Open die Indische doofpot
In achtergronden door Kirsten Vos op 27-06-2012 | 07:43
Tekst: Kirsten Vos
Het Ons Indisch Erfgoed uit 2008 van Lizzy van Leeuwen heeft mij nieuwe inzichten gegeven in de Indische wereld, waarin zij en ik ons allebei bewegen. In die publicatie benadrukte Van Leeuwen onder meer hoe verwerpelijk het is dat er in Nederland, ondanks alle onderzoeken, nooit een écht postkoloniaal debat is gevoerd. Daar was ik het roerend mee eens. Maar met haar opiniestuk 'Voorstel onderzoek naar postkoloniale acties is opportunistisch' in NRC Weekend (Opinie & debat, 23/6/2012), bepleit ze een irrelevant standpunt.
Finaal feitelijk onderzoek
Eerder deze maand pleitten de onderzoeksinstituten NIOD, KITLV en NIMH in de Volkskrant voor een 'finaal' onderzoek naar de postkoloniale daden van Nederland in Indonesië, gepleegd tussen 1945 en 1949. Gezien mijn pleidooi van februari op joop.nl, kon ik me daar wel in vinden. Waarom? Ja, omdát Indië telkens boven komt drijven zonder dat - formeel - bekend is wat er gebeurd is; volgens mij een mooi argument in een pleidooi voor een postkoloniaal debat. Verder sprak de – summier omschreven - insteek me aan: feiten boven tafel halen, geen schuldigen aanwijzen. Als je een onderzoek instelt om, bijna 70 jaar later, schuld en straf op te leggen, kan je beter meteen ophouden. Dat zie ik inmiddels ook in.
Zuivere motieven
Lizzy van Leeuwen wil de NRC Weekend-lezer iets duidelijk maken. De gezamenlijke oproep tot meer onderzoek komt niet voort uit zuivere motieven, zoals "recht en onrecht, schuld, straf en schade". Nee, ze komt voort uit opportunistische: "het onderzoeksvoorstel (...) lijkt vooral ingegeven door krimpende budgetten en bedreigde formatieplaatsen" bij de drie onderzoeksinstituten. Dat is haar punt. Of niet? Want deze beschuldiging spreekt zij pas uit, na opsomming van de vele onderzoeken die voorafgegaan zijn aan deze jongste variant: geen enkel eerder onderzoek heeft politieke consequenties gehad. Tot slot noemt Van Leeuwen als belangrijkste vraag "waarom een onderzoek naar de toedracht van de dekolonisatieoorlog nog niet veel eerder is ondernomen."
Publieke geheimen
Met alle respect voor het curriculum van Van Leeuwen: wat maakt het uit dat de aanleiding van dit onderzoeksvoorstel een praktische, of - in haar woorden - een opportunistische is? Nergens legt de onderzoekster uit waarom een eventueel opportunistisch ingegeven onderzoek de kwaliteit ervan zal schaden. Bovendien: is zo’n onderzoek dan níet nodig? Het stuk, dat vooral bol staat van frustraties en publieke geheimen, geeft daar geen antwoord op.
Buitengesloten
Wat is dan nog het nut van dit stuk? Van Leeuwen zegt nergens dat ze tegen dit onderzoek is, ze beschuldigt alleen de initiatiefnemers van opportunisme. Is dit stuk een manier van Van Leeuwen om haar gram te halen, omdat zij van deze oproep - met al haar kennis en bagage – buitengesloten is? Wat overigens jammer is, want de onderzoekers hadden aan Van Leeuwen een goede gehad als het gaat om, naast de Nederlandse en de Indonesische, de derde invalshoek uit te werken: de Indische. Maar goed, waarom plaatst NRC dit? Om discussie los te maken? Als ik, als part-time hoofdredacteur van een jongerenmagazine al zie dat dit stuk geen hout snijdt, dan ziet een voltallige krantenredactie dat helemaal.
Twist of fate
Paradoxaal genoeg zit de waarde van het stuk van Van Leeuwen in wat tussen de regels door te lezen valt: dat er anno 2012 nog steeds behoefte is aan een onderzoek, dat die eerdere publicaties juist in een wetenschappelijk onderbouwde context kan plaatsen, aan de hand van in Nederland en Indonesië boven tafel gebrachte feiten. Dat het wrang is dat de vraag over wat er tussen 1945 en 1949 gebeurd is, nu pas beantwoord zou worden, doet niets af aan de noodzaak ervan, net zo min als de motieven van de drie instituten. Sterker nog, dat het bijna 70 jaar later is, zou het werk van NIOD, KITLV en NIMH juist makkelijker kunnen maken, vanwege het verdwijnen van veel van de gevoeligheden. En dat politionele acties voor drie Nederlandse onderzoeksinstituten opeens een overlevingskans vormen, mijn hemel, is dat geen mooie 'twist of fate'?
Kirsten Vos is mede-oprichter en eigenaar van het online magazine Indisch3.0, dat zich richt op jonge Indische Nederlanders. Dit artikel verscheen eerder op joop.nl en is in overleg met de auteur ook op Republiek Allochtonië geplaatst.
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Bezoekt u dit blog geregeld? Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.
Meer over historisch onderzoek, indie, indonesie, kirsten vos, politionele acties, postkoloniale.
Reacties
Trudy Verstegen - 28/06/2012 10:22
grappige reactie van Fennema, lid van de club 'boter op het hoofd', gelukkig met emeritaat.
Naar aanleding van het tendieuze stukje van Kirsten Vos, de volgende reactie op het net.
Dagblad Trouw van 24 juni door professor Piet Emmer:
Als reactie op het oppertunisme van mevrouw Vos,
Het artikel van professor Piet Emmer in Trouw van vandaag is veel zeggend meer illiusterend dan de argumenten uit haar stukje.
Oinie: een onderzoek naar het tegenhouden van de dekolonisatie van Indonesië? Heb niet de illusie dat daarmee alle historische lijken uit de kast worden gehaald. .
De Kamer moet zien dat het verleden een vreemd land is
"The past is a foreign country: they do things differently there." Deze bekende constatering (het verleden is een vreemd land: ze doen daar de dingen anders) uit het boek 'The Go-between' van L.P. Hartley is aan de gemiddelde Nederlander niet besteed.
Wij erkennen geen morele drempel tussen het heden en het verleden en zijn er rotsvast van overtuigd dat vorige generaties in alle omstandigheden net zo over goed en kwaad dachten als wij nu. Onze voorouders hebben dus de verkeerde keuzes gemaakt toen ze overzee slaven hielden, de bevolking van de Banda-eilanden uitmoorden, met hondenkarren reden, kleine kinderen niet naar school stuurden maar lieten werken, vrouwen een plaats in het beroepsleven ontzegden, met de bezetter collaboreerden, de Joden hebben laten afvoeren, de Indonesiërs hun onafhankelijkheid onthielden en sigaretten rookten. Hoe konden ze dit doen? Telkens als deze zaken worden opgerakeld, zijn we diep geschokt.
Is Nederland in dit opzicht uniek? Dat de Engelsen, de Portugezen en de Spanjaarden hun verleden niet met dezelfde morele duimstok de maat nemen, vinden we onbegrijpelijk, terwijl de Duitsers in deze vergelijking eigenlijk niet eens horen mee te tellen. Zij hebben vroeger zoveel fout gedaan dat schaamte over hun verleden voor hen net zo normaal zou moeten zijn als ademhalen.
Fransen
Het is echter verheugend dat de Fransen - van nature toch vrolijke, rooms-katholieke flierefluiters - sinds een aantal jaren op hun manier ook het morele tekort van hun verleden lijken in te zien. Zij doen er zelfs nog een schepje bovenop, want naast de Holocaust en de slavenhandel dienen de Fransen zich bij wet te schamen voor de genocide op de Armeniërs, waar hun voorvaderen part noch deel aan hadden.
Maar op de Fransen kun je niet bouwen, want de protesten van professionele historici en een ordinaire ruzie over een wetsontwerp, waarin de geschiedenisleraren wordt opgedragen ook eens te spreken over de positieve kanten van het kolonialise, hebben de deputés ertoe gebracht voortaan geen wetten meer over het verleden uit te vaardigen, maar alleen nog déclarations.
Wij Nederlanders hechten niet zo aan wetten, maar wel aan geld. Daarom trekt onze Tweede Kamer vaak in paniek de portemonnee als weer eens duidelijk wordt dat onze voorvaderen zich in hun ogen misdragen hebben. Zo ontdekte Jan Marijnissen min of meer toevallig dat vmbo-leerlingen niet eens van de morele tekorten in onze geschiedenis op de hoogte waren, omdat ze überhaupt niets van het verleden wisten. Een groots opgezet Nationaal Museum zou hierin verandering brengen. Nu, vijf jaar later en 15 miljoen euro verder, blijkt dat toch niet zo'n goed plan.
Zo ging het ook met het instituut voor onderzoek naar het slavernijverleden. Onze morele verontwaardiging over het verleden heeft ook veel duurbetaalde rapporten opgeleverd, die meestal in een la belandden, omdat onze aandacht inmiddels weer naar wat anders uitging, zoals de studies naar de terugkeer en opvang van oorlogsslachtoffers, naar de rol van Pieter Menten in het door Duitsland bezette Polen, naar de gang van zaken rond de veroordeling van (en de gratieverlening aan) drie Duitse oorlogsmisdadigers, ooit opgesloten in Breda, naar het eigendom van tijdens de Duitse bezetting verkochte of geconfisqueerde kunst, naar de gebeurtenissen in en rond Srebrenica, en naar de gevolgen van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië.
Onderzoeksinstituten
En de geschiedenis van onze wandaden lijkt een rupsje nooitgenoeg, want vorige week deden drie onderzoeksinstituten (NIOD, NIMH en KITLV) de oproep om een paar miljoen ter beschikking te stellen voor een 'definitieve' studie naar de manier waarop een vorige generatie de dekolonisatie van Indonesië heeft proberen tegen te houden. Voor dat bedrag zou Nederland de zekerheid kopen dat ten aanzien van deze kwestie eens en voor altijd alle historische lijken uit alle historische kasten zouden worden gehaald.
Dat laatste is een illusie, want de manier waarop wij ons rekenschap geven van het verleden is nooit definitief. De mislukte en doodgeboren onderzoeksinstituten en de vele hapsnap-rapporten bewijzen dat morele paniek over het verleden een slechte raadgever is bij het toekennen van onderzoeksgelden. Subsidies voor historisch onderzoek dienen volgens vaststaande, wetenschappelijk criteria te worden verdeeld. De Tweede Kamer zou eindelijk moeten inzien dat het verleden een vreemd land is.
En een reactie op de site Indisch4ever:
Beste Boeroeng,
Ik had niet de bedoeling te generaliseren, laat staan de hele Nederlandse bevolking erbij te halen. Het gaat over de wetenschappelijke integriteit van genoemde organisaties en andere die al dan niet in opdracht van ….. hun werk deden, rapporten produceerden, conclusies trokken. Naast een aantal documenten die snoeihard aantoonden dat daar ‘wat groots werd verricht’ verdwenen onwelvallige conclusiese en bevindingen vervolgens in de archieven.
Een van de directe gevolgen hiervan is het lange tijd negeren, traineren of ontkennen van al die pogingen van Indische organisatiies en personen de z.g. ‘Indische claim’ om erkenning van wat hun is overkomen en de gevolgen daarvan. Deze discriminerende, ja wel haast racitische houding, heeft veel leed veroorzaakt bij hen die het hebben meegemaakt, deze ontkenning sijpelde giftig door in volgende
generaties. Schaamte, zwijgen en negeren als postkoloniaal verwerkingsmodel.
Als we anno nù in de media of waar dan ook als Indonesiërs worden aangeduid, dan ben ik geneigd om dat te bevestigen “Ich bin ein Indonesiër”, hormat pleegend aan al mijn inlandse voormoeders en vaders. Want mijn Europese/Hollandse kant lust mij niet.
Het lijkt er op dat de enige wijze waarop wij ons kunnen of mogen manifesteren is terug te vinden op al die onschuldige eet, dans- en beurs festijnen waarop op gemengdbloedige cultuur is bijgezet.
Verworden tot een voetnoot in de geschiedenis, een alleraardigst excotisme en oriëntalisme in dit drassige polderlandschap. Onschuldig en ongevaarlijk. Ook binnen eigen kring woedt de strijdt voort over wie er meer gelijk heeft dan de ander, voortdurend hunkerend en bedelend naar de ‘aandacht, goedkeuring en erkening’ van ‘vadertje staat’ de verwekker van al dit moois ‘door de eeuwen heen’.
Ben ik cynisch ja, heb ik er vertrouwen in dat in dit huidige tijdsgewricht
zo’n onderzoek wat nieuws brengt, nee.
Het enthousiame en de pleitbezorging van mevrouw Vos ten spijt, want zij wedt op het verkeerde paard, is te kort door de bocht en lijkt lippendienst te bewijzen aan de foute bronnen en methoden, en pleegt ad hominem ten aanzien van een internationaal gelauwerde onderzoekster als mevr. van Leeuwen, over oppertunisme gesproken.
De z.g. ‘jonge onderzoekers’ van de bewuste organisaties kunnen natuurlijk niet voor een omwenteling zorgen. Zij zijn schatplichtig aan de wijze waarop zij zijn opgeleid en aan de traditie van hun instituut.
De tijd zal het leren en geneest t.z.t. ook deze wonden