Nieuw rapport Meld Islamofobie: Alledaagse islamofobie in Nederland
In achtergronden door Ewoud Butter op 28-09-2019 | 08:05
Alledaagse ervaringen met islamofobie hebben een ingrijpende impact op het dagelijks leven en welzijn van Nederlandse moslims. Zo zijn veel moslims zich de afgelopen vijf jaren minder veilig gaan voelen. In die ervaringen is een wisselwerking te zien tussen stigmatiserende discoursen in media en politiek, enerzijds, en persoonlijke ervaringen met discriminatie en uitsluiting, anderzijds. Desondanks ligt de meldingsbereidheid heel laag. Dat blijkt uit een verkennend onderzoek onder 337 Nederlandse moslims dat Meld Islamofobie vorige week presenteerde in Pakhuis de Zwijger en dat nu online staat.
Een korte impressie van het rapport en de bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger, waar Philomena Essed, Martijn de Koning, Zoë Papaikonomou en Tofik Dibi op de belangrijkste bevindingen reageerden .
Het rapport
Het onderzoek dat Meld Islamofobie presenteerde, Alledaagse islamofobie in Nederland, is een verkennend onderzoek, waaruit duidelijk wordt dat islamofobie of moslimhaat uit verschillende dimensies bestaat en dat er een wisselwerking is tussen deze dimensies. Ze staan niet los van elkaar. Hieronder de samenvatting zoals Meld Islamofobie die op de website presenteerde. Het onderzoek is uitgevoerd door Ibtissam Abaâziz.
“Als ik alles moet melden wat ik meemaak, ben ik elke dag bezig.”
Wisselwerking tussen directe en indirecte islamofobie
Van de respondenten geeft 91% aan in de afgelopen vijf jaren directe persoonlijke ervaringen met islamofobie te hebben gehad. Het betreft zeer uiteenlopende soort incidenten; van expliciet verbaal of fysiek geweld in het openbaar vervoer, online of op straat, tot vijandige of stereotyperende opmerkingen van collega’s op werk of op school.
Slechts een minderheid (9%) geeft aan geen directe, maar wel indirecte ervaringen te hebben gehad met islamofobie. Onder deze indirecte ervaringen vallen uitspraken van politici en stereotyperende berichtgeving over moslims die als kwetsend en beledigend worden ervaren. Het onderzoek signaleert bovendien een wisselwerking tussen directe en indirecte islamofobie. Stigmatiserende uitspraken van politici sijpelen door in alledaagse persoonlijke interacties waarin politici en nieuwsberichten soms aangehaald worden.
“We hadden het over de brief van Rutte die hij schreef en een collega maakte de opmerking: “Als jij maar geen aanslagen pleegt”. Ik zei: “Maar dat geldt ook voor jou, als jij maar geen aanslagen pleegt”. “Nee, dat doe ik niet” zei ze, waarop ik antwoordde: “O, ik wel dan?” Ik heb die dag heel hard gehuild voor het eerst op mijn werk.”
Veel incidenten, weinig meldingen
Een aanzienlijk deel van de respondenten (39%) geeft aan in 2018 alleen al meer dan vijf keer islamofobe incidenten te hebben meegemaakt. Op basis van de opgegeven frequentie, hebben de respondenten in dit onderzoek hypothetisch gezien meer dan 1008 islamofobe incidenten meegemaakt in 2018. Dit suggereert een veel hogere frequentie dan de percentages die tot nu toe in rapporten en onderzoeken worden vermeld en wijst dus op onderrapportage.
Desondanks heeft de overgrote meerderheid van de slachtoffers (84%) geen melding gedaan. De oorzaak ligt in zowel gebrek aan vertrouwen dat er iets mee gedaan wordt en de aard van de ervaringen zelf. Van de 16% die wel actie hebben ondernomen deden 77% dit niet door middel van een melding of aangifte.
De impact van islamofobie
Het onderzoek toont aan dat directe ervaringen met islamofobie een ingrijpende impact hebben op het welzijn van Nederlandse moslims. Slechts 28% van de respondenten met directe ervaringen, voelt zich veilig tot heel erg veilig in Nederland. Verder geeft 74% van deze respondenten aan dat ze zich de afgelopen vijf jaren minder veilig zijn gaan voelen als moslimzijnde. Bijna de helft voelt zich daarnaast totaal niet vrij om hun moslim-zijn te uiten, 49% maakt zich veel tot heel veel zorgen dat hen iets kan overkomen vanwege hun moslim zijn, en 69% maakt zich veel tot heel veel zorgen over hun toekomst in Nederland.
“Een meneer begon mij uit het niets uit te schelden in de tram. Hij schreeuwde dat ik terug moest naar mijn eigen land, dat ik vermoord moest worden. En vele andere bedreigingen en scheldwoorden. De tramconducteur heeft er niks van gezegd en medereizigers bleven enkel staren. Ik voelde mij zeer onveilig.”
Het rapport concludeert dat er veel meer aandacht moet komen voor de wisselwerking tussen, enerzijds, “abstract” discours in de media en politiek m.b.t. moslims, en de alledaagse ervaringen van moslims met verbale, fysieke en geïnstitutionaliseerd islamofobe discriminatie en geweld, anderzijds. In hoeverre en op welke wijze legitimeren en beïnvloeden deze discoursen diverse discriminatiepraktijken en werken ze deze in de hand? Ook de vraag wat deze ervaringen doen met het welzijn, veiligheidsgevoel en verwachtingen voor de toekomst verdient veel meer aandacht.
Het rapport kunt u hier downloaden.
Bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger
Vorige week presenteerde Ibtissam Abaâziz, zelfstandig onderzoeker en mede-oprichter van Meld Islamofobie, haar belangrijkste bevindingen al in een volle zaal in het Amsterdamse Pakhuis De Zwijger. Daarna reageerden Philomena Essed, Martijn de Koning, Zoë Papaikonomou en Tofik Dibi.
De titel van het onderzoek, Alledaags islamofobie in Nederland, is duidelijk een referentie naar het boek Alledaags racisme van de antropologe Philomena Essed, tegenwoordig hoogleraar in Critical Race, Gender and Leadership Studies aan de Antioch University in de Verenigde Staten. Essed schreef behalve Alledaags racisme (1984) ook bijvoorbeeld Inzicht in alledaags racisme(1991) dat was gebaseerd op haar met cum laude beloonde promotieonderzoek. Ze was toevallig in Nederland en tot vreugde van de organisatoren nam ze deel aan het debat.
Essed reageerde als eerste op het onderzoek van Meld Islamofobie. Zij benadrukte in haar reactie dat alledaagse islamofobie net als alledaags racisme zich uit in alle domeinen van het dagelijks leven en moeilijk te vermijden is. Op school, op straat, op het werk, in het openbaar vervoer: overal kun je er mee geconfronteerd worden. De vorm waarin alledaags racisme zich uit verschilt in de tijd, per plaats en is ook afhankelijk van de omstandigheden.
Volgens Essed zijn Turkse en Marokkaanse Nederlanders de afgelopen jaren sterker dan daarvoor slachtoffer geworden van alledaags racisme. Een andere ontwikkeling die ze aanstipt is de opkomst van sociale media. Dat heeft geleid tot een breder spectrum aan uitingsvormen van racisme: van wat subtieler en indirecter op de werkvloer lomp tot hard en bot op sociale media waar alles gezegd mag worden.
Ze hekelt in dat verband ook de rol die politici de laatste decennia spelen. Hielden de meeste politici zich 30 jaar geleden nog nadrukkelijk verre van xenofoob taalgebruik, tegenwoordig is dit onder een grotere groep politici toelaatbaar of zelfs gangbaar geworden. Dat verlaagt ook de drempel voor hun electoraat om zich xenofoob te uiten. Als het om moslims gaat lijkt die drempel nog wat lager te zijn: omdat de islam geen ras is, mag je er van alles over zeggen, is volgens Essed een vaak gehoorde redenering. Ze drukt de aanwezige moslims op het hart zich niet de mond te laten snoeren. Reageer op wangedrag, maak het openbaar, eventueel met een hashtag zoals de Metoo beweging deed.
Antropoloog Martijn de Koning complimenteerde de onderzoekers van Meld Islamofobie met hun keuze het onderzoek te richten op islamofobie in de alledaagse domeinen, domeinen waaraan je je niet kunt onttrekken. Hij benadrukte ook het effect van de wisselwerking tussen de islamofobie van politici en alledaagse islamofobie. De vele debatten en hypes de afgelopen jaren hebben moslims de afgelopen jaren volgens De Koning “hyperzichtbaar” gemaakt en hebben bijgedragen aan stigmatisering van moslims. Het onderzoek van Meld Islamofobie laat volgens hem goed zien wat de invloed van poitieke retoriek is op het dagelijks leven van Nederlandse moslims en hun gevoel van veiligheid in de Nederlandse samenleving. Hier is nog weinig onderzoek naar gedaan.
De Koning waarschuwt dat islamofobie steeds ‘normaler’ wordt. Het gevolg hiervan is dat het verzet tegen islamofobie steeds meer als abnormaal gezien, terwijl dat verzet niet meer is dan pal staan voor grondrechten.
Onderzoeksjournalist en mediadocent Zoë Papaikonomou vertelt dat zij en Annebregt Dijkman destijds voor hun boek ‘Heb je een boze moslim voor mij?’ bewust voor deze titel hebben gekozen omdat deze vraag exemplarisch is voor de wijze waarop veel redacties een item behandelen wanneer het over moslims gaat. Ze gaan op zoek naar de bevestiging van stereotypen, zoeken extremen en beschikken zelf over geen of gebrekkige netwerken binnen islamitische gemeenschappen. Er is volgens Papaikonomou vaak in meer of mindere mate sprake van ‘Othering’, waarbij de eigen identiteit positief wordt gedefinieerd door deze negatief af te zetten tegen die van een ander, in dit geval moslims.
Ze illustreert haar betoog met een aantal voorbeelden waaronder een artikel in het Algemeen Dagblad waarin de vraag ‘Wat mag ik zelf doen als ik iemand met een boerka zie?' wordt behandeld. De krant suggereert in haar antwoord het uitvoeren van een zogeheten burgerarrest waarbij iemand staande gehouden wordt. De krant wijst er op dat daarbij dwang gebruikt mag worden om te voorkomen dat iemand de benen neemt.
Ook verwijst Papaikonomou naar de wijze waarop Nieuwsuur onlangs over salafistisch informeel onderwijs en islamitisch onderwijs berichtte. De eerste reportage begon met het deuntje van het Harry Potterfilms, beelden van flats in Slotervaart en onherkenbaar gemaakte meisjes met hoofddoekjes die de Koran reciteren. Daarmee werd volgens Papikonomou direct de toon gezet.
Tofik Dibi, schrijver en voorheen Tweede Kamerlid namens GroenLinks vindt dat de moslimgemeenschap meer en effectiever stelling zou moeten nemen. Ze kunnen daarbij wat hem betreft een voorbeeld nemen aan andere religieuze groepen, maar zeker ook aan Kick-Out Zwarte Piet (KOZP). Deze laatste groep heeft, in strategische allianties met diverse andere organisaties, de afgelopen jaren met veel succes aandacht gevraagd voor het racistische karakter van Zwarte Piet. Was er aanvankelijk veel verzet tegen KOZP, inmiddels heeft de NTR besloten geen Zwarte Pieten meer te gebruiken voor het Sinterklaasjournaal.
De moslimgemeenschap zou volgens Dibi vergelijkbare successen kunnen boeken wanneer ze zich beter zou organiseren en minder bezig zou zijn om elkaar op allerlei vlakken de maat te nemen. Moslims hoeven elkaar niet aardig vinden, zegt Dibi, maar het is nu wel de tijd om samen op te trekken. Hij benadrukt daarbij het belang van inclusiviteit en de samenwerking met andere groepen als bijvoorbeeld LHBT-organisaties en vrouwenorganisaties. Volgens Dibi onderschatten veel mensen wat ze als individu of groep kunnen bereiken. “Neem initiatief, stap op politici, organisaties en instituten af. Er zijn in heel veel organisaties mensen die naar je willen luisteren”, houdt hij het publiek voor.
De stichting Meld Islamofobie is een onafhankelijk, door vrouwen geleid burgerinitiatief. Het project kwam tot stand in 2015, toen het team een sterke toename in geweldplegingen tegen moslims waarnam in de nasleep van de aanslag op Charlie Hebdo in Parijs. Meer informatie op hun site
Zie ook:
Vandaag, 28 september organiseert het Collectief tegen Islamofobie en discriminatie de bijeenkomst Islam, moslims en burgerrechten in Nederland
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over Ibtissam Abaâziz, islamofobie, Martijn de Koning, meld islamofobie, moslimhaat, Philomena Essed, Zoë Papaikonomou.