Aanpak moslimdiscriminatie wordt bemoeilijkt door institutioneel wantrouwen
In achtergronden door Ewoud Butter op 01-10-2023 | 21:35
Nederlandse moslims behoren tot de bevolkingsgroepen die het vaakst discriminatie ervaren. Toch komt het beleid gericht tegen deze vorm van discriminatie maar moeizaam op gang. Een overzicht.
In 2020 bleek uit onderzoek van het SCP naar ervaren discriminatie dat 55 procent van de Nederlandse moslims dagelijks te maken heeft met discriminatie. Als degenen die twijfelen of ze gediscrimineerd worden vanwege hun islamitische geloof worden geloofd, stijgt dit percentage tot 69 procent.
Toen onder het toeziend oog van het publiek en een verslaggever van dagblad Het Vrije Volk in 1976 een moskee in Schiedam een moskee in brand werd gestoken, werd dit als een incident gezien. Dat gebeurde ook toen er in 1992-1993 moskeeën in negen verschillende gemeenten werden beklad met leuzen; toen na de aanslagen op 11 september 2001 moskeeën vijftig keer doelwit waren van verschillende vormen van geweld; en in de weken na de moord op Theo van Gogh, toen er 106 gevallen van islamofoob geweld werden geregistreerd, waaronder 45 gericht tegen moskeeën.
De verbale en fysieke geweldsuitingen gericht tegen moslims werden door enkele politici, voornamelijk van GroenLinks en PvdA-huize, veroordeeld, maar moslimdiscriminatie, moslimhaat (of islamofobie) werd niet als probleem benoemd, laat staan dat er beleid werd ontwikkeld.
Dat veranderde in 2010. Lees verder op de website van Ewoud Butter of bij De Kanttekening.
Meer over moslimdiscriminatie, moslimhaat.