Zeven argumenten om criminaliteitscijfers uit te splitsen naar herkomst nader bekeken
In achtergronden door Gwen van Eijk en Tom van Messel op 24-04-2019 | 11:59
Er zijn verschillende redenen aan te voeren om criminaliteitscijfers uit te splitsen naar herkomst, zoals in de rapporten van WODC, CBS en SCP regelmatig wordt gedaan. Tom van Messel en Gwen van Eijk bespreken hieronder de zeven meest gehoorde argumenten.
Twee weken geleden riepen organisaties Ocan, SMN en IOT kabinetsleden op om de overheidscommunicatie over criminaliteitscijfers en herkomst aan te passen. Aan deze oproep ging een en ander vooraf. Onder andere is aan onderzoeksinstituten zoals het CBS, het SCP en het WODC gevraagd – per brief en tijdens gesprekken – om hun overwegingen bij de rapportages toe te lichten. In totaal publiceerden zulke instituten in de afgelopen tien jaar (tenminste) 47 rapporten waarin criminaliteitscijfers worden uitgesplitst naar herkomstland.
Onze observaties over de toelichtingen die vanuit deze onderzoeksinstituten werden gegeven komen aan bod in een volgend artikel. In dit artikel gaan we eerst in op enkele veelgehoorde argumenten om criminaliteitscijfers wél uit te splitsen naar herkomstland.
#1 “Je moet problemen kunnen benoemen”
De zeven koppen tussen aanhalingstekens zijn gebaseerd op talloze feitelijke voorbeelden van argumenten vóór uitsplitsing naar herkomst, bijvoorbeeld uit regeringsnota’s of politieke debatten. Het argument ‘problemen benoemen’ kwam onlangs nog voorbij in de gemeenteraad van Leeuwarden.
Maar: Is er wel een probleem? Immers, niemand lijkt er mee te zitten dat het meeste criminele gedrag zich voordoet onder mannen. Waarom is dat laatste geen probleem? Hoe dan ook, als je wilt benoemen heb je wat uit te leggen.
#2 “Het zijn toch gewoon de feiten?”
Variatie op het thema. Ook bij deze opmerking ontbreekt soms verdere toelichting. De cijfers zoals die door Statline en CBS worden gepresenteerd zijn inderdaad als feiten te beschouwen: ze laten feitelijke verdachtencijfers van de politie zien die vervolgens in enkele herkomstgroepen zijn ingedeeld. Maar daarmee is nog niets gezegd over de betekenis van en de relevantie van de cijfers.
Zoals de vraag: aan welke beleidsknoppen moet je draaien als je die cijfers ziet? Minder migratie? Of minder schooluitval, minder werkloosheid en alle die andere factoren die statistisch extra risico opleveren voor crimineel gedrag? Ander opsporings- of vervolgingsbeleid? Het ene feit is niets waard zonder allerlei andere feiten. En als je die opvatting aanvaardt dan doet zich een nieuw probleem voor: je bent eigenlijk nooit klaar met het achterhalen van daadwerkelijk relevante feiten. Hierover zo direct meer.
Verder is het heel goed mogelijk dat de herhaalde overheidscommunicatie over ‘feiten’ bijdraagt aan stigmatiserende stereotypering en sociale tegenstellingen. Het WRR-advies over overheidslabels voor inwoners met een migrantenachtergrond komt voort uit die zorg. Daar past dus een zorgvuldige afweging bij waarbij je als overheid uitzoekt welke effecten je communicatie heeft. Het uitblijven van een zorgvuldige afweging is wat ons betreft onverantwoordelijk.
Trouwens, nog een laatste opmerking over het veelgehoorde beroep op ‘feitelijkheid’. De wijze waarop een organisatie zoals CBS omgaat met het onderwerp ‘verdachtencijfers en herkomstland’ is echt niet louter feitelijk. Dat het CBS ‘criminaliteit’ aanvaardt als graadmeter van integratie past geenszins bij de pretentie van feitelijke observatie. De integratierapporten zijn onmogelijk los te zien van de normerende motivatie waarmee ze in het leven zijn geroepen: inwoners met een migratieachtergrond moeten collectief voldoen aan een gedragsnorm. Het CBS geeft aan de cijfers dus een interpretatie mee aan de lezer.
#3 “Het valt op dat er relatief meer crimineel gedrag voorkomt in bepaalde herkomstgroepen; dan wil je weten hoe dat zit.”
Soms wordt ook het televisieprogramma ‘Opsporing verzocht’ ingezet als ‘bewijs’ dat crimineel gedrag onder bepaalde groepen vaker voorkomt. Maar zulke programma’s selecteren incidenten met als doel het oplossen van delicten, niet om een feitelijk beeld te geven van criminaliteit.
Op basis van huidskleur en andere uiterlijke kenmerken worden conclusies getrokken over verschillen in crimineel gedrag tussen verschillende herkomstgroepen. Echter, als iets opvallend wordt gevonden (door een gedeelte van de samenleving) is dat nog geen reden voor de herkomstuitsplitsing in verdachtencijfers van overheden.
Pas als je denkt dat verschillen in crimineel gedrag inherent iets te maken hebben met een herkomstland of een herkomst-gerelateerde ‘cultuur’, dan is de herkomstuitsplitsing een noodzakelijk instrument in je analyse. Met andere woorden, pas als je denkt dat herkomst of ‘culturele factoren’ het crimineel gedrag mogelijk verklaart, dan is zo’n uitsplitsing onmisbaar. Aan de uitsplitsing gaat dus een veronderstelling vooraf.
De term ‘oververtegenwoordiging’ kom je trouwens vaker tegen dan de zinsnede ‘relatief meer crimineel gedrag’. Daarbij is nog wel van belang om op te merken dat ‘oververtegenwoordiging’ betrekking kan hebben op cijfers vóór of ná analyse van sociaaleconomische variabelen. Bijvoorbeeld in de kabinetsbrief waaruit het volgende citaat komt werd dit niet toegelicht:
“Daarnaast is het van groot belang om de problemen ook helder te benoemen. In het specifiek beleid wordt gezocht naar mogelijkheden om deze groepen jongeren via begeleiding, behandeling, opleiding en werk weer volwaardig te laten deelnemen aan de samenleving en te voorkomen dat zij overlast of criminaliteit veroorzaken. Dit beleid is altijd tijdelijk, totdat de oververtegenwoordiging voldoende is teruggedrongen. Het kabinet vindt het belangrijk dat problemen kunnen worden benoemd, hetgeen absoluut niet betekent dat daarmee automatisch sprake is van polariseren, laat staan van stigmatiseren.” (Kabinetsreactie RMO-advies “Polariseren binnen onze grenzen”, 9 februari 2010)
#4 “De cijfers laten zien dat sprake is van oververtegenwoordiging van bepaalde herkomstgroepen in de criminaliteit. Ook na analyse van sociaaleconomische variabelen blijft de oververtegenwoordiging over.”
Inderdaad voert een onderzoeksinstituut zoals het WODC wel eens een zogenoemde multivariate analyse uit, waarbij herkomstgroepen ‘vergelijkbaarder’ worden gemaakt aan de hand van een reeks sociaaldemografische kenmerken, waaronder sociaaleconomische variabelen. Op die manier worden groepen met elkaar vergeleken die op elkaar lijken qua mate van werkloosheid, opleiding, schooluitval en stedelijkheid van woonomgeving.
Als er na een multivariate analyse ‘oververtegenwoordiging’ overblijft wil dat echter nog niet zeggen dat het herkomstland of ‘culturele’ factoren dan verklaring bieden. Hierover meer onder argument nr. 6.
#5 “Met onderzoek wil je kunnen ontdekken waarom er relatief meer crimineel gedrag voorkomt onder bepaalde herkomstgroepen en welke factoren daarbij een rol spelen”
Achter deze stelling kunnen verschillende opvattingen schuilgaan. De eerste: de spreker denkt dat je met onderzoek wel eens zou kunnen ontdekken dat er risicofactoren voor crimineel gedrag zijn die alleen maar voorkomen bij een bepaalde herkomstgroep, of herkomstgroepen (een voorbeeld dat we wel eens voorbij zien komen: het aanhangen van ‘de islam’ als zelfstandige risicofactor).
De tweede opvatting: de spreker denkt dat je met onderzoek wel eens zou kunnen ontdekken dat er risicofactoren voor crimineel gedrag zijn die gemiddeld vaker voorkomen bij een bepaalde herkomstgroep, of herkomstgroepen. Deze spreker gaat ervan uit dat zulke risicofactoren bij alle herkomstgroepen zijn te vinden, maar bij sommige groepen meer dan andere.
Deze laatstbedoelde risicofactoren kun je prima opsporen zonder criminaliteit uit te splitsen naar herkomst. Je blijft gewoonweg onderzoek doen naar criminaliteit-bevorderende factoren voor de gehele populatie. Voor criminogene factoren (zoals vroege schooluitval of afwezigheid van kant-en-klare werkmogelijkheden binnen familie- of vriendenkring) zou je altijd nog kunnen uitsplitsen naar herkomstland. Maar de uitsplitsing van de verdachtencijfers naar herkomst zelf heb je niet nodig.
Bij de eerstgenoemde groep risicofactoren ontkom je niet aan een herkomstuitsplitsing op enig moment in de analyse van criminaliteitscijfers. Maar wil je speculatie voorkomen (en dat wil de overheid volgens eigen verklaring) dan kun je slechts harde conclusies trekken over unieke ‘herkomst’-verklarende risicofactoren als je alle andere opties hebt uitgesloten. Be my guest!
Overheidsonderzoekers zijn er na meer dan twintig jaar niet in geslaagd zulke conclusies te trekken. Dat zegt misschien wel wat. Neem nu de waarde die wordt gehecht aan de verklarende factor ‘matrifocale gezinsstructuur’ in verschillende WODC-rapportages. Deze gezins-‘cultuur’ – waarbij er geen of slechts een geringe rol is voor een vader of vaderfiguur – zou volgens een reeks WODC-rapporten een verklaring bieden voor de gemiddeld hogere verdachtencijfers onder Nederlanders met Antilliaanse afkomst. Maar is de invloed van andere factoren voldoende uitgesloten? Zolang sommige andere potentieel relevante factoren niet nader zijn onderzocht zijn ‘culturele’ verklaringen voorbarig en schadelijk.
Trouwens, is een geringe rol voor een vader of vaderfiguur niet ook gewoon iets wat bij iedere herkomstgroep voor komt? Gaat het dus weer om een variabele die gemiddeld vaker voor komt bij een bepaalde herkomstgroep? Tot slot zou je ook met deze ‘gezins-factor’ moeten doorgaan met verklaren: het feit dat er meer eenoudergezinnen zijn onder sommige groepen kan mogelijkerwijs beter worden verklaard vanuit economische omstandigheden dan vanuit ‘cultuur’ – zie bijvoorbeeld deze discussie in de V.S. als het gaat om Afro-Amerikanen.
#6 “De variabele ‘herkomst’ fungeert als vervangende variabele voor de moeilijk meetbare variabele ‘cultuur’. Op die manier kun je onderzoeken in hoeverre criminaliteit verklaard kan worden aan de hand van culturele verschijnselen.”
De conclusie dat criminaliteit deels valt te verklaren aan de hand van culturele verschillen is terug te vinden in tal van overheidspublicaties. Een voorbeeld:
“De oververtegenwoordiging van deze groepen in de geregistreerde daderstatistieken neemt dus af als wordt gecorrigeerd voor social economische achtergrondkenmerken. Het effect van herkomstgroep dat in dit model overblijft, zou kunnen worden geduid als het effect van cultuur“. (Jennissen, ‘Criminaliteit, leeftijd en etniciteit’, WODC, 2009, p. 58)
Onderzoeksinstituten zoals het WODC hebben onder cultuur een reeks van verschillende factoren geschaard, waaronder “weinig affiniteit met voor integratie vereiste gedragscodes (sociale vaardigheden)”, “taalachterstand”, “afwezigheid van loyaliteit met meerderheidscultuur”, “culturele dissonantie” (het leven tussen twee verschillende culturen in) en “matrifocale gezinsstructuur”.
Deze invulling van ‘cultuur’ is om meerdere redenen problematisch. Het label ‘cultureel’ wekt de indruk dat de kenmerken die eronder geschaard worden voorbehouden zijn aan inwoners met een migratieachtergrond, of in ieder geval voorbehouden aan ‘de niet-Nederlander’. Ook de wijze waarop de afzonderlijke kenmerken doorgaans zijn geformuleerd versterkt dit effect (“voor integratie vereiste gedragscodes”). Het lijkt allemaal sterk op een cirkelredenering: de door ons als overheid geobserveerde kenmerken zijn te beschouwen als ‘culturele kenmerken’ omdat de wijze waarop we de kenmerken definiëren alleen maar betrekking kunnen hebben op inwoners met een migrantenachtergrond.
Daarnaast zijn de conclusies over factoren die als ‘cultureel’ worden gelabeld voorbarig: er zijn nog altijd andere potentieel verklarende factoren die nog niet zijn onderzocht. Bijvoorbeeld sociaaleconomische factoren waarvoor momenteel geen data beschikbaar zijn, zoals het vooruitzicht om (desnoods) voor een familielid te kunnen werken, of het vooruitzicht om inkomsten uit een erfenis te ontvangen.
Zoals onder argument 4 al is aangegeven: je bent niet snel uit-verklaard. Bij al deze factoren ontbreekt inzicht over causaliteit. Via welke processen leidt de “afwezigheid van loyaliteit met meerderheidscultuur” tot crimineel gedrag? Wat is precies de toxische cocktail van factoren die bij individu X leiden tot gedrag en hoe valt dit te generaliseren naar groepsniveau? Gedrag verklaren is een heel ingewikkelde puzzel.
#7 “We rapporteren als overheid over de herkomst van verdachten om speculatie te voorkomen.”
Zie bijvoorbeeld dit citaat uit 1997 van Winnie Sorgdrager, toen minister van Justitie:
“Een bijkomende reden om aandacht te besteden aan de problematiek van criminaliteit en minder- heden is juist om stigmatisering tegen te gaan door fictie en feiten te scheiden. In publicaties worden soms te snel conclusies getrokken ten aanzien van aard en omvang van criminaliteit onder minderheden of wordt er onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de diverse minderheidsgroepen, waardoor foutieve beelden snel kunnen postvatten.” (Brief, ‘Criminaliteit in relatie tot integratie van etnische minderheden’, 4 November 1997)
Dus ook als de herkomstuitsplitsing in verdachtencijfers geen extra kennis oplevert voor beleidsmaatregelen is er nog altijd het argument dat dergelijke rapportages goed zijn voor de beeldvorming. De vraag is natuurlijk of twintig jaar lange speculatie over ‘culturele factoren’ goed is geweest voor de beeldvorming.
Wij schatten in dat overheidsinstituten niet spoedig ‘klaar’ zijn met de vraag of ‘herkomst’ of ‘culturele factoren’ een zelfstandige bijdrage vormen in de verklaring voor criminaliteit. Voor een ontkrachting van die hypothese heb je nu eenmaal eindeloos veel data en manuren nodig. Ook daarom is het jammer dat die hypothese ooit actief door overheden en regeringen is omarmd.
Juist omdat het onderzoek naar criminaliteit en etnische herkomst ook verdere sociale consequenties kan hebben, zou het goed zijn als overheid en onderzoeksinstituten verantwoording afleggen en uitleggen hoe behulpzaam hun rapportages hierbij zijn – of zijn geweest in de afgelopen twintig jaar. Daarover meer in het volgende artikel hierover.
Dit artikel verscheen vandaag ook op Sargasso
Zie ook:
- Minderhedenorganisaties roepen overheid op anders te communiceren over criminaliteit
- Vier op de vijf publicaties over criminaliteit en herkomst benadrukken slechts de verschillen tussen groepen
- Stop met stigmatiserende rapporten over criminaliteit en etnische herkomst
- Wat weten we over Nederlanders met een migratieachtergrond en criminaliteit?
Meer artikelen over criminaliteit
Meer artikelen over etnisch profileren
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over criminaliteit, etnisch profileren, herkomst, politie.