Migratiebeleid rechtse regeringen is niet restrictiever dan dat van linkse regeringen
In achtergronden door Saskia Bonjour op 05-09-2018 | 07:44
Het migratiebeleid van rechtse regeringen is niet restrictiever dan dat van linkse regeringen. Dat was één van de bevindingen van mijn proefschrift over het Nederlands gezinsmigratiebeleid en dat is nu bevestigd door internationaal vergelijkend onderzoek door Hein de Haas en Katharina Natter.
Restrictiever beleid onder de PvdA van Wim Kok
In mijn proefschrift uit 2009 analyseerde ik ambtelijke en politieke besluitvorming over gezinsmigratie in Nederland van 1955 tot 2005. Eén van mijn conclusies was dat “de politieke kleur van het kabinet, van de jaren vijftig tot op heden, niet bepalend is voor het restrictieve dan wel liberale karakter van het Nederlands gezinsmigratiebeleid” (p. 312).
Het meest liberale gezinsmigratiebeleid dat Nederland ooit heeft gekend werd gevoerd door coalities van CDA en VVD, onder leiding van Van Agt en Lubbers in de jaren tachtig. In die tijd gold bijvoorbeeld geen inkomenseis en mochten dus ook voormalige ‘gastarbeiders’ die hun baan hadden verloren hun gezinnen naar Nederland laten komen. Vanaf de jaren negentig werd een restrictieve lijn ingezet met onder meer steeds hardere inkomenseisen en controle op schijnhuwelijken: dat gebeurde toen de PvdA regeringsverantwoordelijkheid droeg, eerst samen met het CDA onder Lubbers en later in de paarse kabinetten onder Kok.
Niet de samenstelling van de regering
Dat rechts op het regeringspluche niet strenger optreedt tegen migratie dan links, is ook de conclusie van recent internationaal vergelijkend onderzoek uitgevoerd door Hein de Haas en Katharina Natter, beide sociologen aan de Universiteit van Amsterdam (in een blog, een working paper, en binnenkort in een artikel dat onder review is). Zij analyseerden de impact van de ideologische oriëntatie van regeringen op de restrictiviteit van 2300 hervormingen van migratiebeleid in 21 OECD landen tussen 1975 en 2012. Zij vonden geen robuust verband tussen ideologische oriëntatie en restrictie. De koers van het migratiebeleid wordt veeleer bepaald, zo constateerden zij, door economische ontwikkelingen en door kenmerken van het politiek systeem en de verzorgingsstaat.
In de jaren 60 kwam de politieke steun voor gezinshereniging van rechts
De Haas en Natter wijzen erop dat de breuklijnen net zo zeer binnen links en rechts lopen als tussen links en rechts. Op rechts bevinden zich voorstanders van marktliberalisme die vóór toelating van migranten pleiten, maar ook cultureel conservatieven die geen immigratie willen. Op links vind je politici die uit kosmopolitische of humanitaire gronden voorstander van migratie zijn, maar ook politici die daar uit economisch protectionisme huiverig tegenover staan. Partijstandpunten veranderen door de tijd heen.
In mijn proefschrift observeerde ik dat de politieke steun voor het toelaten van de gezinnen van ‘gastarbeiders’ in de jaren zestig niet van de PvdA kwam, maar van rechts: de christelijke partijen vonden de scheiding van gezinnen bezwaarlijk, en de VVD was bang dat de arbeidskrachten die het Nederlands bedrijfsleven zo nodig had niet naar Nederland zouden willen komen als ze hun gezinnen niet mee mochten nemen. Pas vanaf de jaren negentig werden CDA en VVD aanjagers van aanscherpingen van het gezinsmigratiebeleid.
Brede consensus
De Haas en Natter benadrukken verder dat er verschil is tussen wat politici zeggen en wat ze doen. Ferme standpunten innemen in de media is één ding, maar de praktijk van beleidsvorming is een andere. Beleidsvorming vergt compromissen, niet alleen tussen politieke partijen, maar ook tussen verschillende beleidsniveaus, en tussen politiek en invloedrijke maatschappelijke groeperingen zoals bedrijfsleven en vakbonden.
Mijn promotieonderzoek wees tenslotte op een factor die wellicht specifiek is voor de Nederlandse politieke cultuur: een brede consensus onder Nederlandse politieke partijen. Zeker onder de grote partijen CDA, VVD, PvdA en D66 bestond vrijwel steeds voldoende overeenstemming over de waarden en belangen die bij het gezinsmigratievraagstuk op het spel stonden, om in te kunnen stemmen met de beleidskeuzes van het kabinet, wat de politieke kleur van dat kabinet ook was. Die consensus verschuift door de tijd heen en is “geworteld in de tijdsgeest” (p. 311).
Zo werd er in de jaren zeventig en tachtig door geen enkele politieke partij getornd aan het uitgangspunt dat gezinshereniging een recht was waarop iedereen in Nederland gelijkelijk aanspraak kon maken. In de jaren negentig verschuift het hele politieke spectrum richting de norm van “eigen verantwoordelijkheid” waaruit volgt dat alleen wie zelf voor zijn of haar gezin kan zorgen, voor gezinshereniging in aanmerking komt. Na de eeuwwisseling kiest minister Rita Verdonk voor selectie op integratiecapaciteit: gezinsmigranten moeten in het buitenland een inburgeringsexamen doen om te bewijzen dat zij van het juiste hout gesneden zijn om te kunnen integreren in Nederland. Ook die restrictieve hervormingen worden gesteund door de PvdA en dus niet teruggedraaid als de PvdA weer in de regering komt – sterker nog, in 2010 is PvdA-minister Eberhard van der Laan de aanjager van een flinke aanscherping van het examen in het buitenland, door de introductie van een schriftelijke taaltoets.
De recente terugblik in NRC op het Nederlandse integratiebeleid laat eenzelfde beeld zien.
Wie naar het politieke debat kijkt ziet fragmentatie en polarisatie, maar wie het beleid analyseert ziet consensus en stabiliteit.
Dit artikel van Saskia Bonjour is eerder verschenen op het immer interessante politicologische blog StukRoodVlees en in overleg met de auteur ook op Republiek Allochtonië geplaatst.
Zie ook:
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over immigratie, links, migratiebeleid, rechts.