Kamerdebat: harde aanpak informeel islamitisch onderwijs

In achtergronden door Roemer van Oordt op 13-11-2024 | 12:22

Staatssecretaris Mariëlle Paul (Funderend Onderwijs, VVD) dient een wetsvoorstel in dat het mogelijk moet maken voor de onderwijsinspectie (signaal gericht) toezicht te houden op informeel onderwijs. Weekendscholen moeten in het uiterste geval dicht. Paul noemt de wet ‘extra relevant’ na het recente geweld in Amsterdam, hoewel ze geen signalen heeft ontvangen dat er antisemitisch gedachtegoed wordt onderwezen op weekendscholen. In het Kamerdebat over 'Amsterdam' werd al snel duidelijk; toezicht op islamitisch informeel onderwijs wordt breed gedragen. Twijfels zijn er in de Kamer hooguit over de bandbreedte van het wetsvoorstel. De internetconsultatie is geopend. Maar wat is de aanleiding, meerwaarde en haalbaarheid van het voorstel? Roemer van Oordt schetst de achtergronden.

Er is de afgelopen jaren debat ontstaan over de vraag of er overheidstoezicht moet komen op het ‘informeel onderwijs’. Aanleiding zijn zorgen over enkele informele onderwijsinstellingen in Nederland, die een negatieve rol zouden spelen in het overbrengen van waarden als vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Het kabinet Schoof wil sneller kunnen gaan ingrijpen bij informele onderwijsinstellingen en hun vertegenwoordigers wanneer zij ‘anti-integratief, antidemocratisch of antirechtstatelijk opereren’. De mogelijkheden om dat te doen moeten volgens het kabinet worden aanscherpt. Vandaar het wetsvoorstel.

Onderwerp van de gisteren geopende consultatie is het voorstel voor een wet die toezicht regelt op informeel onderwijs aan kinderen van 4 tot en met 17 jaar. Dat is onderwijs wat niet verplicht is. Het gaat om particulier initiatief. Als er vermoedens zijn dat dit onderwijs kinderen aanzet tot haat, geweld of discriminatie, zal de Inspectie van het Onderwijs deze signalen kunnen onderzoeken. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan maatregelen nemen tegen overtreding van de wet. 

Hoe het begon…..

Op 19 november 2018 kondigde minister Koolmees aan een verkenning uit te laten voeren naar informele scholing in Nederland die zich richt op taal, cultuur en religie. Aanleiding was berichtgeving in de media dat Turkije weekendscholen in Nederland zou gaan subsidiëren. Met deze ‘subsidie van Erdoğan’ was uiteindelijk slechts zo’n 60.000 Euro gemoeid; aanzienlijk minder dan dat er voor het onderzoek van RadarAdvies werd uitgetrokken. Aanvragers zagen er bovendien daarna gelijk van af, omdat de tijdsinvestering voor de aanvraag en afhandeling niet in verhouding stond tot de subsidie. De instellingen die gebruik hebben gemaakt van het Turkse subsidieaanbod werden in het onderzoek meegenomen. Belangrijke toevoeging én beperking aan deze op het oog brede opzet was dat moest worden ‘bezien of deze scholing antidemocratische, anti-rechtstatelijke en/of anti-integratieve elementen bevat’. In de praktijk worden deze begrippen vereenzelvigd met de (‘salafistische’) islam.

Drijfveren om dit soort onderzoek te starten (ook naar zogenaamde ‘haatimams’ en buitenlandse financiering van moskeeën, is altijd alarmerende mediaberichtgeving. In een goed functionerende rechtsstaat als Nederland hebben we echter een breed scala aan middelen om op te treden als de wet wordt overtreden. Koolmees constateert na het onderzoek zelf dat:

Het eventueel treffen van generieke maatregelen om in te grijpen bij enkele aanbieders waar zorgen over zijn, kan daarmee gevolgen hebben voor duizenden goedwillende aanbieders van informele scholing.

Bij de ‘enkele aanbieders’ wordt gerefereerd aan zes specifieke organisaties waar volgens de respondenten die meewerkten aan het onderzoek (allen werkzaam in het publieke domein) zorgen bestaan over mogelijke anti-integratieve, antidemocratische en/of antirechtsstatelijke effecten. Dit ging in alle gevallen over moskeeën of islamitische stichtingen. Respondenten noemden uitingen en gedragingen als het (doen) afzetten tegen de Nederlandse samenleving, stimuleren van de ongelijkheid tussen man en vrouw en actief afzonderen van de Nederlandse samenleving (vooral door het grote tijdsbeslag dat de scholing legt op de kinderen). Het gaat volgens het onderzoek om vier islamitische stichtingen en moskeeën met een 'salafistische' insteek - zonder definitie en/of inhoudelijke duiding! - in (middel-) grote steden; één Turkse culturele organisatie, islamitisch, in een middelgrote stad en één moskee in een middelgrote stad. Signalen die al lang bekend waren bij de AIVD en NCTV.

Onze veiligheidsdiensten beweren al lange tijd met weinig tot geen concreet bewijs en vage vergezichten dat ‘bepaalde religieuze educatieve initiatieven en 'salafistische of radicaal-islamitische aanjagers' het informele scholingsaanbod dreigen te domineren’. Een stellingname die ik al eerder in twijfel trok. En wie weegt deze analyses en corrigeert eventueel de NCTV en de AIVD? Niemand. Salafisme-kenners De Koning en Wagemaker merkten al jaren geleden op dat de rapporten van de NCTV en AIVD op z’n minst ook een politiek doel hebben en de informatie oncontroleerbaar en ook onbetrouwbaar is.

Meerwaarde en (grond)wettelijke haalbaarheid van het voorstel

Het beeld - ook in het Kamerdebat van vandaag - overheerst dat het wetsvoorstel algemeen wordt ingestoken, maar zich in de praktijk vooral richt op islamitisch informeel onderwijs. Gezien de hierboven bewezen signalen is het voorstel ook niet proportioneel.   

Op grond van de huidige wetgeving is het bovendien al mogelijk voor onder meer de politie en de burgemeester om in te grijpen bij informele onderwijsinstellingen. Strafvervolging kan plaatvinden. Bijvoorbeeld als het gaat om (bewezen) antidemocratische, anti-integratieve of antirechtsstatelijke scholing. Docenten van informele onderwijsinstellingen hebben uiteraard wel vrijheid van meningsuiting.

Belangrijker: het is volgens een breed scala aan juristen, waaronder de Landsadvocaat, maar zeer de vraag of het wetsvoorstel verenigbaar is met relevante nationale en internationale grondrechten die onlosmakelijk onderdeel zijn van de democratische rechtsstaat. Zij refereren daarbij onder meer aan de vrijheid van en het recht op onderwijs, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van godsdienst, het huisrecht en de scheiding van Kerk en Staat. Hieronder ga ik op basis van een uitputtend artikel van hoogleraar Paul van Sasse van IJsselt daar puntsgewijs op in:

1) Op informele scholing zijn de huidige onderwijswetten niet van toepassing. De onderwijsinspectie kan daar geen toezicht op houden. De staatssecretaris wil daarom informeel onderwijs laten vallen onder de reikwijdte van artikel 23 Grondwet. Artikel 23 lid 2 Grondwet is echter alleen van toepassing op leerplichtig onderwijs (openbaar, bijzonder of in samenwerkingsscholen) binnen het publiek bestel en dus niet op vrijwiilig informeel onderwijs.

2) Het wetsvoorstel is in tegenspraak met de Scheiding van Kerk en Staat, waarin is vastgelegd dat de staat zich niet bemoeit met de interne organisatie van kerkgenootschappen en - voor zover van belang - met de inhoud van belijdenissen en godsdienstonderwijs.

3) Er wordt niet verwezen naar artikel 6 Grondwet (vrijheid van godsdienst en levensovertuiging) omdat er in dit geval is gekozen om op Europees recht (artikel 9 EVRM; vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) in te gaan, met als argumentatie dat de rechter formele wetgeving wel kan toetsen aan het Europese recht en niet aan de Grondwet (artikel 120 van de Grondwet). De idee achter artikel 120 Grondwet is nu juist dat de wetgever en niet de rechter het best in staat is om een wet(svoorstel) te toetsen aan de Grondwet.

4) Het vorige kabinet wilde gaan werken aan het versterken van constitutionele toets. Dat staat haaks op willekeurig gebruik uit rechtsbronnen. Belangrijk daarbij is dat de bescherming van het nationale en Europese recht niet altijd dezelfde is. Voorbeeld: de verenigingsvrijheid (Artikel 8) kent anders dan artikel 11 EVRM dat daar ook over gaat, maar één beperkingsdoel: de openbare orde.

5) De voorgestelde binnentreedbevoegdheid voor de inspectie in kerken (gebedshuizen; RvO) op grond van art. 5:20 jo. 5:34 Algemene Wet Bestuursrecht is in tegenspraak met zowel artikel 12 Grondwet als met de Algemene wet op het binnentreden, waarin kerken (gebedshuzien; RvO) zijn uitgesloten van binnentreden met uitzondering van ontdekking op heterdaad.

Conclusie
Bescherming van grondrechten moet in een democratische rechtsstaat ruim worden opgevat. Dat rijmt moeilijk met het onder signaalgericht overheidstoezicht stellen van informeel  onderwijs. Het wetsvoorstel wordt algemeen ingestoken, maar richt zich in de (politieke) praktijk primair op islamitisch informeel onderwijs en is gezien bewezen signalen niet proportioneel. Vanaf gisteren is de (internet)consulatie online. Zover mij bekend kunnen belanghebbenden tot 7 januari 2025 hun mening over het wetsvoorstel geven. Alleen de sluitingsdatum is nu gesteld op 7 november 2024, dus al gesloten. Typefoutje, of wenst het ministerie geen inspraak? 

Update: inmiddels is een en ander hersteld. Zie deze link: (internet)consultatie 


Beeld: Pixabay

Vond u dit artikel waardevol?

Als u dit artikel waardeert, dan kunt u dat laten blijken met een (kleine) donatie. Daarmee blijft het mogelijk dit werk onafhankelijk te blijven doen. 

Je kunt met iDeal doneren via deze link: https://bunq.me/republiekallochtonie

 


Meer over informeel onderwijs.

Delen: