Jongeren die geïntegreerd zijn, zijn gevoeliger voor uitsluiting en (vermeende) discriminatie

In achtergronden door Marion van San op 12-02-2015 | 23:43

Onderzoeker Marion van San poneerde in een artikel in De Standaard onder andere de hypothese dat juist jongeren die goed geïntegreerd zijn een groter risico lopen om te radicaliseren. Haar stuk leidde tot verschillende reacties in De Standaard.

Van San kreeg van De Standaard echter niet meer de gelegenheid om op haar beurt te reageren op de reacties die de krant op haar stuk had geplaatst. Om te voorkomen dat het debat nu stokt, hieronder de reactie van Marion van San, die ze eerder op haar facebookpagina publiceerde.

Mijn opiniebijdrage van afgelopen week (De Standaard 2 februari), waarin ik de hypothese naar voren bracht dat hoe beter jongeren geïntegreerd zijn, hoe groter de kans is dat zij radicaliseren, heeft het nodige stof doen opwaaien. Zo waren er een hele reeks emotionele reacties maar ook een aantal inhoudelijke, waarop ik in deze bijdrage graag wil reageren.

‘Ze bestaan, de hoogopgeleide mensen met een goeie baan en een bedrijfswagen die dat allemaal opgeven om naar Syrië te trekken. Maar ze zijn een minderheid.’ zei Jessika Soors, collega van de KU Leuven en deradicaliseringsambtenaar van de stad Vilvoorde, in een reactie. Maar het debat over discriminatie en jeugdwerkloosheid beknotten omdat er geen eenduidig profiel is van de Syriëstrijders vond ze een slecht idee.
Ten eerste vraag ik me af over welke Syriëstrijders Soors het hier heeft. Heeft zij het over de duizenden jongeren die vanuit Europa naar Syrië vertrokken zijn of heeft ze het over die 25 strijders uit Vilvoorde? Dat laatste lijkt me hier inderdaad aan de orde. Ik heb trouwens niet beweerd dat de Syriëstrijders vooral hooggeschoolden zijn, maar dat het om een diverse groep gaat. Ook heb ik er niet voor gepleit om het debat over discriminatie en jeugdwerkloosheid te ‘beknotten’ maar heb wel aangegeven dat eenzijdige maatregelen radicalisme en extremisme niet zullen tegengaan. Iets wat Soors in het vervolg van haar betoog ook lijkt te suggereren wanneer ze pleit voor ‘maatwerk’. 

Interessante bijdragen kwamen er van Peter van Aelst en Meryem Kanmaz (DS 3 februari). Van Aelst waarschuwde voor een ‘vals oorzakelijk verband’ tussen integratie en radicalisering en Kanmaz wees nog maar eens op de ‘enorme impact van de dagelijkse confrontatie met discriminatie, racisme, uitsluiting en islamofobie’. In veel van wat beide auteurs beweren kan ik me prima vinden maar mijn eigen etnografisch onderzoek laat toch ook zien dat de redenen dat jongeren radicaliseren vaak veel ingewikkelder zijn dan zij beide pretenderen.

Nederlands radicaliseringsonderzoeker Frank Buijs beschreef in 2006 al in zijn boek Strijders van eigen bodem het mechanisme waardoor derde generatiejongeren steeds sterker georiënteerd raken op de Nederlandse samenleving en daarom veel betekenis hechten aan erkenning en acceptatie. Daardoor zijn deze jongeren, zo schreef hij, gevoeliger voor uitsluiting en discriminatie. Volgens Buijs was hier sprake van ‘vooruitgang maar nog steeds achterstand’: hun opleidings- en werkniveau was gestegen, maar er was bij velen nog steeds een duidelijke achterstand ten opzichte van de omringende samenleving. Deze situatie, zo schreef hij, kan voedsel geven aan radicalistische opvattingen.

Het is in mijn ogen echter, en dat is nogmaals een hypothese, veeleer de mate waarin jongeren geïntegreerd zijn, en niet per se hun opleidingsniveau, dat hen gevoeliger maakt voor uitsluiting en (vermeende) discriminatie. Dus niet hoger opgeleiden lopen meer kans dat ze radicaliseren maar beter geïntegreerden (waarbij integratie af te lezen valt op basis van het feit of jongeren op school zitten, aan het werk zijn, of ze een gemengde vriendenkring hebben etc). Zo kan iemand laaggeschoold zijn en perfect geïntegreerd, terwijl voor iemand anders die hooggeschoold is, precies het tegenovergestelde geldt. Naarmate laaggeschoolden en hooggeschoolden echter meer hun best doen om zich te integreren in de samenleving en het gevoel krijgen dat zij door diezelfde samenleving niet de kans krijgen om hogerop te komen is de kans op teleurstelling groter alsook hun vatbaarheid voor radicaal gedachtegoed.

Het zijn allemaal heel begrijpelijke mechanismen maar in het ideologisch geladen debat in België over radicalisering is het not done om het daarover te hebben, vooral niet als je openlijk de vraag durft te stellen of er naast de aangetoonde discriminatie in de samenleving ook niet sprake is van een gevoel van discriminatie, als gevolg van de stijgende verwachtingen die jongeren koesteren. Dit verklaart de buitengewoon overspannen reacties van de morele kruisvaarders van afgelopen week, die volgden op mijn opiniebijdrage, die enkel aanhaakt bij een discussie die op internationaal niveau al jaren wordt gevoerd. 

Dr Marion van San is hoofdonderzoeker aan het RISBO (Erasmus Universiteit Rotterdam) en doet sinds 2009 etnografisch onderzoek naar families van radicaliserende jongeren. Het stuk waarover in België zoveel discussie ontstond, kunt u hier lezen. 


Veel meer artikelen over oorzaken van radicalisering hier


Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.  


Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook! 


 


Meer over belgie, jihadisten, marion van san, onderzoek, radicalisering.

Delen: