Libië en zijn honden en ratten
In opinie door Saïd Bouddouft op 19-06-2011 | 23:26
Tekst: Said Bouddouft
De huidige roep om verandering in de Arabische wereld kent een zekere analogie met de militaire staatsgrepen en opstanden van de jaren 50 en 60. De revolutionairen van toen hadden de mond vol over vrijheid, democratie en rechtvaardigheid. Toen zij hun macht hadden geconsolideerd, bleken zij even dictatoriaal te zijn als hun voorgangers. Hoe anno 2011 de strijd om de macht in Arabische landen er aan toe gaat kunnen wij in de kranten lezen, op TV zien en via het internet volgen. Hoe het er in het verleden aan toe ging, daarover publiceert Said Bouddouft een serie artikelen. Dit is deel 4 en gaat over de machtstrijd in Libië. Om dit artikel in het juiste kader te plaatsen is het lezen van het eerste deel aanbevolen (zie links onderaan dit artikel).
De bevolking in Libië is na ruim 40 jaar onderdrukking haar leider zat. De Libiërs zien hoe de westelijke en oostelijke buren hun presidenten hebben verjaagd en denken hetzelfde ook te kunnen. Zij beginnen ook te demonstreren en te vragen om hervorming. Het begin is vreedzaam. Maar, Kaddafi dacht goed te weten hoe je met de Libische oppositie kan omgaan en is een onderdrukkingscampagne gestart tegen de burgers. Wat als vreedzame opstand is begonnen, verandert al snel in een burgeroorlog.
Kennelijk zijn niet alleen Libiërs het regime van Kaddafi zat, maar ook een aantal westerse regeringsleiders. Op het initiatief van Frankrijk en Engeland, mengt de NAVO zich ook in de oorlog. Volgens de regeringsleiders willen zij alleen maar voorkomen dat Kaddafi ‘zijn volk’ vanaf de lucht aanvalt. Inmiddels is duidelijk geworden dat sommige NAVO-landen gericht op Kaddafi en zijn helpers schiet. Libische opstandelingen krijgen luchtmachtsteun met uitstel van betaling.
De zevenentwintigjarige Kapitein Moämmar Abu Maniar Al Kaddafi hoeft zich niet heel erg in te spannen om de macht te grijpen. Op 1 september 1969 kreeg hij min of meer de macht in de schoot geworpen. Zijn voorganger trouwens ook.
Zandbak wordt goud
Alle Arabische landen hebben in de koloniale periode, als kolonie, verdragstaat, mandaatgebied enz., te maken gehad met Frankrijk of Engeland. Uitgezonderd Libië. Bij het verdelen van de koloniale buit tussen de Europese mogendheden is Libië in 1911 in handen van Italië gevallen. Libië bestaat dan nog niet. Het zijn drie provincies van het Ottomaanse Rijk: Tripolitanië, Cyrenaica en Fezzan.
Aan het eind van 1942 worden de Italianen, samen met hun Duitse bondgenoot, er uitgeschopt door Montegomery, commandant van het Britse leger in Noord Afrika. De winnaars van de oorlog, Engelsen, Fransen en Amerikanen, maken onderlinge afspraken over invloedsferen. Engelsen en Amerikanen vestigen militaire bases met name in het noorden en Fransen mogen de woestijn in het zuiden beheren. De Italiaanse kolonisten blijven hun bezetting houden en beheersen de staatsbureaucratie.
In 1949 verklaart de VN Libië tot onafhankelijke staat. In december 1951 zetten de Engelsen Syid Mohamed Idris As-Sanussi, leider van een religieuze broederschap, op de troon van het Verenigd Koninkrijk Libië. De drie voormalige Ottomaanse provincies worden tot een land samengevoegd en Idris I wordt beloond voor zijn steun in de strijd tegen de asmogendheden. Het Verenigd Koninkrijk Libië is dan niets anders dan een grote zandbak. Het grotendeel van het inkomen (£ 3 miljoen) van het land komt uit huurinkomsten voor de Engelse en Amerikaanse militaire bases.
In 1959 wordt olie in Libië ontdekt. Het blijkt goed spul te zijn. De Libische olie kent een laag zwavelgehalte en belangrijker nog: Libië is dichtbij Europa. Dit maakt export naar Europa eenvoudig. De inkomsten van het land groeit dan ook snel. De meeste Libiërs merken hier niets van. Het grootste deel van de olie-inkomsten gaat naar de oliemaatschappijen en de rest naar de Koninklijke familie.
De ene monarch komt op, de ander valt om
Aan het eind van 1951 wordt Libië tot koninkrijk uitgeroepen en Idris I wordt beloond met de troon. Halverwege het jaar daarop wordt in een ander land een monarch van zijn troon afgestoten. Koning Farouk van Egypte wordt in juli 1952 door kolonels, onder leiding van Gamal Abde An-Nasser, afgezet en in ballingschap gestuurd.
Op dat moment raakt de tienjarige Kaddafi zeer geïnteresseerd in de verrichtingen van de Egyptische kolonels. Hij luistert daarom graag naar de Egyptische radio. Hij luistert kennelijk te vaak naar de toespraken van Nasser. Volgens de Britse onderzoeksjournalist David Yallop zou Kaddafi jaren later nog de toespraken van Nasser uit zijn hoofd kennen.
Nasser maakt grote indruk op de hele Arabische bevolking, niet alleen op Kaddafi. Door de anti-imperialistische retoriek van Nasser wordt de jonge Kaddafi bewust van de beheersing van zijn land door buitenlandse machten. De Arabische eenheid ziet hij ook zitten. Als de Syriërs in 1961 besluiten uit de Verenigde Arabische Republiek te stappen, organiseert hij een protestdemonstratie.
Aan het eind van de jaren zestig zijn er heel wat Libiërs die af willen van hun koning. David Yallop schrijft in zijn boek, de Jacht op de Jakhal: ‘Rond 1969 waren er evenveel mensen bezig met het beramen van een complot tegen de koning als er oliemensen in Libië rondliepen. Er was een complot waarvan Abdul Al-Aziz Al Sheli, de stafchef van de Libische strijdkrachten, deel uitmaakte. Er was een complot onder aanvoering van een Libische kolonel, niet Kaddafi, dat de steun van de Irakese regering genoot. Er was een complot waaraan de vroegere minister-president Ab¬dul Al-Hamid Bakoush,… meedeed.
Velen dachten dat de bejaarde ko¬ning schoon genoeg had van het gekonkel en gedraai rond zijn troon en dat hij af zou willen treden. Het probleem was dat iedereen het zo druk had met het smeden van complotten dat niemand de tijd vond om naar de koning te luisteren’.
Uiteindelijk zal niet de ex-minister-president, niet de stafchef en niet de kolonel er met de buit vandoor gaan, maar de zevenentwintigjarige kapitein Moämmar Al Kaddafi. Samen met een groep militairen, vormt hij naar Egyptische voorbeeld een club van `Vrije Officieren’. In de nacht van 1 september 1969 grijpen de Vrije Officieren, onder leiding van Kaddafi, de macht terwijl de bejaarde koning in het buitenland verblijft. Om halfzeven in de ochtend horen Libiërs Kaddafi via de radio de revolutie aankondigen. Volgens Rogans, in het boek ‘de Arabieren’, ging het zo: ‘Volk van Libië! Uw strijdkrachten hebben het corrupte regime omvergeworpen, dat ons met zijn stank, walging en afgrijzen inboezemde. Met één klap heeft [de krijgsmacht] licht gebracht in de lange, duistere nacht waarin na de Turkse overheersing eerst de Italiaanse heerschappij volgde en daarna dit reactionaire, decadente regime, dat niet meer was dan een broeinest van knevelarij, twist, trouweloosheid en verraad’. Zelf belooft hij een toekomst ‘waarin iedereen vrij zal zijn, als broeders in een samenleving waarin met Gods hulp, welvaart en gelijkheid voor ons allen zullen bestaan’ (Insha Allah).
Gamal Abdu An-Nasser stuurt Mohammed Heikel, zijn vriend en eindredacteur van de Egyptische krant Al Ahram, naar de jonge revolutionair om achter zijn bedoelingen te komen. Je weet maar nooit. Want aan het eind van de jaren zestig, beginnen bijna alle jongeren in de Arabische wereld zichzelf revolutionair te noemen. Dit in navolging van hun Europese leeftijdgenoten. Nasser hoeft zich helemaal geen zorgen te maken om de bedoeling van Kaddafi. Volgens Yallop zegt Kaddafi tegen Heikel: ‘we hebben de revolutie voltooid. Nasser moet ons nu maar zeggen wat ons verder te doen staat’.
Eén ding hoeft Nasser niet te vertellen. Kapitein Kaddafi vordert zichzelf tot de rang van kolonel. Dit was immers de rang van zijn voorbeeld Nasser toen hij de macht in Egypte greep. Zijn grote voorbeeld volgend installeert Kaddafi ook een Revolutionaire Commandoraad. En dan begint hij zijn regime te consolideren en controle over de Libische rijkdom te krijgen.
Agenda afwerken
Kaddafi begint direct na de revolutie met het opstellen van Kitab Al Akhdar (het Groene boek). Hierin schrijft hij zijn toespraken en ideeën over de staatsinrichting en economisch systeem. Het boek is in 1977 min of meer klaar en daarmee denkt Kaddafi de ideeën van zowel Adam Smith als Karl Marx definitief te kunnen begraven. Het boek is een mengelmoes van het socialisme, islam en ideeen die voortkomen uit de Libische stammentradities.
Het boek wordt op grote schaal verspreid. Ook Nederland is niet gevrijwaard gebleven. Eind jaren 80 bezoek ik een vriend in Rotterdam. De man blijkt heel wat dozen vol groene boekjes op zolder te hebben. Veel belangstelling is er voor het boek kennelijk niet. Want de dozen, niet geopend, zijn bedekt met een dikke laag stof.
Kaddafi denkt niet alleen na, maar handelt ook. Hij weet nog goed hoe de CIA gepoogd heeft Cuba binnen te vallen. De Amerikanen lijken trouwens sowieso constant bezig te zijn met het omverwerpen van de buitenlandse regeringen. En de Britten hebben in ieder geval geprobeerd Nasser ten val te brengen.
Als Kaddafi de macht grijpt is Libië vergeven van Amerikaanse en Britse militairen. Hij begint daarom met het beperken van hun bewegingsvrijheid. Zij mogen geen oefenvluchten meer uitvoeren.
Dan begint hij met de afhandeling van zijn binnenlandse agenda. Hij is van mening dat de Libische samenleving gearabiseerd moet worden. Het leren van de Arabische taal wordt bevorderd en straten krijgen alleen Arabische namen. Consumeren van alcohol wordt verboden en de kerken worden gesloten. Vervolgens worden de Italiaanse kolonisten onteigend.
Sommige van zijn collega’s zijn niet blij met zijn nassaristische koers en beginnen in januari 1970 een contra-revolutie. Kaddafi wordt gewaarschuwd door de Amerikaanse geheime dienst. De leiders van het complot worden gearresteerd en beschuldigd van samenwerking met imperialisten. Dat hij zelf de informatie krijgt van dezelfde imperialisten is gewoon een vervelende bijkomstigheid.
Bij het plegen van zijn staatsgreep werd Kaddafi trouwens ook van harte ondersteund door de Amerikanen. De Amerikanen geloven niet dat de pro-westerse koning Idris zijn troon kan behouden en geven de voorkeur aan de jonge Kaddafi boven de andere samenzweerders. De Amerikanen denken dat de jonge kapitein makkelijker te beïnvloeden zal zijn dan de ervaren stafchef of de voormalige minister-president. Bovendien is Kaddafi een vrome moslim en die zal niet zo snel een bondgenootschap sluiten met de godloze communisten. De Amerikanen vergissen zich. Maar dat ontdekken zij later.
Kaddafi gebruikt het complot om de buitenlandse militairen het land uit te zetten. Volgens Yallop zegt Kaddafi tegen de Britse Ambassadeur: 'De vrijheid van Libië is niet volledig zolang er nog één buitenlandse soldaat in ons land is. Groot-Brittannië heerst niet meer over een rijk waarin de zon nooit ondergaat en Li¬bië is niet langer de vazalstaat die het bij het verdrag van 1953 is geworden.' De Verenigde Staten en Engeland rest niets anders dan hun militaire bases te ontruimen. Niet alleen militairen moeten er aan geloven, maar ook oliebaronnen.
In januari 1970 nodigt Kaddafi directeuren van 21 oliemaatschappijen uit die in Libië aan het werk zijn. Kaddafi kondigt de prijsverhoging voor olie aan. De directeuren in maatpakken zijn nog niet gewend aan een bedoeïen in militaire outfit. Zij voelen zich niet op hun gemak. Maar één ding maken zij wel duidelijk: zij zullen de prijsverhoging niet accepteren. Dan leest Kaddafi hen de les zoals hij al gedaan heeft tegen de Britse ambassadeur. Hij zou de hele olieproductie stilleggen.
Volgens Rogan, waarschuwt Kaddafi de aanwezige directeuren met de woorden: ‘mensen die vijfduizend jaar zonder olie hebben geleefd, kunnen het nog wel een paar jaar zonder stellen als ze hun wettige recht willen halen’.
De oliemaatschappijen weigeren in eerste instantie om aan de eisen van de nieuwe machthebbers in Libië te voldoen. Maar Kaddafi is slim genoeg om te weten hoe hij de oliebaronnen kan aanpakken. Hij richt zich op de maatschappijen die geen alternatieve bronnen hebben, maar wel de verplichtingen hebben tot levering. Uiteindelijk stemmen de oliemaatschappijen in met de prijsverhoging van dertig dollarcent naar $ 2,53 (!) per vat.
Belangrijker nog is de instemming van de maatschappijen met de omkering van de winstdeling. In het vervolg zal de Libische regering 55% krijgen en de maatschappijen 45% en dit is het omkeren van de situatie tot dan toe. Kaddafi is geslaagd in zijn opzet. Want in twee jaar tijd stijgen de olie-inkomsten van Libië van £ 400 miljoen naar £ 2 miljard.
In 1971 wordt het Libische voorbeeld opgevolgd door andere landen in het Midden Oosten. Voortaan zullen oliemaatschappijen onderworpen worden aan de voorwaarden van olieproducerende landen en niet andersom.
Naast een binnenlandse, heeft Kaddafi ook een buitenlandse agenda. Zuidelijk heeft Libië een grens van ruim 1000 km gemeenschappelijk met Tsjaad. Libië claimt een strook van ongeveer 100 km breed grondgebied langs de hele grens met Tsjaad. Verder probeert Kaddafi constant een bevriend regime in Tsjaad aan de macht te helpen.
Als Kaddafi in 1969 aan de macht komt is er in Tsjaad een burgeroorlog aan de gang. Kaddafi begint met hulp aan rebellen. Vanaf dat moment bemoeit Libië zich met Tsjaad. De ene keer valt Kaddafi het land binnen en bezet een brede strook langs de zuidelijke grens, de andere keer ondersteunt hij de regering tegen rebellen. Soms trekt hij zijn leger terug, soms wordt hij daartoe gedwongen door het Franse leger, internationale organisaties, enz. Een normaal mens zal het duizelen als hij probeert het conflict bij te houden. Alleen Kaddafi is gek genoeg om de stand van zaken bij te houden.
Kaddafi heeft niet alleen ambities in de zuidelijke kant, maar ook in het noorden. Hij claimt de golf van Sidra in de Middellandse Zee. In de Middellandse Zee grenst Libië aan de Amerikaanse zesde vloot. De commandant van de zesde vloot is geen krijgsheer uit Tsjaad.
Op het Arabische toneel begint Kaddafi zich ook te roeren. Hij verklaart zich solidair met het Palestijnse volk en streeft naar een Arabische eenheid. Als Nasser in september 1970 komt te overlijden, verklaart Kaddafi zichzelf tot zijn ideologische erfgenaam. Kaddafi zal voortaan ‘zichzelf’ in dienst stellen van de Arabische eenheid en het anti-imperialisme. Hij begint dan ook met de financiering van verschillende terroristische groepen die in het westen aanslagen plegen.
Vrienden en machtige vijanden
Met zijn anti-imperialisme en druk op de oliemaatschappijen maakt Kaddafi vrienden onder de olieproducerende landen en Arabische nationalisten. Maar hij maakt ook vijanden en sommigen daarvan zijn zeer machtig. In juni 1970 probeert een lid van de Koninklijke familie via Tsjaad Libië binnen te vallen met een huurlingenleger.
De huurlingen worden verslagen. In maart 1971 proberen de Britse en Italiaanse geheime diensten van Kaddafi af te komen. De Britse geheime dienst probeert de monarchie te herstellen om de Britste belangen te beschermen. Dit lukt niet.
In de jaren 70 en 80 zijn vele pogingen ondernomen om Kaddafi ten val te brengen. Sommige samenzweerders zijn heel erg dichtbij het doel geweest. Hierbij zijn dan militairen van Kaddafi zelf betrokken, zoals de poging in 1975 door twee van zijn collega ‘Vrije Officieren’. Andere pogingen zijn bij voorbaat kansloos. Meestal worden deze pogingen geleid door Libische ‘opposanten’ uit het buitenland. Kaddafi noemt hen zwerfhonden.
Kaddafi heeft sowieso niet zo veel met de oppositie. In zijn Kitab Al Alkhdar schrijft hij dat de oppositie de staat alleen maar frustreert. Binnenlandse oppositie schakelt hij uit door de leden van zijn Kaddafa-stam te benoemen op de sleutelposities binnen de staat, het leger en de inlichtingendienst. De Libische inlichtingendienst zit overal: ambtenarij en diplomatieke corps, staatsbedrijven zoals de olie-industrie en luchtvaart en zelfs binnen charitatieve instellingen, waarvan sommige buitenlandse vertakkingen hebben. Van de oppositie in het buitenland blijft ook weinig over. Het is niet goed georganiseerd en heeft weinig om het lijf. En als het noodzakelijk is, stuurt Kaddafi zijn geheime agenten om de ‘zwerfhonden’ netjes op te ruimen.
In november 1980 wordt Ronald Reagan gekozen als president van Amerika. Reagan benoemt zijn campagneleider William Casey als directeur van de CIA. Bob Woodward schrijft in zijn boek Veil, the secret wars of the CIA: ‘Op de derde dag na zijn ambtsaanvaarding ontving Casey een kopie van een 12 pagina’s tellend rapport, gestempeld secret …. Onder de kop: ‘Libië: doelstellingen en kwetsbare plekken’ verschaft het (rapport) een stoomcursus over wat er van Khadafi in de komende maanden te verwachten viel’.
In het rapport valt te lezen dat alle Amerikaanse inlichtingsdiensten, en daarvan zijn er heel wat, de inhoud onderschrijven. Het rapport maakt melding van twee mislukte couppogingen tegen Kaddafi dat jaar en waarschuwt voor problemen voor de VS. 10% van het Amerikaanse oliegebruik komt uit Libië. Wegvallen hiervan zal een brandstof tekort veroorzaken. Er wordt wel aanbevolen om ‘het probleem-Kaddafi’ aan te pakken via Tsjaad.
Als de CIA directeur het 12 pagina’s tellend rapport leest, is Queddei recentelijk president van Tsjaad geworden dankzij hulp van Kaddafi. Krijgsheer Habré leidt een rebellenleger. Habré wordt ondersteund door Frankrijk, Egypte, Soedan, Saoedi-Arabië en Marokko.
Het voorstel van de CIA aan haar directeur is geen directe actie te ondernemen tegen Kaddafi, maar mee te liften met de acties die al gaande zijn. Het voorstel wordt aan het veiligheidsteam van Reagan voorgelegd en wordt goedgekeurd.
Minister van Buitenlandse Zaken Alexander Haig zegt dat met het plan Kaddafi ‘een bloedneus’ bezorgd kan worden en ‘veel meer lijkkisten moeten naar Libië teruggestuurd worden’, aldus Woodward. Amerika kent op dat moment de pijn van teruggekomen lijkkisten.
Kaddafi een bloedneus bezorgen is niet zo eenvoudig als het lijkt. Reagan en Casey zullen heel wat aspirientjes nodig hebben als zij zich met Libië gaan bemoeien. En bemoeien doen zij zich. Een heel decennium lang.
In augustus 1981 besloten de Amerikanen Kaddafi duidelijk te maken dat zij zijn claim op de golf van Sidra niet accepteren. In de ochtend van 19 augustus vliegen twee Amerikaanse F 14’s van de marine zo’n 50 km diep in de golf. De F 14’s worden aangevallen door de Libische luchtmacht. Twee Libische straaljagers worden neergehaald. De rest keert naar de basis terug.
Als Reagan te horen krijgt wat er is gebeurd, beschrijft hij voor zijn medewerkers in het Witte Huis op zijn eigen manier het voorval: hij trekt twee denkbeeldige pistolen uit zijn heupen en begint er op los te knallen. Na dit incident bezoekt Kaddafi Ethiopië dat op dat moment wordt geregeerd door zijn bondgenoot kolonel Mengistu. In een gesprek met Mengistu roept Kaddafi dat hij Reagan zal vermoorden.
Wie de Arabische uitdrukkingen en grootspraak kent, zou zich niets aantrekken van deze woorden. Maar niet Reagan en zijn medewerkers. Bij het gesprek is ook een hoge Ethiopische ambtenaar aanwezig die betaald wordt door de CIA. Deze ambtenaar geeft de woorden van Kaddafi letterlijk door aan Washington. En dan breekt daar de paniek los. De CIA directeur geeft opdracht aan alle diensten om berichten over Kaddafi hoge prioriteit te geven. De opdracht gaat de wereld rond en dan beginnen berichten het CIA hoofdkantoor binnen te stromen. Kaddafi zou een moordcommando hebben ingehuurd om Amerikaanse functionarissen in Europa te vermoorden. Deze commando zou al in Italië zijn gearriveerd. Kaddafi zou Syrië hebben bezocht om daar zaken te doen met gevaarlijke terroristen. Kaddafi’s moordcommando, bestaande uit zeven moordenaars, zou al in Mexico zijn en bezig de Amerikaanse grens over te steken om de leden van de Amerikaanse regering te doden. Bij de Amerikaanse ambassades melden zich lieden spontaan die beweren uit de Kaddafi’s trainingskampen te zijn weggelopen. In deze kampen zou men training ondergaan om de limousine van de Amerikaanse president op te blazen.
De geruchtenstroom is ineens onbeheersbaar. Reagan en sommige leden van zijn regeringsteam en hun kinderen worden onder strenge veiligheidsmaatregelen gesteld. Rondom het Witte Huis worden luchtdoelraketten opgesteld en de limousine van de president rijdt in Washington rond als lokauto, terwijl Reagan in een onopvallende wagen rijdt.
Voor de CIA directeur doemt aan zijn veiligheidshorizon steeds een griezelig scenario op. In 1981 lijken voor hem belangrijke personen het doelwit te zijn geworden van terreuraanslagen. In maart ontsnapt Reagan, zijn president, zelf ternauwernood aan de dood door een aanslag. In mei wordt zijn paus, Casey is een gelovige katholiek, neergeschoten. De paus overleeft de aanslag. In oktober wordt Saddat, zijn bondgenoot in strijd tegen Kaddafi en het communisme, doodgeschoten.
Het probleem Kaddafi moet snel worden opgelost. De CIA probeert met behulp van psychologen een profiel van Kaddafi samen te stellen. De ene professor na de andere wordt ingehuurd. Voor Reagan, die niet uitblinkt in het lezen van stukken, worden de profielen in videobeelden vertaald. De video’s mochten niet langer dan 15 minuten zijn. Anders verslapte de aandacht van de president.
Inmiddels heeft de regering fondsen vrij gemaakt om Habré te helpen in zijn strijd om de macht. Met steun van de Fransen en Amerikanen slaagt Habré er in om in juni 1982 de hoofdstad in te nemen en zichzelf tot een voorlopige regering van Tsjaad uit te roepen. Daarmee is ook de invloed van Kaddafi terug gedrongen. En Amerika kan Tsjaad niet meer gebruiken om Kaddafi aan te pakken.
Om tot een goed plan te komen, geeft volgens Woodward de CIA meer aandacht aan Kaddafi dan aan de Sovjet-Unie. In 1983 dient zich een goede kans aan: het Nationale Front voor de Redding van Libië onder leiding van de balling Mohammed Yussef Magarieff, die op ruimhartige steun van de CIA kan rekenen.
In mei 1984 valt hij met een leger huurlingen Libië binnen. Hoewel zijn inval de gevaarlijkste voor Kaddafi is tot dan toe, worden zijn huurlingen door de Libische soldaten in de pan gehakt. Hierna maakt de Amerikaanse regering serieuze plannen om Kaddafi te vermoorden. In een plan wordt er vanuit gegaan dat Kaddafi met behulp van de oppositie wordt uitgeschakeld. Voor dit plan is een krachtige oppositie nodig. Kaddafi zou zeggen dat men in dit geval gevaarlijke zwerfhonden nodig heeft. Maar die zijn er niet.
Het andere plan voorziet in een rechtstreekse Amerikaanse luchtaanval. Omdat de eerste op korte termijn onuitvoerbaar is, moet Amerika het doen met het tweede plan. In dit geval is enige internationale legitimatie vereist. En die komt er. In Berlijn wordt op 5 april 1986 een aanslag gepleegd op de La Belle Disco. Een Amerikaanse soldaat wordt gedood. Nog voordat de Berlijnse politie, bij wijze van spreken, ter plaatse arriveert, verklaart Reagan over onomstotelijke aanwijzing te beschikken dat Kaddafi achter de aanslag zit. Reagan noemt Kaddafi ‘de dol geworden hond van het Midden-Oosten’. In de nacht van 15 april voeren de Amerikaanse luchtmacht en de marine aanvallen uit op Tripoli. De Amerikanen hebben er alles aan gedaan om Kaddafi te treffen.
Kort voor de aanval wordt Kaddafi door een hoge Marokkaanse staatsfunctionaris opgebeld om hem gerust te stellen. Volgens deze functionaris zal er geen aanval komen. Met het telefoontje wordt tevens de exacte verblijfplaats van Kaddafi gelokaliseerd. Het blijkt de Bab Al-Azizya (dierbare poort) kazerne te zijn. Binnen dit enorme complex, met heel veel militaire voorzieningen, wordt een vrijstaand gebouw geraakt: het huis van Kaddafi. De Amerikanen hebben wel pech dat Kaddafi niet in het huis was. Ook dit keer ontsnapt Kaddafi aan zijn dood.
Jemenitische oplossing voor Libië
In de jaren 80 hebben Amerikanen geprobeerd Kaddafi ten val te brengen. Het lukt niet. Als David Yallop Kaddafi in 1987 interviewt blijkt hij veel informatie te hebben over de plannen van de Amerikaanse regering om hem te vermoorden. Kaddafi vindt het erg kinderlijk dat al die plannen een bloemnaam als codewoord hebben. Kaddafi heeft zelfs beschikking over videobanden met zijn profielen, die vervaardigd zijn voor de president.
Volgens Yallop maakt Kaddafi zich heel erg kwaad over de Amerikanen die zijn naam niet juist hebben geschreven. Kaddafi zegt tijdens het interview ‘de CIA heeft een boek uitgebracht, Dood aan Gadaffi. G-a-d-a-f-f-i. Ze kunnen niet eens mijn naam goed spellen’.
In de jaren 90 gooien de Amerikanen het over een andere boeg. In 1988 wordt een aanslag gepleegd op een Pan Am vliegtuig boven het Schotse Lockerbie. Syrië krijgt hiervan de schuld, tot 1992. Ineens blijken er bewijzen te bestaan van betrokkenheid van Kaddafi. Syrië kan niet langer beschuldigd worden omdat het land een goede keuze heeft gemaakt in de strijd tegen Saddam Hoessein.
De Amerikanen en Britten mobiliseren de VN Veiligheidsraad die sancties aan Libië oplegt. De sancties worden pas opgeheven als Kaddafi twee Libiërs uitlevert aan de Schotse justitie.
Als in 2001 Al Qaïda-terroristen aanslagen plegen op het Amerikaanse grondgebied, gaat Bush in de tegenaanval en introduceert hij de zogenaamde ‘As van het kwaad’. Libië ontbreekt op de lijst van landen die door Bush tot het kwaad worden gerekend. Het is nu de beurt aan Kaddafi om tijdig de juiste keuze te maken. Direct na de aanslag biedt hij Engeland en Amerika zijn atoomprogramma aan en heel veel informatie over Al Qaïda. De Libische Veiligheidsdienst blijkt goed ingevoerd te zijn in de materie. Kaddafi is ineens geen paria meer maar een bevriende president die op de foto’s met de groten der aarde mag verschijnen.
Tot 2011! Dan breekt ‘de Arabische lente’ aan. De Libiërs willen ook genieten van deze lente. En dat mag van Kaddafi niet. Het staat niet in zijn Groene Boekje! En als het er wel in staat dan heeft Kaddafi het boekje niet goed gelezen. Want de door hem beloofde toekomst ‘waarin iedereen vrij zal zijn, als broeders in een samenleving waarin welvaart en gelijkheid zullen bestaan’ is niet meer voor iedereen geldig. Kaddafi zorgt alleen voor zichzelf en zijn kinderen. Zoals een Arabische dictatuur betaamt, is ook Kaddafi bezig zijn oudste zoon klaar te stomen voor het erven van het presidentschap. Hoewel Kaddafi ontkent dat hij president van Libië is.
Als de opstand uitbreekt geeft hij wel opdracht om die neer te slaan. Opstandelingen zijn volgens hem ratten die achtervolgd zullen worden in alle hoeken en gaten.
Het is nu burgeroorlog, met de NAVO aan de zijde van de opstandelingen. De situatie lijkt in een patstelling te zijn terecht gekomen. Hoewel de NAVO het VN ‘mandaat’ ruimer opvat dan de bedoeling is, lijkt Kaddafi geenszins van plan om het veld te ruimen. De oorlog is gaande en hij zit te schaken!
Inmiddels laat het hoofd van de Britse marine weten dat de Britse militairen ‘het beschermen van Libische burgers’ niet lang kunnen volhouden (AD 15/6/2011). Deze uitlating kan natuurlijk zijn ingegeven door de bezuiniging op defensie-uitgaven. Hoe dan ook. De NAVO zal uiteindelijk moeten beslissen: Kaddafi weg desnoods met inzet van grondtroepen of opstandelingen onder druk zetten om aan tafel te zitten met de slager van Tripoli. Alleen luchtaanvallen en de opstandelingen een beetje adviseren werkt niet.
In de dagblad De Pers van vrijdag 17 juni 2011 zegt de oorlogscorrespondent Arnold Karskens: luchtaanvallen op de Libische hoofdstad hebben een hoog voorspelbaarheidsniveau, Je ligt in bed. Je hoort een korte fluittoon en direct daarop een harde dreun. BOEM. Je draait je om en slaapt verder. Misschien trillen de ruiten in de sponningen, maar verder klinkt er geen gegil of knetterend luchtafweergeschut. ‘Bij de eerste bommen waren mensen bang. Nu al lang niet meer', zegt Mohamed, een jonge inwoner van Tripoli, licht triomfantelijk’.
Een andere uitkomst is dat Libië in tweeën worden gedeeld: oost voor de opstandelingen en west voor Kaddafi en zijn troonopvolger. Ooit werd een vergelijkbaar probleem tussen noorden en zuiden van Jemen op die wijze opgelost.
Said Bouddouft publiceert de komende weken een serie artikelen op Republiek Allochtonië waarin hij recente veranderingen in de Arabische wereld vergelijkt met het verleden. Bouddouft is directeur van de Stichting Meander, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling in Zuid-Holland.
Eerder verscheen:
De geschiedenis van de Arabische wereld herhaalt zich (deel 1)
Hosni Mubarak vertrekt in goed overleg (deel 2)
Bachar en het draaiboek van zijn vader (deel 3)
Meer over arabische lente, bachar al assad, democratie, democratisering, geschiedenis, khadaffi, khaddafi, libie, said bouddouft.