Etnische diversiteit op school heeft negatief effect op leerprestaties
In achtergronden op 18-06-2010 | 09:12
15-jarige leerlingen van scholen met een grote etnische diversiteit presteren minder goed dan vergelijkbare leerlingen van scholen met een homogene samenstelling. Dat geldt zowel voor allochtone als voor autochtone leerlingen. Dit negatieve effect is voor autochtone leerlingen het sterkst in onderwijsstelsels, zoals het Nederlandse, waarin een hiërarchie van schooltypen bestaan.
Daarnaast speelt het aantal en de herkomst van allochtone leerlingen een belangrijke rol. Een hoger aandeel leerlingen uit islamitische landen op een school beïnvloedt de prestaties van alle leerlingen negatief, terwijl een hoger aandeel van leerlingen uit Zuid- en Oost Azië een positief effect heeft op de schoolprestaties van leerlingen. Tot deze conclusie komt Jaap Dronkers onder meer na empirisch onderzoek met internationale PISA data, waarvan hij in zijn inaugurele rede verslag doet.
Een hoger aandeel allochtone leerlingen op een school bevordert de onderwijsprestaties van allochtone leerlingen alleen dan, wanneer die allochtone medeleerlingen uit dezelfde regio komen. Dit geldt met name voor allochtone leerlingen uit islamitische landen en uit Zuid- en Oost Azië. Dit positieve effect van etnische homogeniteit in scholen kan de aantrekkingskracht van bijvoorbeeld islamitische, witte en joodse scholen verklaren. Met het uitspreken van de oratie Positieve maar ook negatieve effecten van etnische diversiteit in scholen op onderwijsprestaties, aanvaardt professor Jaap Dronkers op donderdag 17 juni de leerstoel ‘International comparative research on educational performance and social inequality’ aan het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht.
“Ik ben een socioloog die onderwijs bestudeert”, zegt Jaap Dronkers. “De kern van wat ik doe, is: onderwijs en ongelijkheid bestuderen. Op de eerste plaats ben ik een empiricus. Ik vind niks, ik reken uit. Mijn rol is het goed doorrekenen van aannames en veronderstellingen die mensen hebben over hoe de dingen in elkaar zitten. Dus als men zegt, zoals onlangs Nederland Kiest Kleur deed, ‘de onderwijsachterstand van migrantenkinderen komt door het slechte milieu waar ze uit komen’, dan zeg ik: dat wil ik graag narekenen. En dan luidt de uitkomst dat leerlingen afkomstig uit islamitische landen lagere onderwijsprestaties hebben dan andere vergelijkbare allochtone leerlingen. Die achterstand kan niet door de sociaal-economische achtergrond, schoolkenmerken of onderwijsstelsel verklaard worden. Het eenzijdig hameren op de sociaal-economische achterstand of kenmerken van scholen of onderwijsstelsels heeft dus geen empirische basis.”
De data die Dronkers heeft gebruikt zijn afkomstig uit de 2006-versie van het Program for International Student Assessment (PISA). Sinds 2000 wordt deze test om de drie jaar afgenomen bij 15-jarige leerlingen woonachtig in een groot aantal OECD-lidstaten. Het doel van de test is het in kaart brengen van de wiskunde-, natuurkunde- en leesvaardigheden aan het eind van de periode van verplicht onderwijs. De analyse is gebaseerd op 9.279 immigrantenleerlingen (afkomstig uit 35 verschillende herkomstlanden en woonachtig in 15 Westerse landen) en alle 76.569 autochtone leerlingen van deze 15 landen. De Nederlandse data maken alleen onderscheid tussen geboren binnen en buiten Europa en zijn daardoor onbruikbaar, maar Dronkers gaat ervan uit dat het Nederlandse onderwijs niet veel zal afwijken van de onderzochte landen.
Bron: dit bericht is overgenomen van de Universiteit van Maastricht
Lees hier de volledige oratietekst.
Meer over etnische diversiteit, jaap dronkers, moslims, onderwijs, onderzoek, universiteit van maastricht.