Saïd. 1990-2020
In achtergronden door Ruard Ganzevoort op 25-05-2020 | 09:12
"Vorige week, op de internationale dag tegen homofobie overleed Saïd. Hij werd dertig jaar oud. Deze week werden zijn Facebookpagina’s verwijderd, vermoedelijk omdat zijn familie het moeilijk had en heeft met zijn uitbundige kant, zijn openlijke queer uitstraling en zijn homoseksualiteit. Ik leerde Saïd een paar jaar geleden kennen toen ik hem mocht interviewen. Hij leefde toen nog meer een dubbelleven. De interviewtekst die ik hem toestuurde, werd belangrijk voor hem, zo zei hij me later. Hij postte die een paar keer op zijn pagina als een manier om zijn verhaal te vertellen. Ook dat verhaal is nu verdwenen. Om Saïd te eren, zijn bestaan te gedenken en de vertrouwelijkheid ook postuum te bewaken, plaats ik hier delen uit zijn interview die hij zelf ook gepost had. Ter nagedachtenis aan een kwetsbaar en veerkrachtig, verdraagzaam en veelkleurig mens.' Dat schrijft Ruard Ganzevoort op zijn weblog. HIeronder de fragmenten die Ganzevoort plaatste.
Ontdekking
Op m’n zestiende werd ik voor het eerst echt verliefd. Op m’n buurjongen. Vanaf toen heb ik op internet gezocht: daar vond ik herkenning, jongens zoals ik. Maar geen Marokkaanse jongens. Die waren heel moeilijk te vinden. Ik dacht wel eens dat ik de enige Marokkaan was. Pas later kwam ik er achter dat het er veel meer zijn.
In mijn omgeving werd er nooit over gesproken, maar je weet dat gewoon. Man en man, dat is fout. Waarom, dat weet ik niet. Op de basisschool werd er helemaal niets over homoseksualiteit uitgelegd. Bij biologie op de middelbare school wel een beetje, maar niet echt. Het enige wat je hebt, is internet. Daar zag ik dat ik niet de enige was. Maar daar zitten dus ook gevaren aan. Ik had ook chatcontact met anderen, maar durfde niet af te spreken. Dat contact was spannend. Je praat met iemand die hetzelfde is, en dan niet uit een film, maar een beetje dichtbij. Maar ik wist dat het eigenlijk niet kon. Ik begon net een beetje uit dat ei te komen, en ik zag de gevaren nog niet. Toen kwam het heel hard bij me terug. De ene keer maakte ik een profiel aan, maar later ontkende ik het voor mezelf. Ik durfde niet te denken aan wat er zou gebeuren als ik het écht zou toegeven. Ik dacht dat ik op het ROC geen jongens uit de wijk zou tegenkomen, maar mijn hele school zat er mee vol. Dat werd dus veel spijbelen. In de kantine ben ik nooit geweest in die 2,5 jaar. Ik was bang dat ik zou doordraaien als iemand me homo zou noemen.
Eerst ga je nog denken: ik doe het wel alle twee, mannen en vrouwen. Dan maak je het nog wat minder erg. En je maakt het makkelijker om op mannen te vallen, want je kunt ondertussen een relatie met een vrouw hebben. Vooral voor jezelf voelt dat beter: ‘ik ben niet écht een homo-homo’. In het begin heb ik dat lang gedacht. De ander weet het niet, dus ik ben het niet. Zo lang je niks doet, ben je het niet. Op mijn zestiende heb ik mijn eerste homoseksuele ervaring gehad. Ik zocht m’n vriendje zo ver mogelijk buiten mijn eigen omgeving. Ik was zo aan het oppassen de hele tijd, ik vergat er bijna van te genieten. Ik was er zo mee bezig: hoe zou de ander het zien, hoe zou mijn vader, mijn oom, het zien… Die angst was wel een belemmering om mijn seksualiteit te ontdekken. Ik gaf het niet toe aan mezelf, alleen op losse momenten. Als die voorbij waren, kreeg ik weer spijt. Op de slechte momenten had ik contact met een jongen, maar daarna ging ik gewoon weer verder. Totdat het steeds vaker gebeurde. Pas toen ik een relatie had, begon het allemaal normaler te voelen. Mijn vriend toen legde me ook dingen uit. Andere homo’s mocht ik daarvoor eigenlijk ook niet zo. Die vrouwelijke types. Ik zou toen ook niet met een hele vrouwelijke man willen zijn.
Pesten
Ik heb geen familie in m’n Facebooklijst; ik heb mijn achternaam veranderd. Zoals ik op Facebook ben, ben ik eigenlijk niet buiten. Dat is maar één stukje van m’n leven. Ik ben wel bang dat iemand het ontdekt. Zo’n fout heb ik wel eens eerder gemaakt. Toen had ik een profiel gemaakt op gay.nl – inclusief naam, Utrecht en leeftijd (16). Toen zijn jongens uit de wijk er achter gekomen, en zo begonnen de pesterijen, en later de mishandeling. Uiteindelijk moest ik daardoor verhuizen.
Die jongens die mij pestten, waren mijn vrienden, totdat ze dat profiel vonden. Ze deden zo uit onwetendheid, en omdat ze niet wisten wat ze met de situatie aan moesten. Ik vergeef het ze ook nooit, blijf er boos over. Ze hebben van mij een heel ander persoon gemaakt. Hiervoor was ik een heel zacht, lief jongetje, dat met alles vrede had. En nu hebben ze me zo agressief gemaakt. Dat past helemaal niet bij mij. Ik heb er nu ook hulp voor. Ik ben altijd op mijn hoede, als ik naar buiten ga, of als ik door mijn oude wijk loop. Daarvan word je een ander mens. En ik ben ze ook een beetje gaan haten. In het begin haatte ik mezelf, want toen ging ik nog een beetje met ze mee. Je wordt dan gehersenspoeld, je gelooft dat je niet goed bent. Maar ze vonden het denk ik ook gewoon leuk om te pesten.
Het kan echt een persoon kapotmaken. Het heeft mij ook kapotgemaakt: ik heb aan de drugs gezeten, op m’n zestiende al. Ik ben vroeg met school gestopt, en was zoveel mogelijk uit mijn oude wijk weg. Dat kon ook niet zomaar. Tot m’n 21e ben ik er gebleven. Al die tijd waren er pesterijen, vaak ook met politie erbij. Er is maar één keer iemand aangehouden. Daar zal ik dus ook niet snel aankloppen. Ze wisten dat het om mijn homoseksualiteit ging, maar ze deden niks. Nu komen ze wel met allerlei hulp, telefoonnummers en zo, maar met alle respect: ik heb er nu niks meer aan. Het had toen gemoeten. Mijn moeder ging zelfs naar de politie, smekend. Daar werd ook niks mee gedaan. Dan voel je je pas alleen. Dan moet je het zelf oplossen – door agressief te worden, door terug te slaan. Ik ben nog steeds agressief, al heb ik het wel iets beter onder controle. Misschien lijkt alles wel goed op Facebook, maar dat is een rol die ik speel.
De vernedering is het ergste. Die blijft me achtervolgen. De klappen, het slaan, dat is allemaal over gegaan. De vernedering neem je met je mee. Ik ben heel wantrouwend naar mensen op straat. Als mensen lachen, denk ik dat ze me uitlachen. Daarom zeg ik ook: het kan een persoon zo erg veranderen.
Voorlichting en hulpverleners
Ik had geen voorbeelden. Nogmaals: niks op scholen, etc. Andere voorlichting is voor oudere mannen bedoeld. Ik hoorde wel eens iets van het COC, maar ik was zo bang om daar naartoe te gaan. Zoveel bergen onderweg, waar je voorbij moet. Later heb ik wel met de huisarts gepraat over mijn homoseksualiteit, bv. als ik weer een stomp had gekregen op straat. Eerst durfde ik het de huisarts niet te vertellen, omdat mijn ouders ook bij die huisarts kwamen. Pas later begreep ik dat hij dat nooit zou mogen doorvertellen, dus toen durfde ik het wel te vertellen. Ook dat ik bang was voor mijn vader.
De politie had me moeten helpen. Als je zelf niet weet waar je naartoe moet, dan moet de politie dat wel weten. Maar daar moet je een aangifte invullen en werd je doorgestuurd naar slachtofferhulp. De politie was niet gevoelig genoeg voor mijn situatie. Ze beloofden van alles, dat ze met die jongens zouden praten, maar het werd elke dag erger. De politie was ook close met de jongens die mij pestten. Ze wisten wie het waren, ze hadden er een goede band mee. Ik begon te denken dat ze die band niet op het spel wilden zetten. Ik heb wel een keer met Art. 1 gesproken, via COC. Toen ging ik naar de burgemeester om te praten. Daar bleek dat de politie maar één aangifte heeft geregistreerd. Toen brak ik echt. Ik had geen vertrouwen meer. Ik heb al die tijd voor mezelf moeten zorgen.
Hulpverleners snapten mijn dubbelleven niet. Ze doen soms wel alsof ze veel weten, maar het werkt heel anders. Het is natuurlijk wel belangrijk dat ze veel weten over de islam en de Marokkaanse cultuur. Dan weten ze hoe iemand denkt, of zal doen. Dan begrijpen ze waar het aan kan liggen als er iets fout gaat. Je moet best wel veel weten, vind ik, om het te begrijpen. Ook weer niet teveel, denk ik. Sommigen weten teveel en die kiezen partij.
Familie
Voor de mishandeling wist mijn familie niet dat ik homo was. Nu weten ze het wel, maar denken ze dat het wel weer over gaat. En ik speel dat spelletje mee. Er wordt helemaal niet over gesproken. Ze vragen wel eens wanneer ik ga trouwen, en of dit of dat meisje niks voor mij is. Vooral mijn familie in Marokko vraagt het constant. Ik speel wel mee, maar het is een lastig spelletje. Je moet je gevoelens en je uitspraken de hele tijd controleren. Met de rest van de familie, met de grote mannen zeg maar, is het wel moeilijk. Een paar neefjes uit mijn oude wijk mogen mij niet. Mijn moeder heeft me echter altijd gesteund. Ze wees het op een bepaalde manier wel af. Met mijn vader heb ik ook al een hele tijd geen contact. Sinds ik ben verhuisd, eigenlijk. In mijn familie stond ik wel heel alleen, ja.
Mijn kracht om het vol te houden heb ik van mijn moeder. Als zij er niet was, weet ik niet of ik er nog was. Door haar blijf ik sterk. Ik zie ook hoeveel zij overheeft voor mij, de moeite die ze neemt. M’n broer praat sinds m’n zestiende al niet meer met me. Met m’n zus en zusje praat ik nog wel. Mannen, die zijn te mannelijk. Voor mannen is het zo ingewikkeld. Daar tast je blijkbaar iets aan. De mannelijkheid, de trots. Het is natuurlijk makkelijk om homoseksualiteit de schuld te geven, maar eigenlijk gaat het veel meer om mannelijkheid.
Het gaat om de schande. Je wil niet de jongen zijn die de schande veroorzaakt. Mijn moeder gaat gebukt onder mijn schande. Mannelijkheid, trots, ‘bij ons gaat alles goed’, dat moet onze familie uitstralen. Maar bij ons is dat niet zo. Opeens is zij de moeder van een zieke jongen: ‘die jongen is bezeten, die jongen is slecht’, dat wil je natuurlijk niet horen over je kind. Zo’n kind hoort niet in de familie. Ik heb nooit van mijn neven of nichten gehoord: wat erg voor jóu. Het gaat erom dat ik niet in de familie pas. Ik mocht een tijd bijvoorbeeld ook geen foto’s maken bij mijn familie, ze waren bang dat ik die op internet zou zetten. Ik ben de eerste in de hele familie: de eerste die homo is, de eerste die niet meer naar de moskee gaat, de eerste die het huis uit gaat. Dat zijn allemaal slechte dingen. Maar het maakt mij niet meer uit.
Geloof
M’n ouders hebben me ook zo vaak naar imams, genezers, ook in Parijs, gebracht, om het uit me te halen. Dat was heftig. Dan speelde ik weer het spelletje mee, dan zei ik dat het over was. M’n ouders hebben alles geprobeerd. Ik ben ook naar een genezer in Marokko gegaan. Daardoor voelde ik me ziek. Ik heb dat heel lang zo gezien. Het mag niet, het kan niet. Ik geloofde dat het geesten waren. Die manier van denken nam ik heel snel over. Die genezers drukken overal op je lichaam. Ik schreeuwde van de pijn, maar zij dachten dat de demonen eruit gingen. Later zeggen ze: jij was er niet bij, het waren de geesten. Op een gegeven moment dacht ik: als het echt allemaal zo is, dan klopt er echt iets niet. Ik ging aan mezelf twijfelen, zo vaak.
Ik heb tot mijn tiende, elfde, gewoon in de moskee gezeten. Daarna ben ik steeds minder gegaan. Vanaf m’n zestiende ging ik helemaal niet meer. Dat heeft weer met internet te maken. Toen had ik expres ook baantjes genomen op zaterdag en zondag, zodat ik niet mee hoefde naar de moskee. Ik zag mijzelf wel als moslim toen, deed ook mee met Suikerfeest, bidden etc. Nu zie ik mezelf niet meer als moslim. Nee. Poe, dat is hard om te zeggen. Ik heb het ook nog nooit eerder gezegd. Mijn familie hoeft dat ook niet te horen. Dat zijn dingen die ik voor mezelf weet. Thuis denken ze wel dat ik nog gelovig ben. Ik hou me wel aan alle regeltjes: geen varkensvlees, geen alcohol… Ik denk ook wel dat er iets is. Maar wat? De een noemt het Allah… Maar misschien wil ik het ook wel niet weten. Het geloof is voor mij ook heel erg verbonden met de negatieve houding t.o.v. homoseksualiteit.
Het zou natuurlijk fijn zijn als imams er positiever over zouden spreken. Die kunnen het natuurlijk wel vertellen in moskeeën. Maar dan zou je alsnog niet naar een imam gaan om te vragen: hoe zit het nou? Ook niet als hij er positief over spreekt. Nee. Je bent dan zo paranoïde, denk ik. Ik zou echt niet naar een imam gaan. Een tijd terug zat er in het programma Uit de kast ook een imam. Dat vertrouwde ik ook niet. Ik dacht: krijgt die extra subsidie ofzo? Die steun zou ik niet zoeken bij een imam. Je vindt het al moeilijk om je huisarts te vertrouwen, die helemaal niets met je geloof te maken heeft… Laat staan een imam, waar je vader elke vrijdag naartoe gaat om te bidden. Zo denk ik dan weer. Als de wereldjes te dicht bij elkaar komen, gaat het fout. De imam hoort bij het wereldje ‘geloof’, en zelfs als hij positief over homoseksualiteit zou praten, dan moet hij toch bij zijn wereldje blijven. En school is dan een betere plek om erover te beginnen.
Vrij
Het is fijn dat ik op Facebook gewoon mag zijn wie ik ben. Soms krijg ik nog wel negatieve reacties, mailtjes en zo, maar die negeer ik. Vroeger zouden die mailtjes me terug de kast in duwen. Ik leg het nu naast me neer, maar iemand die nog twijfelt, wordt er bang en onzeker van. Facebook is vooral een vrije ruimte waar ik even alles los kan laten. Ik voel geen agressie daar. Als iemand het niet met me eens is, ga ik ermee praten. Zo vrolijk als ik op Facebook ben, ben ik ook op m’n werk. Zo zou ik ook in m’n normale leven willen zijn.
Ik voel me niet uitgestoten. Nee, ik ben zelf weggegaan. Ze hebben me wel de weg gewezen. Maar dat klinkt wat zachter. Eigenlijk wil je ze natuurlijk niet geven wat ze willen: dat ze je hebben verstoten, dat zij hebben gewonnen.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Ruard Ganzevoort
Zie ook:
Lieve moeder van Said (brief van Rick van der Made)
Neemt acceptatie van homo's toe en anti-homogeweld af?
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over homoseksualiteit, lhbt.