erkenning en verstevigen van de identiteit.
De discussie zal onder andere gaan in hoeverre tweetalig onderwijs een taak van de overheid en het reguliere onderwijs is. Het verleden heeft geleerd dat het moeilijk te organiseren is om aan vele taalgroepen tegelijkertijd hoogwaardig taalonderwijs te bieden. Wanneer taalonderwijs wordt geboden door kinderen elkaar zaken uit te leggen of door Google Translate in te zetten, zoals Hajier voorstelt, geef je de moedertaal weliswaar erkenning, maar geef je gelijktijdig het signaal het weinig serieus te nemen. Dan kun je het misschien beter niet aanbieden.
Ewoud Butter is politicoloog en hoofdredacteur van Republiek Allochtonië. Meer van Ewoud op zijn blog, op deze site of volg hem op twitter.
Ewoud ondersteunde in de jaren 90 organisaties van OET-leerkrachten. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de scriptie van Daphne Garconius, Onderwijs in de eigen taal: voorbeelden van de huidige invulling van moedertaalonderwijs in Nederland (2014)
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.
Republiek Allochtonië wordt grotendeels op vrijwillige basis onderhouden. Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!
Meer over achtergrond, moedertaalonderwijs, oetc, valt.