Baard en boerka zijn niet verdacht

In opinie door Dimitri Tokmetzis op 15-02-2011 | 12:06

Tekst: Dimitri Tokmetzis

In een samenleving die geobsedeerd lijkt te zijn door het voorkomen van aanslagen en criminaliteit ligt discriminatie op de loer. Er zijn alternatieven: kijk naar het individuele gedrag in plaats van afkomst of laat een objectieve computer zoeken. Maar zo simpel is dat nog niet.’In onze samenleving is er de laatste jaren de sterke neiging om problemen van een etnisch label te voorzien’

Toegegeven, Utrecht Centraal Station is een makkelijk doelwit. Maandagavond tijdens spitsuur wurmt de forensenkudde zich door de traverse van Hoog Catharijne naar de stationshal. Op een verhoging schuin onder het blauwe bord met vertrektijden zit een man met een grote, splinternieuwe koffer. Hij heeft een lichtbruine huidskleur, ik vermoed Indiaas, of Pakistaans. Zijn kleding is sjofel. Hij staart strak voor zich uit en prevelt iets. Een gebed? Of is hij verward? Waarom trekt deze man de aandacht? Is het zijn gedrag? Zijn huidskleur? De nieuwe koffer in combinatie met de versleten kleren? Kun je uit zijn uiterlijk en gedrag opmaken wat zijn intenties zijn?

Veiligheidsdiensten en beleidsmakers worstelen met deze ongemakkelijke vragen. De druk om aanslagen te voorkomen, is groot. Liever een internationale trein ontruimen omdat een passagier ‘iets verdachts’ zag, dan het risico van een aanslag lopen. De overheid is daarom hard op zoek naar voorspellers, informatie die iets zegt over de kans dat iemand de fout in gaat, of iemand in een verdacht profiel past.

Maar in een tijd van religieus geïnspireerd geweld ligt het gevaar op de loer dat die profielen betrekking hebben op iemands afkomst, ras, etniciteit of religie. Hoeveel ‘aanslagen’ zijn er de laatste jaren niet met groots vertoon verijdeld? In alle gevallen ging het om verdachten van niet-Nederlandse afkomst: de twaalf Somaliërs die afgelopen kerstavond werden opgepakt, de Marokkaanse familie na de Ikea-bommelding in 2009, de drie islamitische mannen die volgens de inlichtingendienst AIVD in 2007 met Oud en Nieuw dood en verderf hadden willen zaaien, de twee moslims die in 2005 in een internationale trein werden gearresteerd omdat ze in de wc aan het bidden waren. Waakzaamheid en discriminatie liggen niet ver van elkaar af.

Taboe

Ieder mens doet aan profileren. We dichten anderen bepaalde kenmerken toe op basis waarvan we onze opstelling jegens die ander bepalen. Als we op straat lopen reageren we anders op een tegemoetkomende jonge vrouw in mantelpak dan op een aantal luidruchtige capuchondragende jongens. Er zijn niet veel aanwijzingen dat etnisch profileren door de overheid op straatniveau veel plaatsvindt, al moet daarbij gezegd worden dat er nauwelijks onderzoek naar is gedaan (zie kader).

Volgens Quirine Eijkman, senior onderzoeker aan het Centre for Terrorism & Counterterrorism van de Universiteit Leiden, zijn beleidsmakers en rechtshandhavers echter te stellig dat etnisch profileren niet plaatsvindt. ‘Ik geloof best dat de intentie er inderdaad niet is, maar dat zegt nog niets over de discriminatoire effecten van beleid in de praktijk.’ Als voorbeeld noemt ze de Verwijsindex Antillianen. Het idee is om Antilliaanse probleemjongeren te registreren in een aparte database. ‘Dit plan is inmiddels van tafel, maar je ziet dezelfde discussie ontstaan bij de registratie van Roma.’

Een ander voorbeeld is volgens Eijkman preventief fouilleren. ‘Op zichzelf is het idee daarachter niet om etnisch te profileren. In de praktijk gebeurt dat soms wel. Preventief fouilleren gebeurt vaker in achterstandswijken en daar wonen nu eenmaal veel allochtonen.’ Een soortgelijk fenomeen doet zich voor bij de drugscontroles voor alle vluchten uit Suriname. ‘We pleiten er al langer voor om onderzoek te doen naar etnisch profileren in Nederland, maar ik merk in mijn contacten dat het gevoelig ligt.’

Etnisch profileren is allesbehalve onschuldig, zegt Peter Rodrigues, senior onderzoeker bij de Anne Frankstichting. Het kan leiden tot stigmatisering en vervreemding. ‘In onze samenleving is er de laatste jaren de sterke neiging om problemen van een etnisch label te voorzien. In de bestrijding van de scootercriminaliteit in Amsterdam hoorde ik de politie bijvoorbeeld zeggen dat ze vooral Marokkaanse jongens op de korrel namen. En afgelopen zomer werden vooral Poolse vrachtwagenchauffeurs door de politie aan een alcoholcontrole onderworpen. We zijn dit soort uitspraken en acties heel normaal gaan vinden.’

Het kan volgens Rodrigues gevaarlijk zijn om hele bevolkingsgroepen weg te zetten. ‘Ongeveer zeventig procent van de opgeloste criminaliteit wordt überhaupt opgelost omdat burgers naar voren komen met informatie. Als je een groot deel van die burgers het idee geeft dat de politie het op hen heeft voorzien, zullen die dat niet zo snel meer doen.’

Jihadisme

Een aantal overheidsdiensten is niet doof voor deze kritiek. Na de moord op Theo van Gogh werd in Den Haag kwistig gestrooid de termen moslimsextremisme en islamitisch terrorisme. Inmiddels hanteren de meeste overheidsdiensten aanduidingen als jihadistisch extremisme of jihadisme. Daarnaast is bij enkele overheidsinstellingen zoals de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en de inlichtingendienst AIVD het besef doorgedrongen dat het nuttiger is naar gedrag te kijken dan naar afkomst, religie of ras.

Op de 25ste verdieping van de Hoftoren in Den Haag kijken Thomas Voskuil van de NCTb en Maaike Lousberg, onderzoeker bij TNO, uit over de mierenhoop die Den Haag vanuit deze hoogte is. Het is hun taak om te zorgen dat daar beneden niemand een trein opblaast.

De NCTb sponsort een onderzoeksprogramma waarin verdacht gedrag wordt gedefinieerd. Die verdachte gedragingen worden door camera’s geautomatiseerd herkend, zodat beveiligers eerder kunnen ingrijpen. Op zeven stations in Nederland (Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Den Haag HS en Centraal en Eindhoven) wordt voor 25 miljoen euro aan camera’s opgehangen.

De camerasoftware kijkt niet naar baarden en boerka’s, maar naar wat mensen doen in de publieke ruimte. Het ‘probleem’ is echter dat in Nederland nauwelijks ervaring is met terroristische aanslagen en dus ook niet met terroristisch gedrag. In Israël zijn er wel gedragsprofielen ontwikkeld, maar die zijn niet zondermeer op de Nederlandse praktijk toepasbaar. ‘Wat in sommige culturen afwijkend gedrag is, is in andere culturen heel normaal’, zegt Lousberg. ‘In Aziatische culturen is het bijvoorbeeld niet netjes om iemand met gezag rechtstreeks aan te kijken, terwijl wegkijken in onze cultuur juist weer verdacht is.’

Lousberg stelde na uitgebreid onderzoek en consultatie met een crossculturele psycholoog een lijst van 196 verdachte gedragingen vast, waarvan er ongeveer 7 procent cultureel bepaald zouden zijn. ‘De resterende gedragingen zijn niet gebonden aan ras, levensovertuiging of nationaliteit. Ze kunnen ook van toepassing zijn op rechts-, links of moslimextremisme.’

Of techniek dergelijk afwijkend gedrag ook vol-automatisch kan herkennen is weer een heel andere vraag. In casino’s in Las Vegas schijnt enige ervaring te zijn met het automatisch herkennen van fraudeurs In Nederland zijn we nu zover dat sensoren ongeveer 6 procent van deze gedragingen detecteren. Lousberg verwacht binnen binnenkort op 40 procent uit te komen. Verdachte gedragingen zijn bijvoorbeeld lang drentelen of een koffer of groot object achterlaten. Op termijn kunnen patronen van looproutes worden gemaakt. Wie zich buiten zo’n patroon begeeft en andere verdachte gedragingen toont, wordt opgemerkt. ‘We hebben berekend dat 54 procent van de gedragingen waarschijnlijk nooit door een machine kunnen worden opgemerkt. Dan heb je het over subtiele bewegingen in het gezicht of trillende handen. Mensen zien die signalen vaak wel. Daarom is het belangrijk na en naast een eventuele automatische detectie van mogelijk verdacht gedrag een mens voor nadere beoordeling te sturen ‘

Micro-expressies

Verfijndere profileringstechnieken worden al enkele jaren op luchthavens al toegepast. In de VS hanteert de Transportation Security Administration (TSA) het zogenoemde SPOT-model, Screening Passengers by Observation Technique. Beveiligers zoeken naar verborgen bedoelingen bij passagiers door op minieme aanwijzingen in de lichaamstaal te letten, de zogenoemde micro-expressies: een nerveuze tik van een mondhoek, gefriemel aan een ritssluiting.

In een artikel in Nature van afgelopen juni legt journalist Sharon Weinberger echter bloot dat de wetenschappelijke basis voor het SPOT-model flinterdun is. Ook de Amerikaanse Rekenkamer is niet van nut en noodzaak overtuigd. Voor zover bekend is met deze min of meer objectieve observatiemethode geen enkele terrorist gepakt.

Een snel opkomende vorm van profileren is geautomatiseerde profilering door middel van datamining. Hierbij worden in grote databanken de informatie zoals reis-, betalings- en communicatiegegevens over individuen doorzocht. De software geeft aan wie op basis van die informatie een groter risico vormt. Dit lijkt objectief, maar kan juist discriminatie in de hand werken.

Stel je hebt twee reizigers. Een vrouw van 45 reist vliegt wekelijks tussen Heathrow en Schiphol waarbij het ticket door Microsoft wordt betaald. Een man van 21 reist met een enkeltje uit Pakistan, bestelt een halal-maaltijd aan boord en zijn ticket is betaald door een onbekende stichting. De grenswachter kan niet iedereen aan een uitgebreide controle onderwerpen. Wie zal hij extra controleren?

Het gebeurt steeds vaker dat computers helpen met deze keuze. Ze kijken naar al die verschillende kenmerken van individuen en maken op basis daarvan een voorspelling dat een individu tot een risicogroep behoort. De controleur ziet vervolgens alleen tot welke groep een individu behoort. De achterliggende informatie zit in een moeilijk te doorgronden database.

In Nederland loopt op dit moment het programma Vernieuwing Grens Management dat een min of meer geautomatiseerde grenspassage mogelijk maakt. Reizigers die als ‘laag risico’ te boek staan, mogen na een geautomatiseerde biometrische controle doorlopen. Reizigers met een ‘hoog risico’ worden aan extra handmatige controles onderworpen. In het Nationaal Informatie Analysecentrum Grenstoezicht (NIAG) worden alle passagiersgegevens geautomatiseerd doorzocht op verdachte aanwijzingen en vergeleken met terroristische en criminele opsporingslijsten.

In hoeverre etnische kenmerken of afgeleiden daarvan zoals maaltijdvoorkeuren of reisgeschiedenis daarbij gebruikt worden, is onduidelijk. Ik deed een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur om de precieze werking van deze risicoprofilering bloot te leggen. Het ministerie van Justitie en Veiligheid zegt echter geen documenten over risicoprofilering te hebben, wat vreemd is omdat het één van de pijlers van het grensprogramma is. Een bezwaarprocedure loopt.

Volgens universitair docent Bart Schermer blijft het oppassen geblazen met dit soort grote systemen. Hij is verbonden aan het onderzoeksprogramma Discrimination Aware Datamining van de universiteiten Leiden en Eindhoven en de NWO. ‘Geautomatiseerd profileren is en blijft een simplificatie van de werkelijkheid. Je beoordeelt mensen op een beperkt aantal gegevens en plaatst ze op basis daarvan in een risicogroep. Het is maar de vraag of de gegevens altijd juist zijn.’

Of dat de aannames kloppen, want wat is het verband tussen het bestellen van een halal-maaltijd en de kans om terrorist te zijn? Schermer: ‘De discussie gaat meestal over hoeveel zo’n systeem kost of wat de privacyaspecten ervan zijn. Maar belangrijker nog is om kritisch te kijken naar de regels en aannames waarop een datamining-systeem beslissingen baseert. Als die discriminerend zijn, dan zal het discriminerend effect van geautomatiseerd profileren op personen des te groter zijn.’

Dimitri Tokmetzis is blogger op het weblog Sargasso. Dit stuk is ook verschenen in Wordt Vevolgd en op Sargasso en met toestemming van Dimitri ook op Republiek Allochtonie geplaatst.


Meer over Dimitri Tokmetzis, discriminatie, profiling, radicalisering, terrorisme.

Delen: