Meer discriminatie tijdens recessie

In achtergronden op 08-09-2010 | 15:11

Het verschil in de kansen op een baan tussen autochtonen en migranten is in economisch slechte tijden groter dan in economisch gunstiger tijden. Dit duidt er op dat discriminatie in laagconjunctuur vaker voorkomt. Dat is een van de conclusies uit de Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010, die op 7 september is verschenen. Het rapport is geschreven door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) met medewerking van Art.1 en in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

In deze tweede editie van de discriminatiemonitor staan de personeelselecteurs centraal. In ruim honderd gesprekken met diverse personeelsselecteurs (werkgevers, medewerkers van uitzendbureaus, re-integratiebureaus en het UWVWerkbedrijf) is onderzocht welke ervaringen zij hebben met niet-westerse werkzoekenden en werknemers en welke betekenis zij toeschrijven aan discriminatie. Verder is aan de hand van cijfermatige analyses onderzocht welke ontwikkelingen in arbeidsmarktdiscriminatie waarneembaar zijn. Ten slotte zijn klachten over arbeidsmarktdiscriminatie en verzoeken om oordelen geïnventariseerd.

Andere conclusies zijn:

Personeelsselecteurs hebben een positiever beeld van Turkse en Surinaamse Nederlanders dan van Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders.
Bij gelijke geschiktheid wordt de autochtone Nederlander als een veilige keuze gezien en de niet-westerse migrant een werknemer met potentiële risico’s.
(Bepaalde groepen) niet-westerse migranten worden bewust niet aangenomen om te voorkomen dat zij de werkvloer domineren of om onenigheid tussen bepaalde bevolkingsgroepen te voorkomen.
In de periode 2004-2008 ontvingen antidiscriminatiebureaus jaarlijks gemiddeld 405 klachten van niet-westerse migranten over ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt op grond van hun ras, nationaliteit of godsdienst.

Werkgevers die bij gelijke geschiktheid de voorkeur geven aan een autochtoon Nederlandse sollicitant doen dit vaak omdat zij dit de meest veilige keuze vinden. Met de keuze voor de autochtone Nederlander verwacht de werkgever onaangename verrassingen, zoals langdurige vakanties of problemen met de taal, te voorkomen.

Niet-westerse migranten worden wat dit betreft geassocieerd met ‘gedoe’. Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders zijn het minst populair. Deels is dit gevolg van negatieve berichtgeving in de media, maar er zijn ook slechte ervaringen met werknemers uit deze groepen. Medewerkers van intermediaire organisatie, als het uitzendbureau of het UWVWerkbedrijf, merken dan ook dat zij gemiddeld meer moeite moeten doen leden uit deze groepen te bemiddelen.

Volgens de geïnterviewde personeelsselecteurs kunnen niet-westerse migranten op basis van hun kwaliteiten gemiddeld nog onvoldoende concurreren met autochtoon Nederlandse kandidaten. Dit betreft in de eerste plaats de manier waarop niet-westerse migranten zichzelf presenteren in hun cv, sollicitatiebrief en tijdens het sollicitatiegesprek. Gestapelde opleidingen, kortdurende dienstverbanden, schrijffouten en een in het algemeen karig cv (b.v. weinig activiteiten naast school of werk) worden als typische kenmerken van sollicitaties van niet-westerse migranten gezien. Ook (te grote) bescheidenheid en terughoudendheid in het sollicitatiegesprek worden genoemd als kenmerkend voor niet-westerse sollicitanten.

In de periode 2004-2008 ontvingen de ADB’s jaarlijks gemiddeld 405 klachten van niet-westerse migranten over ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt op grond van hun ras, nationaliteit of godsdienst. In de afgelopen jaren is het aantal en aard van de klachten weinig veranderd.
De meeste klachten worden ingediend door Marokkaanse Nederlanders. In het algemeen worden meer klachten ingediend door mannen. Klachten over godsdienstdiscriminatie zijn echter vooral afkomstig van vrouwen. In de meeste gevallen hangt dit samen met het dragen van een hoofddoek.

Er worden relatief meer klachten ingediend over discriminatie op de werkvloer (39%) in vergelijking met klachten over werving en selectie (27%) of over (dreigende) beëindiging van het dienstverband (11%). Ingediende klachten gaan meestal over discriminatie op de grond van ras (81%). Klachten over godsdienstdiscriminatie (16%) zijn vooral afkomstig van moslims. Bijna een derde van de klachten over arbeidsmarktdiscriminatie betreft vijandige bejegening. Het gaat hier met name om incidenten op de werkvloer, tussen collega’s onderling. Klachten over geweld of bedreiging komen weinig voor.

Veertig procent van de bij de CGB ingediende klachten gegrond verklaard
In de periode 2005-2008 leiden 93 verzoeken van niet-westerse migranten met betrekking tot ervaren arbeidsmarktdiscriminatie op de genoemde gronden tot een oordeel van de Commissie gelijke behandeling (CGB). Daarnaast leiden nog eens 26 verzoeken tot een oordeel waarbij de afkomst van de verzoeker niet is geregistreerd. Op basis van de oordeelteksten kan echter aangenomen worden dat een groot deel hiervan van niet-westerse migranten afkomstig is. Evenals bij de ADB’s gaat het in het grootste deel van de gevallen om verzoekers van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaans/Arubaanse afkomst. In 48 van deze 119 (de genoemde 93 plus 26) verzoeken oordeelde de CGB dat de klacht gegrond was.

SCP-publicatie 2010-20. Discriminatiemonitor niet-westerse migranten op de arbeidsmarkt 2010. Eline Nievers en Iris Andriessen, Den Haag, Sociaal en Cultureel Planbureau, september 2010. ISBN 978 90 377 0438 9 prijs € 19,50.
De publicatie is binnenkort verkrijgbaar bij de (internet)boekhandel of te bestellen via de website: www.scp.nl

Bronnen:persbericht  SCP en website Art1


Meer over arbeidsmarkt, art 1, discriminatie, onderzoek, scp.

Delen: