Wel of geen aandacht voor etniciteit?
In achtergronden door Ewoud Butter op 10-08-2015 | 09:44
Werkt het stereotypering in de hand wanneer in wetenschappelijk onderzoek de focus wordt gelegd op etniciteit? Drie experts geven hun visie op de website van het Kennisplatform Integratie en Samenleving: onderzoeker Marianne Cense van Rutgers, hoogleraar antropologie Amade M'charek en Marjolijn Distelbrink van Verwey-Jonker Instituut.
De experts spraken op een bijeenkomst die was georganiseerd door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Seksualiteit (FWOS) op 8 juni over de wijze waarop etniciteit meegenomen wordt in onderzoek naar seksualiteit. Welke, soms ongewenste, effecten heeft dit? Steeds maar weer bevestigen dat er onderscheid is in etniciteit, kan stigmatisering evenals wij-zij verhoudingen verder in de hand werken. Daartegenover stond de opvatting dat wanneer er geen aandacht is voor etniciteit, onderzoekers ook niet weten of het ertoe doet. Het Kennisplatform Integratie en Samenleving heeft op haar website de mening van drie experts gepubliceerd.
Amade M’charek stelt onder andere dat diversiteit (de verschillen en overeenkomsten tussen groepen mensen) onlosmakelijk verbonden is met de methode van onderzoek en met technologieën die in verschillende laboratoria gebruikt worden.
Dit betekent dat diversiteit niet louter een kwaliteit of kwalificatie is van de wereld die wij als sociale wetenschappers onderzoeken, maar vooral ook een effect van onze methoden van onderzoek, onze manieren van kijken. Deels wordt de realiteit geschapen door de methoden die wij kiezen om haar te onderzoeken.
Dit betekent ook dat, indien wij het essentialiseren van groepen problematisch vinden, wij onze onderzoeksvragen beter formuleren rond een algemeen gedeeld probleem, dan rond etnische of andere afgebakende groepen. Op die manier kunnen we ons openstellen voor wat diversiteit in de praktijk allemaal kan zijn, hoe diversiteit tot stand komt en hoe die relevant wordt gemaakt.
Volgens Marianne Cense is het negeren van etniciteit geen oplossing. Een mens is weliswaar niet in hokjes te vangen, toch staan onderzoekers voor de uitdaging een analyse te maken die het unieke van een individu overstijgt en voor meer mensen kan gelden. Hieruit volgt een onderscheid volgt tussen groepen, een categorisering.
Het is de taak van de onderzoekers om zorgvuldig te analyseren welke categorieën in het licht van de onderzoeksvragen relevant zijn en of er daadwerkelijk verschil gevonden wordt of niet – en vanzelfsprekend om dit helder en niet etnocentrisch of stigmatiserend te beschrijven.
Ook speelt etnische diversiteit een rol bij de representativiteit van een onderzoek.
Nu zou je kunnen denken, die verschillen komen we dan vanzelf wel tegen. In epidemiologische studies is het streven naar een goede afspiegeling van de bevolking de drijfveer om ook etnische diversiteit te zoeken, om de geldigheid van de uitkomsten voor de brede bevolking te doen gelden. Epidemiologische studies waarin etnische diversiteit niet expliciet als streven meegenomen is, hebben doorgaans een vrij witte steekproef (omdat deze respondenten vaker in panels meedoen en voor veel bureaus eenvoudiger te werven zijn), wat de representativiteit onderuit haalt.
Marjolijn Distelbrink tenslotte vindt het verdedigbaar om te kijken naar verschillen tussen etnische groepen.
Bijvoorbeeld als er signalen zijn, of als vanuit eerdere kennis is te veronderstellen dat er verschillen zijn die ertoe doen. Verschillen waar beleidsmatig of in de praktijk van bijvoorbeeld ondersteuning aan gezinnen aandacht voor zou moeten zijn. Dit in het kader van gelijke kansen en toegankelijkheid van Nederlandse voorzieningen voor iedereen. Via onderzoek kan worden nagegaan of die verschillen er daadwerkelijk zijn, waar ze er wel en niet zijn binnen groepen, wat ze betekenen voor betrokkenen en voor de ontvangende samenleving.
Onderzoek kan voor nuance in het maatschappelijk debat. Distelbrink pleit daarbij voor zorgvuldigheid, zowel bij onderzoek zelf als in de rapportage erover en zij vindt het passend om er niet op voorhand van uit te gaan dat etnische herkomst de belangrijkste factor is waarmee verschillen samenhangen. Onderzoekers dienen zich bewust te zijn van maatschappelijke discussies en hun invloed daarop. Ook pleit Distelbrink voor co-creatie middels goed contact met vertegenwoordigers (bijvoorbeeld vrijwilligers) van verschillende etnische gemeenschappen in Nederland, of met professionals van uiteenlopende herkomst. Net als Cense vindt zij het belangrijk te letten op etnische herkomst om tot een representatief onderzoek te komen, om te voorkomen dat er kennis wordt geproduceerd over alleen de gemakkelijk bereikbare groepen.
Over de meeste interventies en methodieken die worden gebruikt in het jeugdveld bijvoorbeeld, weten we niet of ze werken voor ouders met een migrantenachtergrond of voor lageropgeleiden. Een maatschappelijk vraagstuk waar aandacht voor moet zijn.'
Meer op de website van KIS
Lees ook:
Etnische registratie: geen uitzondering voor veiligheid
Mag ik zelf bepalen wie ik ben?
En komt de discussie aan de orde in vele artikelen over het gebruik van het woord allochtoon
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.
Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!
Meer over allochtoon, Amade M'charek, categorisering, ethnic, etniciteit, etnische factor, ewoud butter, kis, Marianne Cense, Marjolijn Distelbrink, onderzoek.