Islamofobie: de definitie tegen het licht gehouden
In opinie door Ineke van der Valk op 24-10-2013 | 10:30
Veel blogs deze week over islamofobie. Directe aanleiding: de Europese Islamofobie Conferentie van EMCEMO en het Collectief tegen Islamofobie en Discriminatie in Amsterdam en de geblogde of getwitterde reacties daarop (zie link onderaan). Ook daarin veel discussie over het gebruik en de definitiekwestie. Eerder dit najaar organiseerden CMO en SPIOR hierover een expertmeeting, met onder meer de presentatie van onderzoeker Ineke van der Valk die hieronder wordt weergegeven.
Tekst: Ineke van der Valk
Volkskrant en Trouw berichten in april jl over de brandstichting in een moskee in Enkhuizen. Hierbij citeerden ze ook de door mij gegeven definitie van islamofobie. Er volgden reacties van twee columnisten, Jonathan van het Reeve en Max Pam. Van het Reve stelde enkele vragen die niet moeilijk te beantwoorden zijn. Hij vatte fobie in de letterlijke betekenis op als angst en waar ik verwees naar het gebruik van beelden, symbolen en teksten vroeg hij onder meer ‘en hoe zit het nou met brandstichting’? … met andere woorden hij wees erop dat ook gedrag in een definitie moeten worden meegenomen en dat ben ik met hem eens.
Het stukje van Max Pam was venijniger. Hij stelde onder meer dat uitgaande van mijn definitie ook veel moslims als islamofoob moeten worden gezien. Bijvoorbeeld imams die oproepen tot geweld want zij geven de islam daarmee een negatief imago. En ik sprak immers van ‘negatieve betekenisgeving’ in mijn definitie. Hoewel ik onderschrijf dat dit soort oproepen ‘de islam’ en ‘moslims’ een negatief imago bezorgen (door onterechte generalisatie) moet gesteld dat de auteur hier vooral bezig is verwarring te zaaien. Hij speelt duidelijk met verschillende interpretaties van het begrip betekenisgeving. Het gaat bij islamofobie primair om het uitdrukken van vijandigheid tegenover de islam en dat oogmerk hebben de door hem bedoelde moslims overduidelijk niet. In een radioprogramma n.a.v. deze brandstichting waarin wij beide werden geïnterviewd riep kamerlid Marcouch: ‘het is zo’n containerbegrip’, terwijl het toch overduidelijk een nadere toespitsing is van het meer algemene ‘discriminatie op basis van godsdienst’ zoals de gangbare grond luidt die nu gehanteerd wordt door overheid en registrerende organisaties zoals het Openbaar Ministerie, en de Antidiscriminatie Bureaus (ADB’s). Eén ding maakten deze reacties wel duidelijk. Het is niet gemakkelijk het begrip islamofobie ingang te doen vinden. En de reacties variëren van slecht begrijpen, het aandragen van punten die aanscherping behoeven tot ridiculiseren en in diskrediet brengen.
Mijn bijdrage aan deze dag ligt in het tegen het licht houden van de definitie van islamofobie en de reacties. Voor ik hier op inga eerst een paar opmerkingen vooraf. Het is het goed er op te wijzen dat er over complexe maatschappelijke verschijnselen binnen de wetenschap, maar ook onder maatschappelijke organisaties altijd veel discussie is als het gaat om precieze definiëringen. Dat geldt des te meer naarmate er sprake is van meer gepolitiseerde verschijnselen waarvan de draagwijdte, intensiteit en in sommige gevallen zelfs het bestaan als zodanig omstreden is. Dat is in de recente geschiedenis sterk het geval geweest met de vergelijkbare uitsluitingsmechanismen seksisme en racisme. Dat is vandaag de dag zeker het geval met islamofobie. Zonder daar in dit kader uitgebreid op in te kunnen gaan wil ik er op wijzen dat het belangrijk is om dit te betrekken bij de discussie rond islamofobie. Het blijft natuurlijk zaak om te streven naar een zo concreet en bruikbaar mogelijke definitie die niet alleen wordt onderschreven in de wetenschap maar ook in kringen van politiek, beleid en sociale bewegingen. Zo kunnen de neuzen makkelijker één kant op als het erom gaat een strategie uit te stippelen. En een eensgezinde strategie hebben we hard nodig gezien de alsmaar uitdijende omvang en diepgang van het probleem waarover we ons vandaag buigen. Een goed doordachte definitie en een ferme opstelling bij de verdediging daarvan zijn geboden. Immers ook degenen die het verschijnsel willen ontkennen vanuit een islamofobe mindset richten hun pijlen op de definitie, op het ridiculiseren van het concept, op het aantonen van het onwetenschappelijk karakter ervan en trouwens ook op het delegitimeren van degenen die het gebruiken.
Ik ga in de tijd die mij hier gegeven is in op mijn definitie van islamofobie, op de motieven van degenen die terughoudend zijn om het begrip te gebruiken, op andere begrippen die worden gehanteerd om hetzelfde verschijnsel te duiden en op definities van anderen die het begrip wel gebruiken.
Mijn eigen definitie.
Ik heb mij in de afgelopen jaren gespecialiseerd in de studie van dit verschijnsel en de definitie behandeld in het boek ‘islamofobie en discriminatie’. Dat werd een apart theoretisch hoofdstuk waarin ik inging op etymologische, historische en maatschappelijke achtergronden. Ik besprak de theorievorming over racisme, wat een ideologie is, de sociaal psychologische verschijnselen van stigmatisering, stereotypen en vooroordelen. Allen pijlers waarop mijn definitie rusten. Afsluitend en tegen de achtergrond van die bespreking concludeerde ik dat islamofobie een relatief recent begrip, maar geen recent verschijnsel is. Het betreft een fenomeen dat wortels heeft in de geschiedenis maar nu een opleving kent onder invloed van internationale ontwikkelingen en ontwikkelingen in de etnisch diverse samenleving. Islamofobie is een eigentijdse vorm van racisme dat vorm krijgt in maatschappelijke processen van stigmatisering waarin vooroordelen en stereotypen een centrale functie vervullen. Het islamofobe vertoog richt zich afwisselend of tegelijkertijd op religie – vaak opgevat als ideologie – en op cultuur, waaronder op het genderaspect waar veelal vrouwen mikpunt zijn. De veelvoorkomende opvatting van islamofobie als uiting van gevoelens van angst of haat is te beperkt. Die besteedt slechts aandacht aan de emotionele component terwijl cognitieve componenten onderbelicht blijven. Denk hierbij aan het bewust verdacht maken van groepen om zo in te spelen op vaak vage angstgevoelens onder burgers. Zo’n beperkte opvatting leidt niet tot een beter begrip van het verschijnsel. Zo kwam ik samenvattend tot het volgende - en dat is de passage waarop de columnisten reageerden, de rest hadden ze klaarblijkelijk niet gelezen:
‘Islamofobie is een historisch-maatschappelijk gegroeide ideologie die met behulp van beelden, symbolen, teksten, feiten, interpretaties en gedragingen systematisch en consistent een negatieve betekenis geeft aan ‘de islam’ en/of aan ‘moslims’. Zo worden de perceptie, de betekenisgeving, het begrip, de attitudes en het gedrag van mensen tegenover de islam en moslims beïnvloed ten gunste van sociale uitsluiting van moslims als ‘de ander’ en ten gunste van discriminerende, ongelijke behandeling in het culturele, sociale, economische en politieke domein’.
Terughoudendheid
We komen verschillende motieven tegen voor de terughoudendheid om uitingen van vijandigheid tgv moslims/islam te identificeren als islamofobie en dit ter erkennen als een vorm van racisme. Ik noem een aantal meest voorkomende :
1. Moslim zijn wordt gezien als een keus en niet als een onveranderlijke identiteit zoals het geval is bij de identiteitskenmerken die aanleiding geven tot racisme of seksisme.
2. Waar moslims soms de ervaring hebben van belediging en discriminatie hebben burgers uit de meerderheidsgroep het idee dat ze een gezond kritisch debat over godsdienst voeren. Critici als Afshin Ellian en Hirsi Ali bijvoorbeeld noemen islamofobie een ‘mythe’ die erop gericht is de kritiek op de religie te verdringen..
3. Er is een aarzeling om moslims als slachtoffers te beschouwen omdat zij in andere contexten zelf daadwerkelijk dan wel potentieel onderdrukkers zijn. Er wordt bijvoorbeeld op gewezen dat christenen in moslimlanden sterker te lijden hebben van godsdienstdiscriminatie dan moslims in het westen. Moslims worden daarnaast ook wel geassocieerd met terrorisme.
Andere begrippen
Terughoudendheid om de term überhaupt te gebruiken treffen we soms ook aan onder wetenschappers en zij stellen soms andere concepten voor. Het werkelijke probleem, zo stelt een wetenschapper bestaat uit het negatief stereotyperen van moslims als groep terwijl de term islamofobie ook angst voor de islam als geloof behelst. Er is dan het risico dat alle kritiek op de islam wordt gestigmatiseerd. Hij suggereert daarom het begrip antimoslimisme te gebruiken. Het Nederlandse MDI sluit in een publicatie over blasfemie hierbij aan. De afwijzing van discriminatie op grond van godsdienst is onderdeel van het mensenrechtenbeleid. Mensenrechten hebben betrekking op mensen en niet op godsdiensten zo stelt men hier. Daarbij wijst de auteur dan bovendien nog op het volgende. In internationale instanties wordt door sommige regimes uit islamitische landen getracht missstanden toe te dekken door te claimen dat ze deel van religie zijn en kritiek erop en verzet ertegen af te schilderen als islamofobie. Vanuit deze achtergrond gebruikt het MDI het begrip moslimdiscriminatie. Voor deze instelling voldoet dat want men houdt zich bezig met gedragingen, al of niet strafbare. Het bezwaar bij een meer algemene beperking tot moslimdiscriminatie is dat het bij het begrip discriminatie alleen over handelingen gaat en niet over achterliggende attitudes, gevoelens en ideologieën.
De Nijmeegse wetenschappers Poorthuis en Salemink die een indrukwekkende studie verrichten naar de beeldvorming over de islam in de laatste 150 jaar - van harte aanbevolen – spreken consequent van anti-islamisme en Koen Vossen die een portret van de PVV in boekvorm publiceerde muntte het begrip islam alarmisme dat volgens hem neutraler aandoet . ’Fobie duidt meer op een psychische stoornis dan op een politieke visie’, zo stelt hij (p.67). ‘Kern van het islam-alarmisme is een essentialistische visie op de islam als een totalitaire ideologie die zowel in tijd als ruimte onveranderlijk is’, aldus nog steeds Vossen. Neutraler wellicht maar tegelijkertijd ligt daar een bezwaar: alarmisme sluit totaal niet aan bij het discursieve veld dat rond uitsluitingsmechanismen is geëvolueerd. Marcel Maussen (2006) suggereert antimoslim gevoelens. Hij beperkt zich hierbij teveel tot alleen het gevoelsaspect en laat dus attitudes, en het cognitieve buiten beschouwing.
Daarnaast komen we moslimofobie tegen, waarbij ook wordt voorgesteld om beide te hanteren, moslimofobie en islamofobie, de een om te verwijzen naar discriminatie op religieuze gronden, de ander als maatschappelijke discriminatie op culturele gronden van de moslims als sociale groep. Daarbij wordt erop gewezen dat moslims worden gediscrimineerd op grond van hun cultuur, leefwijze, waarden en normen, net als andere groepen die slachtoffer zijn van xenofobie. Soms wordt daarbij dan tevens gesteld dat moslims in het geseculariseerde Europa niet worden gediscrimineerd vanuit de inhoud van hun religie. Maar juist op dit punt zijn snel veranderingen gaande. Er is een min of meer georganiseerde stroming die juist steeds meer de al of niet vermeende inhoud van godsdienst onder vuur neemt. Ik doel hier op de PVV en zijn volgelingen, vooral op het internet. Dit ter versterking van de meer culturele vormen van discriminatie op basis van ‘buitenlanders zijn’ of etniciteit die al langer bestonden . Zij slagen er daarmee in de discriminatie steviger verankeren, als het ware meer theoretisch te onderleggen en daarmee te legitimeren. Het is, naar men zegt, de religie (de Koran, de sharia, de praktijken uit de dagen van de profeet) waarom de moslims niet deugen. We discrimineren niet – zo vind men dan - maar we begrijpen nu de oorzaak van de ondeugden waaronder deze groep lijdt. We kunnen hen redden door hen van hun godsdienst af te helpen. Daarnaast wordt vaker over islam gesproken dan over moslims omdat de rechter heeft bepaald dat er dan geen sprake is van belediging (het zgn ‘gezwelarrest’). Wilders, bijvoorbeeld, heeft zijn vertoog hier sterk aan aangepast. Juist in de islamofobe beweging die stelt dat ‘moslim zijn’ niet alleen maar slaat op een geloof maar op een cultuur waarvan alle aspecten van het dagelijks leven is doordrongen kan dit onderscheid niet anders worden geïnterpreteerd dan als een concessie aan de rechterlijke macht die dit kunstmatige onderscheid heeft aangebracht en daar vergaande juridische consequenties aan heeft verbonden .
Acceptatie van het begrip maar andere definitie
Het begrip islamofobie werd aanvankelijk in de jaren negentig vooral gebruikt in sociale bewegingen waarna het in Groot Brittannië werd opgepakt door de Runnymede Trust die het vooral karakteriseerde in termen van haat en angst. Het concept is sindsdien ontwikkeld vanuit een politiek gebruik naar meer analytisch gebruik. Soms wordt het door wetenschappers helemaal niet of niet expliciet gedefinieerd, soms worden vage of heel beperkte dan wel heel algemene kenmerken benoemd. Het meest wordt wel verwezen naar vrees, angst of haat tegenover moslims en islam. Ook komen verwijzingen naar een visie op de Islam als een eenduidige, onveranderlijke geheel (zonder interne variatie) veel voor, islam wordt dan weergegeven als een homogeen verschijnsel dat aan een aantal als essentieel geziene kenmerken voldoet; deze islam wordt dan gezien als object van vijandigheid van westerlingen want niet verenigbaar met westerse normen en waarden.
Soms wordt bij de definiëring van islamofobie alleen verwezen naar islam en gaat het dus kennelijk niet over moslims, soms wordt alleen verwezen naar emoties gericht tegen individuen of groepen vanwege het feit dat zij behoren tot een afgebakende groep of categorie mensen en dan gaat het kennelijk niet over rationele overwegingen, bedenkingen, over ideologieën, laat staan over handelingen. Een auteur (Bleich) houdt het kort en stelt dat islamofobie het best kan worden begrepen als ongenuanceerde negatieve attitudes of emoties gericht tegen de islam of moslims vanwege het feit dat zij behoren tot een afgebakende groep of categorie mensen. Het kan als zodanig vergeleken worden met racisme of seksisme. Achterliggende ideologieën en resulterende handelingen blijven hier dan enigszins buiten de picture. Bij emoties gaat het dan om een breed scala van afkeer tot minachting, achterdocht, wantrouwen, angst, vijandigheid. Het lijkt me inderdaad goed om waar de emotiekant aan de orde is het beperkte ‘angst’ en ‘vrees’ die altijd genoemd worden uit te breiden tot andere emoties.
Kijken we naar het verschil in definitie in de Engelse Wikipedia en de Nederlandse Wikipedia. In de Engelse staat ‘Islamofobie wordt i.h.a. gebruikt om te verwijzen naar vooroordelen, haat en een irrationele angst of racisme tegenover moslims’.
In de Nederlandse Wikipedia staat: ‘Het neologisme islamofobie is een denigrerende term die gebruikt wordt om angst voor de islam als onredelijk of ziekelijk te bestempelen’. Een nogal tendentieuze en weinig wetenschappelijke definitie in mijn visie.
Afsluitend
In mijn opvatting moet een definitie zowel verwijzen naar moslims als naar de islam, naar zowel emoties en attitudes als naar het cognitieve, het ideologische, en ook naar gedrag. Tegelijkertijd moet de ruimte voor het legitiem kunnen leveren van godsdienstkritiek niet afgegrendeld worden en daar ligt wel een uitdaging waar naar ik hoop de volgende spreker op in zal gaan. Wellicht is de eerder door mij genoemde definitie wat te academisch of ingewikkeld geformuleerd (maar tenslotte hebben we het over een complex verschijnsel ), wellicht kan het iets eenvoudiger voor het dagelijks gebruik. Ik waag een poging:
Islamofobie is een ideologie die met behulp van stereotypen, vooroordelen en eruit voortvloeiende gedragingen systematisch en consistent een negatieve betekenis geeft aan ‘de islam’ en/of aan ‘moslims’. Zo worden gevoelens, houding en gedrag van mensen beïnvloed met het oog op sociale uitsluiting en discriminerende behandeling van moslims.
In ieder geval lijkt het me goed vast te houden aan het begrip islamofobie en geen andere term ervoor in de plaats te hanteren. Het bezwaar van de introductie van nieuwe termen , welke dan ook, - ik wees hierboven al op de onvolkomenheden van de verschillende begrippen - is dat het begrip islamofobie intussen al ruimschoots is ingeburgerd in zowel de wetenschap, de politiek en de maatschappij. Dat is voor mij een heel belangrijke reden geweest om ervoor te kiezen deze term te handhaven en dan maar te dealen met de tegenwerpingen. Ook waar ik sommige bezwaren kan delen. We gebruiken tenslotte ook de zeer vergelijkbare termen xenofobie en homofobie. Beter is het om aanvullend te variëren door waar het inderdaad alleen over gedrag gaat de term ‘discriminatie van moslims’ te gebruiken of als het uitsluitend over attitudes gaat ‘negatieve attitudes ten aanzien van moslims’ te gebruiken. Als namelijk - en dat gebeurt soms - iedereen weer een andere term introduceert blijven we zónder zitten en concepten zijn nu eenmaal in de sociale wetenschappen maar ook in het sociale en politieke domein belangrijke instrumenten waarmee mogelijke veranderingen kunnen beginnen. In islamofobe kringen wordt dat goed begrepen en men zet er dan ook stevig op in om dit begrip zoveel mogelijk te delegitimeren.
Déja vue
Tegelijkertijd krijg ik bij de discussie over dit begrip een sterk déja vue reactie. In de jaren tachtig waren er dezelfde soort discussies rond het begrip racisme en in zekere zin duren deze nog steeds voort, hoewel het dominante denken in Nederland de term racisme toch wel min of meer in de ban heeft gedaan. Om allerlei redenen waren er stromingen die het begrip racisme uitsluitend wilden hanteren voor het antizwart racisme en niet voor andere groepen. Er kwamen allerlei nieuwe termen zoals ‘nieuw racisme’, etnicisme enzovoort, maar geen daarvan heeft goed stand kunnen houden. Tegelijkertijd is er in Nederland een grote terughoudendheid ontstaan bij het gebruik van racisme waardoor we op dit moment eigenlijk alleen nog maar het begrip discriminatie over hebben als het gaat om een breed gedeeld begrippenkader voor het complexe maatschappelijke verschijnsel waar we het over hebben . In het strafrecht voldoet dat want handelingen kunnen strafbaar zijn maar ideeën, visies en ideologieën als zodanig niet. Naar mijn idee heeft echter het taboe op het begrip racisme de maatschappelijke strijd ertegen geen goed gedaan. Laten we zorgen dat het begrip islamofobie niet op dezelfde manier gemarginaliseerd wordt.
Ineke van der Valk is onderzoeker en schrijver van Islamofobie en Discriminatie, Universiteit van Amsterdam/MDRA Amsterdam, 2012
Meer over (getwitter en geblog over) islamofobie op dit webblog: hier
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.
Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door ons te steunen.
Meer over cmo, conferentie, definitie, discriminatie, emcemo, expertmeeting, ineke van der valk, islamofobie, spior.
Reacties
Janfrans Zuidema - 05/11/2013 20:26
Ik ben Janfrans Zuidema. Ik heb een MSc sociologie aan de RUG behaald met een scriptie over de negatieve attitudes van Nederlanders t.o.v. moslims. Er zijn niet veel sociale identiteiten waar ik achter sta, maar ik ben een overtuigd Islamofoob. Misschien moeten we eens praten. Je schijnt er zulke rare gedachten ten aanzien van Islamofoben op na te houden… ;-).
Tot horens.