Nederlanders bang voor komst Roemenen en Bulgaren. Ten onrechte?
In opinie door Ewoud Butter op 06-09-2013 | 10:22
81% van de Nederlanders vreest de komst van Roemenen en Bulgaren per 1 januari volgend jaar. Vooral de kiezers van VVD, PvdA, PVV, CDA en SP hebben grote moeite met het openstellen van de grenzen voor werknemers uit die twee landen. Dat blijkt uit een peiling die Maurice de Hond uitvoerde in opdracht van de PVV.
Het is niet bekend hoeveel de PVV betaalde voor het onderzoek. Wel wat de vijf vragen en stellingen waren:
1. Vindt u het een goede zaak dat onze arbeidsmarkt per 1 januari aanstaande volledig wordt opengesteld voor Roemeense en Bulgaarse werknemers?
Hierop antwoordt 81% van de Nederlanders 'nee'. Dit geldt voor 100% van de PVV stemmers, 92% van de VVD-stemmers, 89% van de SP stemmers, 86% van de PvdA stemmers, 77% van de CDA stemmers en 46% van de D66 stemmers. Andere partijen zijn niet in de peiling meegenomen.
2. Verwacht u een stijging van de criminaliteit in Nederland ten gevolge van de komst van meer Roemenen en Bulgaren vanaf 1 januari aanstaande?
Hierop antwoordt 73% van de Nederlanders 'ja'.
3. Vindt u dat Nederland de grenzen voor Roemeense en Bulgaarse werknemers gesloten moet houden ook als de EU daar niet mee instemt?
63% van de Nederlanders antwoordt hier 'ja' op.
4. Stelling: Het is goed dat Roemenen en Bulgaren gebruik mogen maken van sociale voorzieningen in Nederland?
77% van de Nederlanders is het hier niet mee eens.
5. Stelling: De komst van Roemenen en Bulgaren zal ten koste gaan van banen voor Nederlanders.
74% van de Nederlanders is het hier mee eens.
Bekijk de volledige uitslag hier.
De meeste Polen maken zich overigens niet erg druk over de komst van de Bulgaren en Roemenen.
CPB-rapport
Het CPB deed in 2011 de volgende voorspelling: "Vanaf 2014 - wanneer alle EU-15 lidstaten de grenzen moeten openen voor Bulgaarse en Roemeense werknemers - wordt per jaar een maximale immigratie van 6 duizend Bulgaarse en Roemeense werknemers geraamd en een
maximale immigratie van 8½ duizend Poolse werknemers." Het aantal immigranten uit Oost-Europa zal volgens het CPB sterk afhangen van de economische conjunctuur in Nederland en de betrokken Oost-Europese landen.
Over de effecten op de arbeidsmarkt schreef het CPB:
"Vrije arbeidsmigratie binnen de EU leidt tot hogere welvaart. Vrije arbeidsmigratie zorgt ervoor dat arbeid zo productief mogelijk wordt ingezet. Arbeidsmigranten helpen bij het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt en nemen vaak genoegen met een relatief laag loon. Dit voordeel valt ten deel aan werkgevers en vervolgens door lagere prijzen van goederen en diensten aan de consumenten. Het voordeel van lagere prijzen is minder zichtbaar omdat het verdeeld wordt over een grote groep consumenten. In exporterende sectoren, zoals de tuinbouw, ontstaat een concurrentievoordeel ten opzichte van landen waar nog geen vrij verkeer van werknemers is toegestaan.
Behalve de voordelen zijn er ook risico‟s verbonden aan vrij verkeer van werknemers. Op de weinig flexibele West-Europese arbeidsmarkten kan verdringing optreden met enige onvrijwillige werkloosheid als gevolg, vooral onder lageropgeleiden. Daarnaast kunnen permanente arbeidsmigranten op de lange termijn toegang verkrijgen tot de verworvenheden van de Nederlandse welvaartsstaat. Vooral laaggeschoolden doen daar gemiddeld genomen een groter beroep op. De economieën van de MOE-landen zullen zich naar verwachting de komende jaren ontwikkelen waardoor een groot deel van de immigratie tijdelijk zal zijn. De mogelijke nadelen op de wat langere termijn zullen daardoor waarschijnlijk beperkt zijn.
De voordelen van vrij verkeer zullen niet gelijk verdeeld zijn over de Nederlandse bevolking. Sommigen zouden zelfs nadelig worden getroffen. Nederlanders met beroepen die ook door arbeidsmigranten kunnen worden uitgeoefend ondervinden meer concurrentie. Door dit extra aanbod zullen de lonen op de middellange termijn gedrukt worden. Adequate naleving van CAO-lonen kan de omvang van de verdringing door arbeidsmigranten die lagere (of te lage) lonen accepteren beperken. Op de middellange termijn zal het extra arbeidsaanbod een remmende invloed op de CAO-lonen hebben. Deze nadelen zijn zichtbaar, omdat het aanwijsbare groepen werknemers betreft, bijvoorbeeld bouwvakkers en vrachtwagenchauffeurs. In het geval van tijdelijke migranten gaat het veelal om seizoensarbeiders in de land- en tuinbouw.
Over de effecten op de welvaartsstaat schreef het CPB het volgende:
"Immigratie van laagopgeleide werknemers kan bepaald werk voor Nederland behouden. Het is echter de vraag is of dat nuttig is. Een grote instroom van bijvoorbeeld laaggeschoolde werknemers die zich permanent in Nederland vestigen zet druk op het draagvlak van de welvaartsstaat.
Er werken twee tegengestelde krachten. Enerzijds is er angst dat permanente migranten “banen inpikken”of “kosten opleveren”. Deze weerstand zal toenemen als meer migranten aanspraak maken op de verzorgingsstaat. Dit kan zich vertalen in een roep tot beperking van migratie maar ook in roep tot beperking van uitgaven aan migranten, bijvoorbeeld via het sociale stelsel. Voor seizoenswerkers is dit niet aan de orde, omdat zij relatief snel terugkeren naar het land van herkomst. Anderzijds zijn laagbetaalde migranten vaak netto-ontvangers van de voordelen van de welvaartsstaat. Samen met de autochtonen uit de lagere inkomensgroepen zullen ze daarom voorstander zijn van een uitbreiding van het sociale zekerheidsstelsel.
In de praktijk leidt een toename van het aantal laagopgeleide migranten echter vooral tot een versobering
van de welvaartsstaat.
Immigratie van hoogopgeleide werknemers vindt nu al plaats. Er bestaat concurrentie tussen EU-lidstaten om de knapste koppen binnen te halen. Deze migratie leidt tot een positieve bijdrage voor de Nederlandse economie, omdat deze werknemers specifieke kennis meebrengen die hier goed benut kan worden. Bovendien maken deze werknemers minder gebruik van de verzorgingsstaat, ze dragen eerder bij aan de houdbaarheid er van. Het beleid zal gericht moeten zijn op het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat en goede arbeidsomstandigheden."
Recente discussie: Asscher, Jacobs en Cornelisse
Een maand geleden sloeg minister Asscher alarm. Samen met de Britise publicist David Goodhart pleitte hij voor een Code Oranje voor vrij werkverkeer binnen EU. Ze kregen veel kritiek, uit de wetenschap, onder andere van de econoom Bas Jacobs en van GroenLinks Europarlementarier Marije Cornelissen die Asscher vier suggesties deed die ervoor zouden kunnen zorgen dat mensen elders uit Europa niet onder de prijs werken, niet uitgebuit worden en geen Nederlandse werknemers verdringen.
Meer over Moelanders (Oosteuropeanen) op dit blog hier
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook. Republiek Allochtonië (voorheen Allochtonenweblog) bestaat 7 jaar. Waardeert u ons werk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.
Meer over asscher, bulgaren, ewoud butter, moelanders, pvv, roemenen.
Reacties
Jorein Versteege - 11/09/2013 11:36
Dus westerse kapitalisten mogen wel Oost Europese arbeiders uitbuiten, maar die arbeiders mogen hier niet werken. Nederlandse kapitalisten mogen wel naar Romenie en Bulgarije. maar die mensen mogen weer hier niet komen werken? Wat een stel hypocriete varkens, vooral CDA, VVD, PvdA en alle pro-EU partijen!