Balsem voor de ziel
In opinie door Anne Ruth Wertheim op 02-03-2017 | 07:46
Door Anne-Ruth Wertheim
Pas onlangs drong tot me door dat mensen met racistische vooroordelen iets te verliezen hebben: hun korte termijn genot, balsem voor hun ziel. Dat hebben ze gemeen met verslaafden. Wanneer ze afkicken raken ze die balsem kwijt. Ik heb me de laatste jaren vaak afgevraagd waarom rechtspopulisten alsmaar klagen dat ze iets kwijtraken, dat er iets van ze wordt afgepakt. Zwarte Piet om te beginnen of de vrije Tweede Pinksterdag of het voorrecht om in winkelstraten te lopen met alleen maar witte medemensen. Ik vond het zo onwaarschijnlijk dat het om zulke onbenulligheden zou gaan. Maar ik begrijp nu dat het dieper zit.
Bij verslaving hoort ontkenning en vooral ook de schuld geven aan anderen of aan de omstandigheden. Verslaafden geven niet graag toe dat ze verslaafd zijn, ze houden liever het zelfbeeld in stand dat ze heus heel goed zonder hun middel kunnen, of dat nu alcohol is of tabak of wat dan ook. Zij hebben alles onder controle en het is hun omgeving die er van alles van vindt. Dat ze ergens afhankelijk van zijn en dat ze het lekker vinden dingen te doen die eigenlijk niet mogen, maar daar klopt allemaal niks van.
Deze zelfde verschijnselen zie je bij mensen met racistische vooroordelen. Met hen is niks aan de hand, zij kijken niet neer op donkere mensen want daar hebben ze er zelfs een paar van binnen hun kennissenkring. Ze worden valselijk beschuldigd door de linkse Gutmenschen die bij het minste of geringste de racismekaart trekken. Hun afkeer van moslims heeft niets te maken met racisme, want de islam is geen ras maar een religie of hooguit een ideologie en die mag je beschimpen. En dat ze het lekker vinden achter leiders aan te lopen die dingen zeggen die eigenlijk niet mogen, is een verzinsel van degenen die met hun Godwins tot vervelens toe de dertiger jaren erbij halen.
Verlies van korte termijn genot
Mijn vergelijking tussen verslaafden en mensen met een racistisch gedachtegoed gaat over het verlies dat beide groepen lijden wanneer ze ermee stoppen. Alle andere aspecten van verslaving, of het nu om lichte vormen gaat of om ernstige, laat ik buiten beschouwing: of en in hoeverre verslaving moet worden opgevat als een ziekte en of er al dan niet psychische factoren meespelen, aangeboren of tijdens het leven opgedaan. Mij gaat het er uitsluitend om te laten zien dat mensen wanneer ze clean worden werkelijk iets verliezen: hun korte termijn genot. En dat ik verwacht en hoop dat ze er op de lange termijn iets beters voor in de plaats krijgen.
Hoe dat genot eruit ziet bij mensen met racistische vooroordelen is interessant om je in te verdiepen. Het is eigenlijk een dubbel genot, twee soorten heerlijke gevoelens die geen van beide te versmaden zijn. Het eerste gevoel is dat zij beter zijn dan de niet-westerse immigranten. Je verheven voelen boven een minderheidsgroep geeft de illusie van een verhoogde eigenwaarde - gelukkig ben jij niet zoals zij! Zij met hun achterlijke opvattingen en gedrag, nee dan heb jij het getroffen dat je een vertegenwoordiger bent van de hooggeprezen westerse cultuur.
Eenheidsgevoel
Het andere heerlijke gevoel dat mensen met een racistisch gedachtegoed ervaren bestaat uit het beleven van een eenheidsgevoel. Het gevoel één te zijn met alle mensen die er net als jij van overtuigd zijn dat de moslims de oorzaak zijn van alle ellende in de wereld. Samen een aangewezen, vastomlijnde zondebok buitensluiten maakt dat je ergens bij hoort, deel uitmaakt van een groep gelijkgezinden. Met in dit geval het bijkomende voordeel dat de zondebokken uiterlijk herkenbaar zijn in de openbare ruimte. In een wereld vol tegenstellingen en verwarring biedt het soelaas om tenminste niet meer van mening te hoeven verschillen over de vraag wie daarvoor verantwoordelijk zijn.
Tijdens mijn jarenlange leraarschap was ik er getuige van hoe klassen genoten van hun eenheidsgevoel ten aanzien van hun zondebokken. Al mijn gepraat met de pesters en de gepesten was vergeefs zolang het mij niet lukte de omstanders te bereiken – deze meelopers waren het immers die het pesten gaande hielden met hun gegrinnik of zelfs met hun zwijgen. Maar zij lieten zich niet zomaar beroven van hun gezamenlijk besef een hekel te hebben aan de zondebok, die het er in hun ogen ook nog eens zelf naar maakte. Ze voelden feilloos aan dat al hun onderlinge ergernissen, ruzies en jaloezieën dan onmiddellijk weer zouden gaan opspelen.
Met de klaagzangen over de moslims is iets paradoxaals aan de hand. Wanneer moslims zich erover beklagen aansprakelijk te worden gesteld voor aanslagen waaraan ze part noch deel hebben, geven de islamofoben ze te verstaan dat ze tegen een stootje moeten kunnen. Ze moeten niet kleinzerig doen en vooral niet in een slachtofferrol gaan zitten. Maar de pot verwijt de ketel, want zijzelf kunnen er niet genoeg van krijgen zich te beklagen over de last die zij van moslims ondervinden: ze moeten luisteren naar hun gebedsoproepen, krijgen geen hand wanneer dat zo hoort, moeten in het straatbeeld aankijken tegen schotelantennes en in het openbaar vervoer tegen hoofddoekjes. En dat alles terwijl zij deel uitmaken van de meerderheid en daaraan levenslang het recht ontlenen op een onveranderlijke leefomgeving. Tegen de islamofoben hoor je nooit zeggen dat zij huilebalken zijn die in een slachtofferrol gaan zitten, naar hun zelfbeklag moet nu eindelijk eens worden geluisterd.
Troost
Natuurlijk maakt het uit aan welk middel iemand verslaafd is en hoe ernstig. Maar zelfs degenen onder ons die er alleen maar moeite mee hebben van zoetigheid af te blijven, realiseren zich dat ze op zoek zijn naar troost. Iets dergelijks schijnt te gelden voor kicks waarbij je in een gelukzalige roes terechtkomt die maakt dat al je onzekerheden, schuldgevoelens en tekortkomingen hun gewicht verliezen. Je verheft je boven het aardse gewoel en beleeft een gevoel van onoverwinnelijkheid. Een ander type kicks verdrijft gevoelens van eenzaamheid en verlatenheid. Je krijgt de gewaarwording van een soort eenwording met de hele wereld of zelfs met het heelal en er daalt een weldadige rust op je neer. Al met al volkomen begrijpelijk dus als mensen hun afkickmoment voortdurend voor zich uitschuiven.
In het voormalige Nederlands Indië en in wat destijds West-Indië heette, voelden de Nederlanders zich verheven boven de oorspronkelijke bevolkingen en zij zouden in grote moeilijkheden zijn geraakt wanneer zij afstand hadden moeten doen van die superioriteitswaan. Eeuwenlang rechtvaardigden ze hiermee immers dat zij de mensen voor zich lieten sloven tegen karige beloningen en er niet voor terugdeinsden dit af te dwingen met geweld tegen de enkelingen die in opstand kwamen. Om hun schuldgevoelens er onder te houden, praatten zij zichzelf en elkaar aan dat deze mensen niet anders konden en wilden, want dat ze traag van begrip waren, lui en ongedisciplineerd, kinderlijk en goedgelovig en dat ze daar niks aan konden doen, want zo waren ze nu eenmaal geboren. Ditzelfde gold natuurlijk voor de slavernij, alleen ging het daar niet om oorspronkelijke bewoners maar om plantagearbeiders die vanuit Afrika werden aangesleept.
Uitbuitingsracisme en concurrentieracisme
De vooroordelen van dit uitbuitingsracisme waren nog springlevend toen er Surinamers en Antillianen naar Nederland kwamen. En toen de Marokkaanse en Turkse gastarbeiders hier binnenkwamen kregen die er meteen een portie van mee. Over hen werd wat lacherig gedaan: ze waren te stom om Nederlands te leren en wilden zelf niet anders dan het zware en vuile werk doen, want dat waren ze zo gewend in de achterlijke berggebieden waar ze vandaan kwamen. Zolang ze zich zonder morren in die situatie schikten, mochten ze blijven. In het tegenwoordige Nederland en ook in de rest van Europa is dit neerkijken wel afgenomen, evenals de minachting. Maar het blijft verleidelijk in de waan te verkeren dat je meer en beter bent dan de aan hun uiterlijk herkenbare niet-westerse immigranten.
Toen in Europa deze bevolkingsgroepen en vooral hun nakomelingen begonnen hogere opleidingen te volgen en betere banen te krijgen, werden ze geduchte concurrenten van de gevestigde bevolkingen. En daarmee kregen ze bovenop het uitbuitingsracisme te maken met een tweede en zo mogelijk nog virulentere vorm van racisme: het concurrentieracisme, waarbinnen het zondebokmechanisme een centrale rol speelt. De mensen die doelwit zijn van deze vorm van racisme worden verre van dom gevonden of lui. Integendeel, ze worden ervan beticht sluw te zijn, onbetrouwbaar en angstaanjagend. Dit concurrentieracisme komt overal op de wereld voor waar handelsminderheden moeten concurreren met gevestigde bevolkingen, zoals ooit de Chinezen in Nederlands Indië en de Indiërs in Oeganda. In de hevige concurrentiestrijd werd hen de functie van zondebok toebedeeld en dat leidde periodiek tot massaal geweld met het doel de groep te verjagen. Het spreekt vanzelf dat in het vooroorlogse antisemitisme in Europa de kenmerken van het concurrentieracisme moeiteloos te herkennen zijn.
Maar hoe zit het nu met het verhaal dat moslimhaat geen racisme zou zijn, maar niets anders dan kritiek op de islam? Iedereen die zich een beetje heeft verdiept in de racistische vooroordelen die overal op de wereld al eeuwenlang rondwaren, weet dat religieuze elementen onlosmakelijk verbonden zijn met alle vormen van racisme. In het uitbuitingsracisme tegenover gekoloniseerde volkeren en tegenover de slaven zat steevast het vooroordeel dat zij bijgelovig waren of anders wel ‘lagere’ vormen van religie aanhingen. En bij het concurrentieracisme worden de in wezen economische drijfveren vertroebeld met religieuze beschuldigingen, waarbij naar hartenlust wordt geciteerd uit verschillende heilige boeken. In het antisemitisme in het vooroorlogse Europa werd van de joden gezegd dat zij hadden staan juichen bij de kruisiging van Jezus en kinderbloed in hun matses stopten. Ook meerderheden die proberen concurrerende minderheden te verdrijven, beter bekend als etnische zuivering, doen het vaak voorkomen alsof ze daar religieuze redenen voor hebben. Het beschuldigen van moslims door selectief te citeren uit de Koran, is dus niet uit de lucht komen vallen.
In Nederland en in heel Europa is met de opkomst van het concurrentieracisme ten aanzien van de niet-westerse immigranten en hun nakomelingen, een eigenaardige mengvorm ontstaan waarin beide soorten vooroordelen naast elkaar voorkomen. Er wordt nog steeds neergekeken op mensen met een niet-witte huidskleur. Maar tegelijkertijd is er steeds meer sprake van afgunst op diegenen onder de immigranten en hun nakomelingen die het prima doen. Gek genoeg wordt er in de hedendaagse discussies over racisme nauwelijks aandacht besteed aan de betekenis van concurrentie en aan de bijbehorende jaloezie als drijvende kracht achter het concurrentieracisme. Dat zou te maken kunnen hebben met het zware taboe dat in onze maatschappij rust op jaloezie.
Tot slot
Ik was me er nooit zo van bewust dat het opgeven van racistische vooroordelen helemaal geen pretje is. Net als het opgeven van een verslaving doet het pijn en betekent het zowel een wezenlijk verlies aan gevoelens die het ego strelen, als aan de gewaarwording van eenheid. Het is treffend dat het precies deze twee gevoelens zijn die ook een rol spelen in de bestaande situatie met die twee verschillende soorten racisme. De ene waarbij wordt neergekeken op de niet-westerse immigranten en hun nakomelingen en de andere waarbij verbondenheid wordt beleefd met mensen die dezelfde opvattingen hebben over de nieuwe zondebokken, de moslims.
Net als bij verslavingen zou je natuurlijk willen dat de mensen inzien dat hun korte termijn genot, de balsem voor hun ziel op den duur heilloos is, zowel voor henzelf als voor hun omgeving. Want dat er geweld kan uitbreken wanneer racistische vooroordelen maar vaak genoeg herhaald worden en beetje bij beetje vastkleven in de hoofden van genoeg mensen. Maar vooral ook omdat alles wat ze ervoor terugkrijgen honderd keer voordeliger is, ook voor henzelf. Deel uitmaken van een vredig levende bevolking waarbinnen gestreefd wordt naar gelijkwaardigheid, iedereen zichzelf kan zijn en onderlinge verschillen worden benaderd met nieuwsgierigheid en respect. En waarbinnen zoals de Grondwet voorschrijft niemand wordt gediscrimineerd.
Maar ik ben niet optimistisch dat het snel die kant op gaat. Wel heb ik een onwrikbaar vertrouwen in de menselijke geest die in staat is tot het opdoen van nieuwe inzichten en zelfinzicht en tot het analyseren van de werkzame mechanismen en wat die teweeg brengen. En gelukkig rest ons nog wel enige tijd om het onheil te keren.
Anne Ruth Wertheim (1934) is publiciste. Ze is geboren in Jakarta (Indonesia). Ze was werkzaam als lerares biologie en spande zich in voor onderwijsvernieuwing. Haar onderzoek naar het wezen van het racisme begon met haar eigen ervaringen in een Japans oorlogskamp en de geschiedenis van haar joodse familie in Europa, maar ook met de lessen van haar vader, de socioloog Wim F. Wertheim (1907-1998). Hij onderscheidde twee soorten racisme: uitbuitingsracisme (gebaseerd op neerkijken en minachting) en concurrentie racisme (gebaseerd op afgunst, wantrouwen en angst), die zij uitwerkte en toepaste op de hedendaagse situatie in Europa. Ze is lijstduwer op de kieslijst van Artikel 1.
Meer van en over Anne-Ruth Wertheim op haar site en op Republiek Allochtonië.
Volg Republiek Allochtonië op twitter of like ons op facebook.
Republiek Allochtonië wordt op vrijwillige basis onderhouden. Waardeert u ons vrijwilligerswerk? U kunt het laten blijken door een bijdrage over te maken op rekeningnummer NL12INGB0006026026 ten name van de stichting Allochtonenweblog te Amsterdam. Met een donatie van 5 euro zijn we al blij. Meer mag ook!
Meer over anne ruth wertheim, concurrentieracisme, racisme, vooroordelen.