Vrijheid juist voor je tegenstander! (Femke Halsema)
In opinie door Femke Halsema op 13-04-2010 | 09:45
De conservatief-liberalen – zoals de VVD – gaan uit van de veronderstelling dat mensen vrij zijn en vervolgens ook volledig verantwoordelijk zijn voor hun eigen slagen en falen. Progressief-liberalen, waartoe ik mijzelf reken, benadrukken juist de onvrijheid, de vernedering, dwang en sociale en groepsdruk waaraan mensen blootstaan.
De beroemde econoom Amartya Sen beschreef ooit een dag uit het leven van de jongen Kim. Het is mooi weer, hij heeft vrij en hij kan kiezen om een stukje te gaan wandelen of binnen te blijven. Vervolgens ontvouwen zich drie scenario’s. In het eerste kiest hij er zelf voor om binnen te blijven en TV te kijken. In het tweede scenario wordt hij door een bandiet zijn huis uitgesleurd en in de goot geworpen. In het derde scenario beveelt de bandiet hem op de bank te blijven zitten voor de tv. Hij dreigt hem zwaar te straffen als hij toch naar buiten gaat.
In het eerste scenario is Kim vrij. In het tweede scenario wordt Kims vrijheid zwaar aangetast: daarover hoeft geen discussie te bestaan. Het derde scenario is het lastigst. Kim kijkt tv, precies zoals hij wilde, maar hij heeft er niet zelf voor kunnen kiezen. Hij kan zich ook niet meer bedenken en alsnog een rondje gaan lopen. Dit voorbeeld maakt duidelijk dat het niet alleen om de uitkomst gaat, want die kan worden afgedwongen en iemand heel onvrij maken, maar ook om de keuze zelf. Dit voorbeeld geeft weer dat vrijheid als politiek ideaal heel verschillende uitwerkingen kan hebben. Wil je mensen meer keuzevrijheid bieden in de hoop dat zij de juiste persoonlijke en maatschappelijke keuzes maken? En accepteer je daarbij dat mensen ook keuzes maken die je niet waardeert. Of dicteer je de uitkomst – dwing je iemand om op de bank te gaan zitten omdat jij dat wenselijk vindt – om te voorkomen dat mensen keuzes maken die je niet zinnen?
Hierachter gaat een klassiek verschil van mening schuil tussen conservatief-liberalen en progressief-liberalen. De conservatief-liberalen – zoals de VVD – gaan uit van de veronderstelling dat mensen vrij zijn en vervolgens ook volledig verantwoordelijk zijn voor hun eigen slagen en falen. Progressief-liberalen, waartoe ik mijzelf reken, benadrukken juist de onvrijheid, de vernedering, dwang en sociale en groepsdruk waaraan mensen blootstaan. In het eerste geval wordt er vaak het terechte verwijt gemaakt dat men geen oog heeft voor de grote ongelijkheid in keuzevrijheid die het gevolg is van slecht onderwijs, weinig kansen en weinig arbeidsperspectief. In het tweede geval klinkt vaak het terechte verwijt dat de verantwoordelijkheid van mensen om hun lot in eigen hand te nemen, verwaarloosd wordt. Deze verschillen van inzicht over de politieke betekenis van vrijheid en de verwezenlijking ervan in beleid horen bij een gezond politiek debat dat juist nu – nu de verzorgingsstaat als een gevolg van de economische crisis moet worden herijkt – vol zou moeten worden gevoerd. Dat kan echter alleen als alle politici bereid zijn te voldoen aan één procedurele eis die vrijheidslievendheid stelt. En het is nu juist die eis die met voeten wordt getreden.
In onze huidige politieke verhoudingen is er namelijk iets geks aan de hand. Een partij als de PVV, soms – zij het veel terughoudender – gevolgd door de VVD en de SGP, roepen met een beroep op ‘onze vrijheid’ in toenemende mate de staat aan om anderen hun vrijheden te ontzeggen. De PVV wil het anti-discriminatiebeginsel uit de Grondwet schrappen en ze beperkt de vrijheid van godsdienst door de Koran, moskeeën en hoofddoekjes te willen verbieden. Tegenover de autoriteiten van de koning en de kerk is onze democratische rechtsstaat bevochten. Dat is een strijd geweest vóór individuele rechten, vóór het zelf kunnen nadenken over wat we van waarde vinden in ons leven, en dus ook vóór godsdienstvrijheid. Het waren de wereldlijke en kerkelijke machten die met een beroep op de stabiliteit en identiteit van de samenleving verzet pleegden tegen de Verlichting en respect eisten voor het gezag. Onze Grondwet en rechtsstaat zijn tot stand gekomen niet dankzij, maar ondanks de bestaande culturele verhoudingen. Als de PVV stelt dat onze samenleving gebaseerd is op de joods-christelijke cultuur is dat merkwaardig omdat de waarden van de democratische rechtsstaat met al zijn vrijheidsrechten niet door de joods-christelijke instituties werden gepropageerd.
De wens om paal en perk te stellen aan het gebruik van vrijheidsrechten door religieuze stromingen en migranten, heeft met vrijheidslievendheid heel weinig te maken.vVeeleer doet het denken aan het ouderwetse autoritarisme van koning en kerk waarbij het doel de middelen heiligt.
Vanzelfsprekend verdienen conservatieve stromingen in de islam en in andere religies die weigeren de rechten van individuen serieus te nemen, harde kritiek. Maar precies daarom hebben we de vrijheidsrechten voor individuen in onze Grondwet vastgelegd. De vrijheid van meningsuiting bestaat niet opdat we allemaal hetzelfde vinden en zeggen, maar juist om het hevig met elkaar oneens te kunnen zijn.
De vrijheid van godsdienst is niet ontworpen om mensen gevangen te houden in een religieuze cultuur, maar om iedereen de vrijheid van geloof te kunnen laten beleven. De vrijheid van godsdienst stelt grenzen aan religieuze groepsdwang maar ook aan de staat om religie te beklemmen.
Even vanzelfsprekend is het ook dat vrijheidsrechten beperkingen kennen. Mensen hebben rekening te houden met elkaar en mogen elkaar niet onnodig schaden of vernederen. Doen zij dat wel dan is de staat bevoegd om grenzen te stellen en – in het uiterste geval – te straffen. De staat verbiedt, reguleert, normeert en legt een belastingplicht op.
De staat is echter geen politiek voertuig voor ‘eigen vrijheid eerst’ waarbij uitsluitingspolitiek tot disproportionele vrijheidsbeperking van sommigen leidt. En die tendens is in de Nederlandse politiek waarneembaar.
De mate waarin en de wijze waarop de staat de vrijheid beperkt, moet wat mij betreft aan ten minste twee eisen voldoen.
Ten eerste moet er een gefundeerd, groter algemeen belang zijn gedefinieerd op basis waarvan de staat de vrijheid van burgers mag beperken. Over dat algemene belang moet ook een grote democratische consensus bestaan. De onderwijsplicht bijvoorbeeld beperkt de keuzevrijheid van kinderen en hun ouders, maar het is algemeen aanvaard dat het van groot belang is dat alle kinderen onderwijs volgen juist opdat zij meer vrijheid krijgen om als volwassenen een volwaardig leven te kunnen leiden. De plicht tot het betalen van belastingen is ook onomstreden, omdat de staat de middelen nodig heeft om infrastructuur aan te leggen, politie en justitie te kunnen betalen en via herverdeling kan voorkomen dat groepen mensen in armoede moeten leven.
Maar ik realiseer me dat deze voorbeelden ook laten zien dat de mate waarin de staat de vrijheid inperkt, bepaald niet onomstreden is. Deze is juist voorwerp van een continu politiek en publiek debat. Het staat Geert Wilders vrij om te stellen dat de uitsluiting van moslims van een aantal belangrijke vrijheidsrechten een groot algemeen belang is.
Dat wordt anders als ook aan de tweede eis wordt voldaan. Iedereen moet deel kunnen uitmaken van het publieke en politieke debat, of zich daarin vertegenwoordigd weten. Dat is wat filosofen publieke vrijheid noemen.
Het democratische debat zelf, is een heel belangrijk deel van onze vrijheid. Zeker als dat debat ook nog eens gaat over de inrichting van ons bestaan, over onze vrijheden en de beperkingen die we acceptabel vinden. Juist hier tonen veel conservatief-liberalen – de PVV voorop – hun anti-liberale inborst. Zij praten over moslims, verbieden hen veel, veroordelen en kwetsen hen, zonder dat ze geïnteresseerd zijn in een weerwoord of hen toegang willen geven tot het democratische debat.
Een anekdote. Vlak na de verkiezingen van 2006, waaraan voor het eerst de Partij voor de Dieren en de Partij voor de Vrijheid deelnamen, verscheen er een strip van Sigmund in de krant. Voor een gammele schuur in een weitje stonden, meen ik, een koe, een schaap en een geit. Achter het hek stonden twee zwaar gesluierde vrouwen met hun Dirktasje. Hun commentaar luidde: ‘de dieren zijn vertegenwoordigd in het parlement, nu wij nog’.
Publieke vrijheid zou praktisch een betere toekenning van actief en passief kiesrecht aan migranten die enige tijd in Nederland zijn, kunnen betekenen: als er over je geoordeeld wordt – en dikwijls hard - moet je ook mee kunnen praten. Belangrijker is het dat de politici die zeggen in naam van onze vrijheid te handelen, ook de procedures van een vrije samenleving eerbiedigen. Een politicus kan mooie woorden spreken over het vrije land dat hij beoogt, als zijn houding van weinig vrijheidslievendheid getuigt, van weinig respect voor andersdenkenden, kan hij op zijn idealen ook niet echt worden vertrouwd. Vrijheid dient niet alleen voor jezelf en je medestanders te gelden maar juist, voor je tegenstanders om zich tegen je te kunnen verweren.
Femke Halsema is fractievoorzitter van GroenLinks. Dit artikel is eerder in De
Volkskrant verschenen en met toestemming van Femke Halsema ook op
het Allochtonenweblog geplaatst.
Meer artikelen over de vrijheid van meningsuiting:
Ik
vrees voor mijn leven (Sooreh Hera)
Nekschot:
weer een martelaar erbij (Bas van Stokkom)
Grens
aan de vrijheid van meningsuiting (Thomas Mertens)
Provocatie
heeft een doel (Duyvestijn en Terstall)
Niet
de staat bepaalt wat onnodig kwetsend is (Mark Rutte)
Tofik Dibi daagt Wilders en Rutte uit
VVD
woedend over mening Fawaz
Wilders
dodelijke woorden (Anne Ruth Wertheim)
De
vrijheid uitbreiden (Rutte, Terstall en Duyvestijn)
Steuncomité
voor Ali Eddouadi
Waar
liggen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting (verslag debat)
Vrijheid
van meningsuiting en democratische verdeeldheid (Dick Pels)
Ook
als vrijspraak volgt is vervolging van Geert Wilders nuttig (Marije
Cornelissen)
De
mening van een moslim deugt niet tot het tegendeel is bewezen (Ewoud
Butter)
Nederlandse
naweeen van de Zweedse cartoonaffaire
Meer over femke halsema, groenlinks, vrijheid van meningsuiting.