Agenderen van moslimhaat leidt tot ongemak
In achtergronden door Ewoud Butter op 12-12-2019 | 09:06
Er werd dit jaar een paar keer in de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor moslimhaat of moslimdiscriminatie. Eén keer werd een motie aangenomen. Andere pogingen sneuvelden.
Moslimhaat en moslimdiscriminatie staan nog niet lang op de agenda van de Nederlandse politiek. De wijze waarop het geagendeerd wordt is niet altijd even effectief. Er wordt geworsteld met terminologie en de vergelijking met antisemitisme wordt te gemakkelijk getrokken.
Historische schets
Incidenten waarbij sprake was van moslimhaat werden lange tijd als losstaande incidenten gezien en niet als onderdeel van een breder fenomeen dat vroeg om beleid. Dat gebeurde ook niet wanneer er sprake was van een toename van geweld tegen moskeeen, zoals in het najaar van 2001 toen moskeeen vijftig keer doelwit van geweld waren of in 2004 toen er in de maand na de moord op Theo van Gogh 106 gevallen geregistreerd werdn van geweld geinsprireerd door moslimhaat.
Daarnaast bestond, en bestaat er nog steeds bij veel politici enig ongemak om beleid te ontwikkelen gericht op één specifieke vorm van haat of uitsluiting. Vanuit de gedachte dat er geen hierarchie zou moeten bestaan tussen vormen van discriminatie is dat een logische redenering. Alle vormen van discriminatie, uitsluiting en haat zijn erg.
Dat neemt niet weg dat er, en meestal niet zonder reden, voor sommige vormen van haat en discriminatie zo nu en dan wel specifiek aandacht is. Omdat deze specifieke aandacht voor moslimdiscriminatie achterwege bleef werd Nederland in 2008 door het ECRI op het matje geroepen.
In 2013 bekritiseerde het ECRI de Nederlandse overheid opnieuw. Nu wegens het in gebreke blijven bij de uitwerking van antidiscriminatiebeleid. Ook constateerde de ECRI dat het in Nederlandse beleidsstukken vooral ging over discriminatie op het gebied van seksuele voorkeur en antisemitisme. Discriminatie van andere groepen kwam volgens de ECRI nauwelijks aan de orde.
Zoals ik in dit artikel al schetste kwam er vanaf 2010 wel geleidelijk meer aandacht voor het tegengaan van moslimhaat. Dit kwam onder andere door de opkomst van een tweede generatie moslims in Nederland en door diverse organisaties, websites en onderzoekers die het onderwerp gingen agenderen en poltici die zich hard maakten voor meer aandacht voor moslimdiscriminatie en moslimhaat. Deze politici waren vooral afkomstig van de PvdA, GroenLinks en later DENK en hadden in bijna alle gevallen zelf een islamitische achtergrond.
Het kabinet Rutte II heeft in 2015 een voorzichtig begin gemaakt met het ontwikkelen van beleid. Zo wordt sindsdien moslimdiscriminatie door politie en Antidiscriminatievoorzieningen apart geregistreerd. Dit gebeurde op aandringen van diverse maatschappelijke organisaties en in overleg met moskeebestuurders. Zo liet het kabinet in februari 2015 weten gesproken te hebben "met diverse vertegenwoordigers vanuit de moslimgemeenschap waarbij is overeengekomen om de registratie van moslimdiscriminatie te verbeteren en gezamenlijk te strijden tegen elke vorm van terrorisme, moslimhaat, antisemitisme en oplopende spanningen."
Ook is het vorige kabinet aandacht gaan besteden aan de beveliging van moskeeen, dat leidde onder andere tot een Handreiking Veilige Moskee en werd er onderzoek gedaan naar de triggerfactoren van moslimdiscriminatie.
2019
Dit kalenderjaar is er een paar keer in de Tweede Kamer geprobeerd aandacht voor moslimdiscriminatie te vragen. Dat gebeurde in moties van DENK, GroenLinks en de PvdA.
In maart vroeg Öztürk (DENK) in een motie om antisemitisme en moslimdiscriminatie te bestrijden, met gelijke voortvarendheid en middelen. Hij deed dit naar aanleiding van de constatering in het rapport Discriminatie in cijfers dat 88% van alle godsdienstdiscriminatie tegen moslims is gericht. De motie kreeg steun van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS en D66. Dat was onvoldoende voor een meerderheid.
Succesvoller was een motie van Gijs van Dijk en Van den Hul (beiden PvdA) waarin werd gevraagd de regering om in gesprek te gaan met vertegenwoordigers uit de islamitische gemeenschap met als doel specifiek beleid te ontwikkelen dat bijdraagt aan het tegengaan van discriminatie van moslims. Deze motie werd aangenomen met steun van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, de PvdD, DENK, 50PLUS, D66, de VVD,het CDA en de ChristenUnie.
Nadat onder andere Van den Berge (GroenLinks) en Azarkan en Kuzu (beiden DENK) in september het kabinet hadden gevraagd te reageren op het rapport Alledaagse islamofobie van de stichting Meld Islamofobie, liet minister Koolmees de Kamer een maand geleden weten "onverminderd stevig" in te zetten op het tegengaan van discriminatie, via een brede kabinetsaanpak). Wat betreft specifiek moslimdiscriminatie schreef de minister dat hij de signalen en cijfers over de aard en omvang van moslimdiscriminatie "zorgelijk" vindt. Ook liet hij weten focus-groepen te organiseren "met burgers met een diverse achtergrond om meer inzicht te krijgen in wat burgers op basis van ervaringen en opvattingen zien als mogelijkheden in de aanpak van moslimdiscriminatie." Daarnaast kondigde hij aan in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van moslimgemeenschappen en daarmee invulling te zullen geven aan de eerder genoemde motie van de leden Gijs van Dijk en Van den Hul (beiden PvdA).
Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken vroegen zowel GroenLinks als DENK aandacht voor moslimdiscriminatie. dienden Nevin Özütök (GroenLinks) en het onafhankelijk kamerlid Femke van Kooten – Arisse een motie in om te komen tot een jaarlijkse monitor islamofobie, met als argumentatie:
overwegende dat er helaas nog regelmatig sprake is van discriminatie en dat vaak mensen uit minderheden hiervan slachtoffer zijn; constaterende dat er jaarlijks een Monitor antisemitische incidenten [door het CIDI, red] wordt uitgebracht; verzoekt de regering, om in overleg met betrokken partijen te komen tot een jaarlijkse monitor islamofobie
Deze motie werd aangehouden. Volgens Femke van Kooten om de term islamofobie te wijzigen in ‘moslimhaat’ of een andere term die ‘t doel van de motie beter dekt. Ze tweet: "Monitoren van (m.i. terechte) religiekritiek is uiteraard absoluut niet de bedoeling; daar mag geen onduidelijkheid over bestaan.”
In maart presenteerden de Kamerleden Dilan Yesilgöz (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) een initiatiefnota voor een effectievere aanpak van antisemitisme. Bij de bespreking hiervan door de Vast commissie voor Justitie en Veiligheid werd door verschillende partijen de vraag gesteld in hoeverre een specifieke aanpak van antisemitisme noodzakelijk is. De SP vroeg of er ook geen aanpak van mosiimdiscriminatie moest komen. De initiatiefnemers antwoordden daarop alle vormen van discriminatie even belangrijk te vinden, maar geen voorstander te zijn van een generieke aanpak. UIteindelijk besloot de Tweede Kamer unaniem 3 miljoen euro voor de aanpak van antisemitisme uit te trekken.
Tegelijkertijd deed Farid Azarkan (DENK) tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Justitie het voorstel een vergelijkbaar plan vor de aanpak van moslimdiscriminatie op te stellen:
De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de overheid terecht een aanpak heeft om antisemitisme aan te pakken; constaterende dat moslimdiscriminatie een groeiend en steeds groter probleem vormt binnen onze samenleving en vele Nederlanders pijn doet; verzoekt de regering, in analogie met de aanpak antisemitisme, te komen met een plan van aanpak om moslimdiscriminatie in Nederland te kunnen bestrijden en de Kamer hier binnen 6 maanden over te informeren; en gaat over tot de orde van de dag.
In een eerdere versie van de motie sprak Azarkan overigens niet over moslimdiscriminatie, maar islamofobie. Minister Grapperhaus liet op 21 november weten er weinig zin in te hebben en ontraadde de motie, waarbij hij van 'islamofobie' 'islamfobie' maakte:
Voorzitter. De motie-Azarkan op stuk nr. 77. Die motie verzoekt om een plan van aanpak inzake islamfobie. Die motie ontraad ik. Ik kan niet vaak genoeg in allerlei gezelschappen herhalen dat de regering voorstander is van een generieke benadering van discriminatie. Dat is één. En het antisemitismeplan is heel duidelijk een plan gericht op de specifieke problematiek die heel concreet dáár speelt. Daar houden we het ook bij.
De motie van Azarkan kreeg steun van D66, GroenLinks, SP, PvdA, 50PLUS, PvdD en
DENK. Dat was onvoldoende om aangenomen te worden.
Wat opvalt:
- Moslimdiscriminatie had en heeft vooral de aandacht van het ministerie van Sociale Zaken. Het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat een coordinerende rol heeft als het om discriminatie gaat, noemt moslimdiscriminatie niet in haar brief over de voortgang kabinetsaanpak van discriminatie. Overigens wordt volgens deze brief voornamelijk ingezet op het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt van vrouwen, Nederlanders met een migratieachtergrond en personen met een beperking. Daarnaast is er aandacht voor discriminatie op de woningmarkt, een actieplan Veiligheid LHBTI's en het Programma Onbeperkt Meedoen.
- Kamerleden worstelen met de term islamofobie. Een keer wordt de term in een motie vervangen door moslimdiscriminatie, één keer wordt een motie aangehouden. (Voor de liefhebbers: lees dit blog van Martijn de Koning over islamofobie).
- Er bestaat ongemak om specifieke aandacht te vragen voor bepaalde vormen van discriminatie. Er wordt dan snel geroepen dat het beleid 'generiek' is terwijl de praktijk - met reden- anders is. Dit zie je op lokaal niveau overigens ook vaak gebeuren.
- Wanneer moslimdiscriminatie/moslimhaat geagendeerd wordt, wordt geregeld de vergelijking met antisemitisme getrokken. Wat mij betreft geen sterk argument. Je vraagt geen aandacht voor moslimdiscriminatie omdat er ook aandacht voor antisemitisme is, je vraagt aandacht voor moslimdiscriminatie omdat je het een belangrijk maatschappelijk probleem vindt.
Vergelijking met antisemitisme
Dat laatste, een vergelijking maken met antisemitisme, gebeurt in het maatschappelijk debat overigens ook vice versa wanneer moslimhaat geagendeerd wordt. Iedere keer wanneer ik bijvoorbeeld een update plaats van de lijst met incidenten gericht tegen moskeeen, krijg ik steevast dezelfde reacties. Zo ook na de laatste update:
Of deze:
En tenslotte deze op linkedin:
De laatste update werd ook op het weblog Sargasso geplaatst en daar ging de discussie al snel over daders met een migratieachtergrond.
Wanneer we op dit blog aandacht vragen voor moslimhaat of moslimdiscriminatie komen veel reacties vaak neer op:
- het valt allemaal wel mee
- andere groepen hebben met nog meer haat te maken
- laten we geen aandacht vragen voor een specifieke vorm van discriminatie en haat, maar voor alle vormen tegelijkertijd
- de slachtoffers (moslims) gedragen zich ook wel provocerend
- moslims moeten niet in een slachtofferrol kruipen
- moslims maken het er zelf naar omdat ze tot een collectief worden gerekend waarvan individuen in Nederland of elders in de wereld verantwoordelijk zijn voor wandaden.
- en nog meer drogredenen...
Vergelijkbare argumenten worden overigens ook naar voren gebracht wanneer discriminatie op grond van herkomst wordt geagendeerd.
Het blijkt voor veel mensen nog steeds een ongemakkelijke waarheid te zijn dat moslims en/of Nederlanders met een migratieachtergrond ook slachtoffers van discriminatie, racisme of haat kunnen zijn. Wanneer je daar specifiek aandacht voor vraagt, betekent dat niet dat je andere vormen van discriminatie minder belangrijk vindt.
Wilt u dat Republiek Allochtonië blijft bestaan? Waardeert u ons vrijwilligerswerk? We kunnen uw steun goed gebruiken. U kunt Republiek Allochtonië steunen en een klein (of groot) bedrag doneren (nu ook via I-deal)
Neem een abonnement op onze dagelijkse nieuwsbrief: Subscribe to Republiek Allochtonië by Email
Meer over antisemitisme, islamofobie, moslimhaat.